Brommers - Astrid Schoots
Brommers - Astrid Schoots
Wanneer iemand moeizaam of helemaal niet kan zingen, slecht wijs kan houden of een toon niet of alleen bij benadering kan nazingen, is er vaak sprake van zogenaamd "brommen". Dit verschijnsel doet zich op alle leeftijden voor. In grote lijn geldt bij het brommen zowel voor kinderen als voor ouderen hetzelfde wat betreft achtergrond, oorzaak, verschijningsvorm en zelfs remedie. Een verschil is, dat het brommen bij volwassenen soms moeilijker te overwinnen is. De oefeningen voor kinderen en voor volwassenen zijn in de kern hetzelfde, hoewel de aanpak of werkwijze uiteraard heel verschillend is.
In het hiernavolgende richt ik mij op kinderen.
Verschillende soorten van brommen
- te lage, soms wegvallende zang
- monotoon mompelende zang
- luide, ruwe, halfsprekende zang
- zingen in te kleine intervallen
- zuivere zang, maar met een melodielijn, die parallel onder de bedoelde hoogte ligt
- behalve brommers bestaan er ook de zogenaamde "piepertjes". Dit zijn vaak heel muzikale kinderen die zichzelf bij gezamenlijk zingen niet kunnen horen. Hierdoor krijgen zij de neiging heel hoog te gaan zingen (komt niet vaak voor)
Wel laten zingen!
Een brommer vraagt extra zorg en aandacht, maar zelf is het kind er zich doorgaans (in het begin) niet van bewust: het zingt graag en onbekommerd mee, vaak heel hard en enthousiast! (dit verandert later, zo rond het 7e jaar: door reacties van andere kinderen zal het onbekommerde helaas omslaan in het tegendeel).
Wanneer een kind vanwege het brommen niet mag meezingen, is dat een hardvochtige en onpedagogische maatregel. Hierdoor wordt de kans klein, dat het kind eroverheen groeit; bovendien kan dit buitensluiten in het latere leven kwalijke gevolgen hebben.
Anderzijds heb je echter ook te maken met het muzikale gevoel van de overige kinderen: probeer met gevarieerd musiceren en creatieve oplossingen (soli-tutti, instrumentaal-vocaal, in groepjes zingen, bij canons beginnen met de niet-brommers) zo vaak mogelijk toch tot "schone klanken" te komen. In zeldzame gevallen zal de oorzaak van het brommen puur organisch of fysiek zijn. Een arts kan misschien verder helpen. In de meeste gevallen echter is er iets anders aan de hand.
Vaak van korte duur
Wanneer kinderen niet gewend zijn om te zingen, zal in het begin (kleuterklas, eerste klas) op grote schaal gebromd worden. De klank is nog ongevormd, globaal en zoekend. De vreugde is er niet minder om; bovendien zal dit brommen van korte duur zijn. In enkele weken kan dit al veranderen.
In het algemeen gesproken kan bij het klassikale zingen de heldere, gezamenlijke kinderklank rond het zesde, zevende jaar tevoorschijn treden. (Ten overvloede: het gaat hier dus niet om kinderen die al zelfstandig kunnen zingen, maar juist om die grote groep die pas op school tot zingen gebracht wordt).
Wanneer nu die helderder klank zich ontwikkelt, zal waarschijnlijk een klein groepje kinderen (5 tot 7%) zich steeds meer in klank gaan onderscheiden. Om deze kinderen gaat het; dit zijn de klassieke brommers, die in de meeste gevallen heel goed te helpen zijn. Er onderscheiden zich twee soorten.
Gebrek aan concentratie en luistervermogen
In de eerste plaats gaat het om brommen door gebrek aan concentratie en luistervermogen. Dit kan psychische oorzaken hebben (angst, onveiligheid, agressie, nervositeit, egocentrisme). Wanneer dit door tijdelijke, uiterlijke factoren komt, normaliseert het zingen meestal wanneer de oorzaak verdwijnt.
Om je een voorstelling te maken van de invloed van (psychische) factoren op het stemgebruik, is het goed om je te realiseren, dat het tot stand komen van een toon een gecompliceerd proces is.
- Men begint bijvoorbeeld met het aangeven van de begintoon van een lied: naar deze toon moet een kind kunnen luisteren, en deze toon kunnen waarnemen. Heeft het kind een goede luisterhouding? Komt de toon echt "aan"? Heeft het een muzikaal gehoor?
- De volgende stap is het innerlijk voorstellen van die toon.
Dit is soms een ongewone prestatie. Het kind heeft misschien wel goed geluisterd, maar kan zich vervolgens deze toon niet innerlijk voorstellen, of het van binnen horen.
Brommers - Astrid Schoots
- Na het innerlijke voorstellen komt het voortbrengen van deze toon, het zingen ervan. Ongeoefendheid bij het overdragen van de voorgestelde toon naar de stembanden kan een op zich goed gehoorde en voorgestelde toon alsnog doen mislukken. De toon moet gerealiseerd worden.
- Wanneer na de voorgaande stappen de toon uiteindelijk gezongen wordt, moet er controle plaatsvinden. Het kind moet kunnen horen of de toon inderdaad hetzelfde is, als het wilde zingen. Het moet zich de innerlijke toon kunnen herinneren, de eigen toon kunnen horen en dit gehoorde kunnen bijstellen. Vervolgens moet het de toon ook nog in zuiverheid afstemmen op de toon van de anderen.
Het is begrijpelijk dat in dit traject iets kan misgaan, zeker wanneer een kind niet goed in zijn vel zit. Aan de andere kant blijkt dit soort van brommen betrekkelijk makkelijk te verhelpen te zijn, wanneer de omstandigheden voor het kind zich verbeteren, of wanneer er gericht aan gewerkt wordt.
Registerbrommers
Op de tweede plaats is er een soort brommers, die we registerbrommers noemen. Wanneer het de gewoonte is te laag en te hard te zingen of veelvuldig te schreeuwen, kan stembederf ontstaan. Door op een extreme manier eenzijdig de borststem te gebruiken, kan de stembandfunctie gestoord worden. Op den duur kan het kopstemgebied verkommeren en kan alleen nog van het lage register gebruik gemaakt worden. De toon a' of b' is dan de absolute bovengrens.
Deze soort van brommers is een moeilijke groep, die meer geduld vraagt in het trachten te verhelpen. De kinderen nemen wel toonafstanden, melodie en muzikaal verloop waar, maar zij schuiven het geheel naar beneden. Wanneer je (in) een lied lager gaat zingen, zakken zij namelijk mee. Doordat zij wel in staat zijn fouten te herkennen en verschillen ten opzichte van de omgeving waar te nemen, ontstaat onzekerheid en kan er alsnog de hiervoor beschreven vervorming optreden. In deze situatie is er ook, maar in mindere mate, sprake van een "hoorprobleem", maar ligt de nadruk op onvermogen tot registermenging en koppeling naar de stembanden.
Remedies
Bij de eerstbeschreven groep is het belangrijk om aan het luistervermogen te werken, bij de tweede groep zal de nadruk liggen op het mengen van kop- en borststem: bij beide groepen echter moet stevig gewerkt worden aan herstel van zelfvertrouwen: dit zijn de belangrijkste uitgangspunten.
Je kunt de oefeningen voor een specifiek doel maken, maar er zijn ook allerlei mengvormen denkbaar. De nu navolgende oefeningen of spelletjes wil ik slechts als idee aanreiken.
- Luisteren en concentreren
De muzikale attitude, die in de muziekpedagogie-syllabus is beschreven bij de eerste en tweede klas, vormt in feite de basis in de luisterhouding. Lees aldaar. Verder:
- Kind staat met de rug naar de klas of groep. Andere kinderen gaan op muizenvoetjes stil erachter staan. "Hoeveel kinderen staan er nu?"
- Met een eenmaal aangeslagen bekken rondlopen, liefst achter de kinderen langs. "Hoor je hem nog?"
- Twee kinderen staan rug aan rug, dwars voor de groep. Ieder heeft twee slaghoutjes. Om de beurt wordt op een bepaalde manier getikt (kruislings, evenwijdig, uiteinden op elkaar, wrijvend, strijkend, enzovoort), het andere kind probeert dit goed te horen en na te doen. De groep ziet en hoort de verschillen; of overeenkomsten!
Dit principe kan natuurlijk op meerdere (slag)instrumenten, bijvoorbeeld op een bekken: sla je met klopper, vinger of nagel, in het midden of aan de rand? Met slaghoutjes echter is het 't meest veilig, de klank is niet gauw lelijk of te hard.
- Wanneer je zelf bij het zingen luisterend rondloopt, zal dit bij de kinderen concentratie oproepen. Zacht zingen bewerkt hetzelfde. Bij het brommende kind zachtjes aan het oor meezingen versterkt het naar-binnen-luisteren: "zing maar hoog in je hoofd".
- Hoe meer de voorbeeldtoon verwant is met die van de brommer, des te eerder zal het kind deze kunnen waarnemen en de eigen toon kunnen veranderen naar een goede toon. Het brommende kind hoort en plaatst een vrouwenstem makkelijker dan een mannenstem; een kinderstem geeft het beste resultaat. Bij instrumenten zal de toon van een tenorfluit beter aankomen dan die van een sopraanfluit, daar deze laatste een octaaf boven de vrouwen- of kinderstem ligt. Een laag bespeelde viool of een basxylofoon is ook heel goed bruikbaar.
- Motoriek, beweging inschakelen
- Door bij het zingen te bewegen, bewerkstellig je tenminste de volgende zaken. Ten eerste wordt de aandacht van de blokkade -en daarmee een belangrijke remmende psychologische factor- afgeleid. Ten tweede zal het kind zich met hart en ziel op de beweging richten, en daarbij vergeten dat het nog iets met zijn stem doet. De kans op mooie tonen wordt daarbij groter. Ten derde zal de grotere lichaamsbeweging een stimulerende invloed hebben op de kleinere strottenhoofdbeweging.
- Allerlei vormen zijn denkbaar: je kunt bewegingen verzinnen die gewoon prettig om te doen zijn. Je kunt ook met gerichte maat/ritme- of melodiebewegingen werken. Je kan bijvoorbeeld de melodie met hoog-laag bewegingen met armen en handen uitdrukken. Of een liedje zingen (boerinnetje van buiten) terwijl je de puls loopt of de maat stampt; met armzwaaien kan je deze "schwung" versterken. Dit principe kan je zo krachtig of fijntjes maken als je maar wilt: om een beweging echt werkzaam te maken is het goed om van buiten naar binnen te werken, de grote beweging steeds kleiner, stiller en fijner al herhalend te verinnerlijken, van volle handen en voeten naar vingertoppen en tiptenen, zelfs zozeer verstillend dat je tot in de voorstelling toe eindigt. Het zingen kan mee "naar binnen", of kan later de beweging overnemen.
- Zingen van kleine motiefjes of enkele tonen combineren met ballen gooien; door de werpbeweging stroomt de toon makkelijker mee naar buiten.
- Met meerdere kinderen in een kring; iedereen heeft een bal in de hand. Ritmisch en in ademende beweging de bal doorgeven: ontvangen, overpakken van links naar rechts, doorgeven. De bal kan van warm rood koper zijn, of van zacht textiel, maar ook flinke kiezels kunnen plezierig zijn. Een wekkende variant is, wanneer niet iedereen een bal heeft, maar de beweging toch stromend door moet gaan.
- Glissandogeluiden, in combinatie met het uit een hurkzit omhoog komen in een sprong, de armen meezwaaiend. Opnemen in een of ander spel of verhaal.
- Alle kring- en bewegingsspelen zijn heilzaam, zeker met het oog op brommen.
- Registermenging
- De bovengenoemde glissandi zijn heel geschikt om vanuit de borststem ook de kopstem te ontwikkelen: al hoger gaand met de stem moet een kind op een gegeven moment overschakelen op kopstem, hoe summier dan ook.
Je kan dit ook bespoedigen door van boven naar beneden te glijden, dit is een minder grove en meer muzikale weg. Maar om in dat bovengebied te kunnen geraken moet je soms eenvoudigweg daar beginnen, waar het brommende kind zich doorgaans bevindt: het borststemgebied.
Bij kinderen vanaf ongeveer negen jaar kun je dit soort onkunstzinnige oefeningen droog onderzoekend en uitproberend doen, mits niet te langdurig.
de glissandi niet koppelen aan voor de hand liggende sirene-geluiden, dan zul je al gauw in de dierenwereld terechtkomen. Dat kan op zich mooie en werkzame ideeën opleveren, maar ik denk dat je ook hier de activiteit moet beperken, opdat de kinderen zich niet in hun eigen dierentuin verliezen.
Ook de zogenaamde roepliedjes zijn geschikt om de registers te mengen. Dit zijn liedjes waarin bijvoorbeeld over de bergen de echo's schallen (ayo), of liedjes waarin koopwaar wordt aangeboden (stoelen te matten, nieuwe haring). Wanneer een kind probeert over de ruimte heen van bijvoorbeeld een grote zaal iets zingend naar je toe te roepen, ontstaat een heel natuurlijk menging van borst- en kopstem. Het kind zal in eerste instantie in de borststem blijven steken en naar schreeuwen neigen in plaats van te roepen. "Je moet niet je klanten afschrikken!" doet dan wonderen. Vanuit de hoeken van een grote ruimte elkaars namen zingend naar elkaar toeroepen. De klinkers lang aanhouden, handen om de mond om het geluid richting te geven. (Ook weer een afleidende beweging). Om de beurt laag beginnend steeds iets hoger roepend, versnellend, vertragend; als de gewenste klank er is kan je proberen zachter te gaan roep-zingen.
- Melodie aanschouwelijk maken
Soms kan het helpen om bij deze stoornissen niet alleen de beweging en het luisteren te activeren, maar om een andere ingang te hulp te roepen, namelijk een stukje visueel bewustzijn. Dat kan een minder muzikale omweg lijken, maar sommige kinderen moeten dingen eerst (van een afstand) voor zich zien. Enkele ideeën.
- Een melodieboog al zingend tekenen, in de lucht, op papier of schoolbord.
- De al eerder genoemde hoog-laagbewegingen zijn niet alleen een visuele steun als gids in het nog ongrijpbare stijgen of dalen van een melodie. Wanneer je deze bewegingen als een stromend muzikaal gebaar correct in de tijd plaatst, (dat wil zeggen steeds net iets voor de tonen uit) stimuleer je hiermee de innerlijke beweging van het kind, en til je het uit zijn vaak vertragende zwaarte. Uiteraard probeer je de bewegingen samen met het kind te doen. Een andere werkzame manier van toonhoogte zichtbaar maken, is het werken met staafspelen. (Liefst in een lage ligging vanwege de toegankelijkheid, en bij voorkeur geen te lang doorklinkende metallofoon in verband met toonmenging). Je kunt alle tonen van de xylofoon afhalen op enkele tonen na. Begin eenvoudig, met twee tonen. Uitbreiding naar drie of vijf tonen is dan een vreugdevolle volgende stap. Je kan ook losse klankstaven op verschillende niveaus plaatsen, zodat niet alleen de lengte van de staaf, maar ook de werkelijke plaatshoogte aan geeft of de toon hoger of lager is. Met dit uitgangsmateriaal kan je vervolgens samen muziek gaan maken: spelend improviseren, verhaaltjes over een ontmoeting tussen een bassende brombeer en een klein hoog zingend vogeltje uitbeelden, ontdekkingen doen aan toonhoogten, om de beurt kleine motiefjes voorspelen en naspelen, nazingen wat je gespeeld hebt en zelfs meezingen met wat je speelt.
- Vertrouwen geven
Wanneer een kind zich van zichzelf bewust wordt dat het bromt (rond het 7e, 8e jaar), heeft het geen zin om dat vergoeilijkend te ontkennen. Het is echter belangrijk om er normaal en ontspannen mee om te gaan. Geef het een plaats naast de andere goede en zwakke kanten van alle kinderen, met de vertrouwenwekkende basishouding om oefenend te werken aan dingen die je nog niet goed kan, zoals lezen, schrijven, de dubbele koprol, een pony tekenen, of zuiver zingen. Een uitdaging ervan te maken in plaats van een handicap is nog heel goed mogelijk bij jonge kinderen; het probleem ligt eerder bij de acceptatie ervan door de omgeving. Hierbij moet de volwassene uiteraard een voorbeeldrol spelen, wanneer bij de andere kinderen iets van plagen of wijzen ontstaat. Hoe meer men hierin slaagt, des te spoediger zal het kind erin slagen om weer bij zijn eigen ongeschonden en onbelemmerde stem te komen.
Ten slotte
- Vanuit deze houding is veel aan het brommen te verhelpen in groeps-/klassikaal verband, bij een goede, algemene muzikale vorming. Bied oefeningen aan, die iedereen meedoet, brommer of niet. Leg niet te veel nadruk op de eenling, maar schuw een persoonlijke oefening in groepsverband niet. Daarnaast is het belangrijk om met individuele hulp te beginnen, wanneer het onderscheid met de leeftijdsgenoten te groot en te markant gaat worden, en vooral wanneer het kind zichzelf ervan bewust wordt en/of er last van krijgt.
- Begin een lied met een lang aangehouden begintoon, (opmaatliedjes twee tonen) om dan bijna naadloos en vloeiend in de melodie zelf te stappen. Hoe zachter je dit doet, hoe beter. Dit verzamelen op een toon heeft een grote uitwerking op de rust en concentratie, op het samen afstemmen en op het voorbereiden en ruimte scheppen voor het luisterend zingen. Wanneer je voor dit verzamelen de tijd neemt, merk je dat een eerst nog diffuse bundel van ongeveer-tonen langzaam steeds helderder en eenduidiger wordt. Bovendien hebben nu ook de brommers de kans om gelijk mee in te stappen. Een bijkomend voordeel is, dat er door de lang aangehouden toon een diepere uit- en inademing ontstaat.
- Een andere situatie kan optreden, wanneer een kind luid zingend de boventoon voert, niet vanwege het brommen (wat wel altijd hoorbaar, maar in zijn geaardheid niet echt overheersend is), maar vanwege te enthousiast of te solistisch zingen. Onbewust kan dat bij andere kinderen verlegenheid geven, waardoor bij sommigen brommen kan ontstaan. Ook kan de lust tot meezingen verdwijnen, zodat er ten slotte een stemmetje overblijft.
- Plaats nooit twee brommers bij elkaar, maar meng met goede zangers. Let hierbij wel op dat zij niet op hun beurt meegetrokken worden. Plaats de kinderen bij elkaar in kleine, dichte groepjes, zoals zo prachtig te zien is in de marmerreliëfs van Luciano Della Robbia (Florence): daar is het zingen echt teamwork geworden!
Terug