De stuurloze stem van de valszinger - Gerda Telgenhof

Het is een bron van conflicten, schaamte en ergernis en vaak is er niets tegen te doen: vals zingen. Naar de oorzaken van vals zingen is, voor zover bekend, geen onderzoek gedaan. Is het erfelijk? Ligt het aan het gehoor, of toch aan de stem? Wat gebeurt er precies in de keel, wat is de stemspleet en waarom hebben walkman en play-backen een funeste invloed op de kinderzang? “Nooit eerder was er een jonge generatie die zoveel zang hoorde, zang van de allerslechtste soort.”

In een radioprogramma waarin bekende personen hun muzikale voorkeur mogen laten horen, was onlangs de mezzosopraan Carolyn Watkinson te gast. Prachtige klassieke muziek streelde de oren van de luisteraar. Op dagen dat het tegenzit, vertelde Watkinson, luister ik naar een opname van een zekere dame en dan is de rest van mijn dag weer goed. Uit de ether klonk gekras. Een vrouwenstem zette een klassiek lied in. Een stem die buitelde en zwabberde als een stuurloos vliegtuig. Vals als een kraai. Het was de legendarische Amerikaanse Florence Foster Jenkins (1868-1944), die het Guinness Book of Records heeft gehaald als de slechtste zanger aller tijden. Zangtalent had ze niet, maar geld des te meer en daarmee kon ze hele concertzalen afhuren om haar kunsten voor de toegestroomde society te vertonen.

Vals zingen. Je zet een toon in, maar er komt iets heel anders uit dan de bedoeling was. Of je denkt dat je een prachtig deuntje staat te kwelen, maar de omgeving reageert gekweld. De een is zich ervan bewust, de ander niet. Er zijn mensen die zich er niets van aantrekken, maar voor velen is vals zingen een bron van ergernis en conflicten. In sommige huwelijken is het een twistappel (houd in godsnaam op met dat gejengel), kinderen krijgen op school het advies maar niet, of anders heel zachtjes mee te zingen, vals zingende ouders worden door kinderen de mond gesnoerd, of andersom. Voor de toehoorder kan het inderdaad vervelend zijn. Ooit had ik zelf iemand in mijn omgeving die mijn luistergenot bedierf door vol overgave met gevoelvolle Franse chansons mee te bleren. De geluidsgolven schuurden over elkaar als een nagel over een schoolbord. Kreten als vals en hou op stuitten slechts op verbazing: zelf dacht hij dat het prachtig klonk.

Mrs. Jenkins heeft navolgers gehad, die ook wereldroem verwierven. Twee decennia geleden waren er fenomenen als mrs. Mills, een rijke Amerikaanse die recitals gaf van klassieke liederen en die ook op de plaat zette, en Tiny Tim, een Engelsman die twee lp’s maakte (God bless Tiny Tim en To all my little Friends) en de top van de internationale hitparade haalde metTiptoe to the tulips. Maar de meeste valszingers treden er liever niet mee voor het voetlicht. Ze generen zich ervoor. Een slachtoffer vergelijkt het met verschrikkelijk onhandig zijn: “Zoals mensen die geen spijker in de muur kunnen slaan. Het geeft een gevoel van totaal onvermogen. Ik hoor dat het niet goed gaat, maar ik kan mijn stem niet laten doen wat ik wil”. Componist Bernard van Beurden: “Het wordt vaak ervaren als iets negatiefs. Overigens hoeven mensen die vals zingen niet altijd onmuzikaal te zijn. Ik had een dirigent op het conservatorium die rasmuzikaal was, maar buitengewoon vals zong”. Het komt vaker voor dat dirigenten verschrikkelijk vals met koor of orkest staan mee te zingen. Beroepszangers in het klassieke genre willen nog wel eens koketteren met valse noten. Ze gaan net tegen een toon aanzitten. Dat kan een heel spannend effect hebben, mits het met mate wordt toegepast.

Van Beurden heeft ervaring met valse zangers. Jaren geleden stelde hij een koortje samen van mensen die hij voornamelijk kende uit het cafeleven. “Ton de Leeuw had een opdracht gekregen een stuk te schrijven voor een koorfestival in Ierland. Dat had zo’n moderne signatuur, dat geen koor bereid was het te zingen. Toen heb ik die mensen bij elkaar gebracht en er elke week mee gerepeteerd natuurlijk werd ervoor en erna het cafe bezocht. Tachtig procent kon geen noot lezen en er zaten ook mensen bij die vals zongen. Het stuk was zo getoonzet dat iedereen zijn eigen toonhoogte kon bepalen. Alleen in sommige delen moest iedereen zich aan een voorgeschreven hoogte houden. Daar had ik de grootste moeite om iedereen hetzelfde te laten zingen. Met dat ongeregelde zootje kwamen we op dat vocaal hoogstaande festival temidden van briljante koren. Het grootste deel van het koor is nog een week in Ierland in de alcohol verdwenen, zingend waarschijnlijk, maar daarna is het opgeheven. In de jaren zeventig, tachtig had je ook het koor van de prettig gestoorde vrouwen, maar dat hoorde meer bij een bepaalde visie op de maatschappij, bij het tegendraadse van die tijd”. Vals zingen kan onder bepaalde omstandigheden zijn charme hebben, vindt hij. “Dat heb ik wel ervaren met een bejaardenkoor, waarin iedereen vreselijk gemotiveerd was om te zingen. Als het met zoveel overtuiging gaat, kan vals zingen fascinerend zijn. Maar van het Nederlands Kamerkoor zou ik het niet pikken.”

Van Beurden aarzelt namen te geven van valszingers uit zijn vroegere koor. “Voor veel mensen is dat een pijnlijke zaak”, zegt hij. Nou ja, een dan, van wie hij zeker weet dat ze behoorlijk vals zingt en het niet erg zal vinden erover te worden aangesproken. Hoe komt Bernard erbij, zegt de betrokkene door de telefoon. “Ik zing helemaal niet zo vals. Iedereen zegt juist dat ik wel aardig zing. In ieder geval heb ik er totaal geen last van.”

In de gangen van het ministerie van volksgezondheid komt een verschrikte ambtenaar de gang op gerend. Wat er in hemelsnaam aan de hand is. Hij hoorde zulke rare geluiden. “Ik zong dus”, vertelt drs. Wil Voogd, werkzaam op het ministerie. Zij merkte op de lagere school dat ze vals zong. “Ik zat vlak na de oorlog op een christelijke school en we moesten psalmen en nationale liederen als Wien Neerlands bloed zingen. Ik vond het niet leuk dat ik het niet kon, want ik zong heel graag. Het meisje dat naast mij zat op school werd altijd kwaad. Ze vond dat ze door mij ook vals ging zingen.” Wil Voogd kreeg op school nooit een zangverbod. Ze haalt haar oude schoolrapporten tevoorschijn: zevens voor zingen. Wat nu? “Ik denk”, zegt ze, “dat mijn inzet beloond werd, want ik deed altijd erg mijn best”. Ze bracht het zelfs tot een radio-optreden voor de NCRV door bij repetities van het schoolkoor stiekem achterin de klas te gaan zitten en zich gedeisd te houden, want zij was bij de voorselectie uiteraard afgewezen. Maar eenmaal in de studio in Hilversum brulde zij in haar enthousiasme uit volle borst mee op de tonen van Waar in ’t bronsgroen eikenhout. Of er sancties op waren gevolgd kan ze zich niet herinneren. “Onze dominee zong ook vals”, vertelt ze. “Dat is nogal dramatisch, want een dominee zet vaak in. Ik vond de kerk bijzonder vervelend. Alleen het zingen vond ik leuk, want dan kon je eindelijk actief zijn, maar dan zat mijn zusje me te stompen dat ik op moest houden. Psalmen hebben vaak lange, aangehouden tonen. Die vind ik het moeilijkst. Die gaan zwabberen”.

Wil Voogd had een moeder, die ook geen wijs kon houden. Haar dochter daarentegen heeft een goede zangstem. Wil Voogd: “Ik heb wel liedjes voor mijn kinderen gezongen, toen ze klein waren, maar nu mag ik niet meer zingen, neurien is ook verboden. Ik begin nog wel eens met Love me tender of You are my sunshine, maar na twee of drie regels wordt er hardhandig ingegrepen. Ik hoor bij anderen heel goed, of er iets verkeerd klinkt. Bij mijzelf ook, maar ik weet niet hoe ik het van mijn oren naar mijn stembanden moet overzetten. Ik heb vaak nogal gerriteerde reacties gehad. Ze vinden dat je het verziekt voor anderen. Later ben ik er overheen gestapt, en heb besloten van de nood een deugd te maken. Het is namelijk ook heel grappig. Een keer heb ik in een zomerkamp een grote zangvoorstelling gegeven. Iedereen lag te kronkelen van het lachen”.

Jacqueline Oosterkamp, zanglerares en therapeute, kreeg op school ooit het advies om haar mond maar te houden, omdat ze niet goed zou zingen. Ze was een keer voor de klas geroepen, want ze kwam uit een muzikale familie en moest maar eens laten horen wat ze kon. Voor de groep klapte ze dicht en bracht niet meer dan een schamel gepiep uit. Een ander vertelt dat haar moeder kwaad werd, als ze als kind vals zong. “Als je het niet goed doet, dan moet je je mond houden”, kreeg ze te horen en daarmee was haar plezier in het zingen voorgoed vergald. “Een valse programmering in de vroege jeugd”, noemt Jacqueline Oosterkamp dat. “Een kind zingt naar hartelust en als het te horen krijgt dat het zijn mond moet houden, krijg het als het ware een stressgebied in de keel. Zo’n kind slaat dicht en gaat geloven dat het echt niet kan zingen. Maar dat hoeft helemaal niet zo te zijn.” Sommige valszingers vertellen dat ze niet in staat zijn hoog van laag te onderscheiden. Hoezeer ze ook hun best doen, ze horen geen verschil tussen een sopraan en een alt, of tussen een tenor en een bas. “Er bestaat zoiets als toondoofheid. Die mensen kunnen geen toonhoogte horen”, zegt Oosterkamp. In de gevallen waarbij mensen het zelf niet horen is het moeilijk valszingen af leren, maar bij anderen is het wel mogelijk. “Soms horen ze de hoogte wel, maar kunnen die zelf niet reproduceren, ze zitten ernaast. Dat kun je afleren met gehoortraining. Door zich heel erg te concentrerenkunnen ze de spierwerking onder controle krijgen. Ik heb opgemerkt dat die mensen in het begin zo’n drie minuten zuiver zingen en dan is het weer afgelopen. Maar dat kun je verder uitbouwen. Het gaat om horen, luisteren naar de melodie, die impuls weer overdragen van de hersenen naar de stembanden en dan luisteren of het goed zit. Bij het laatste zit de link. Je hoort jezelf nu eenmaal niet goed en in een groep hoor je je eigen geluid nog minder. Vaak is vals zingen meer iets van het gehoor dan van de stem.

“Mensen kunnen ook vals gaan zingen door een slechte ademtechniek. Bij te veel druk wordt de toon te hoog, bij onvoldoende ademsteun wordt hij te laag. Het komt ook voor dat de spieren niet beantwoorden aan de impulsen die door de hersenen worden gegeven. In dat geval hoort iemand de tonen wel correct, maar de spieren willen niet: je krijgt een valse teruggave. Soms wordt de toon goed aangezet, maar zakt hij. Tenzij er een afwijking is, zijn spieren te trainen. De moeilijkheid is dat je de spieren van de stembanden niet voelt. Het hele spraakgebeuren valt eigenlijk onder de half-bewuste spierwerking.

Je bent je al niet helemaal bewust van wat de tong in de mond doet.”

Het is maar een klein orgaantje dat de een zoveel plezier en de ander zoveel ellende berokkent: twee paar slijmvliesplooien in het strottehoofd. Ertussen bevindt zich een opening: de stemspleet. Aan weerszijden daarvan liggen twee wit gekleurde, met slijmvlies beklede bindweefselbanden. Daar doelt men meestal op als er over de stembanden wordt gesproken. De stemspleet kan worden verwijd, vernauwd of helemaal afgesloten. De lucht die door de stemspleet stroomt brengt de stembanden in trilling, net als bij een orgelpijp. Deze trilling deelt zich mee aan de lucht en zo ontstaat geluid. Met hulp van het aanzetstuk, de resonerende ruimte in het hoofd, en hulpmiddelen als tong, lippen en het zachte gehemelte kunnen onderling sterk verschillende klanken worden gemaakt. Het gehoor vormt een belangrijke controle op de stem. Door een soort wisselwerking tussen stem en gehoor is het mogelijk allerlei nuanceringen aan te brengen.

Op de afdeling foniatrie van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam zit een team, bestaande uit een KNO-arts en logopedisten, dat zich onder andere met stemvorming bezighoudt. KNO-arts dr. P.P.

Devriese laat videobeelden zien van een keelholte. Begeleid door rochelende geluiden, want het valt niet mee met een stroboscoop in de keel, is een fascinerende opname te zien van de stembanden in werking.

De banden steken wit af tegen de omringende, rode spierweefsels. Zo horen gezonde stembanden er uit te zien: twee witte, gladde elastiekjes die naadloos aaneensluiten en weer opengaan. “De stembanden vormen een uniek en heel subtiel werkend systeem in het menselijk lichaam. Ze bestaan uit talloze spiertjes die allerlei vormen aannemen. Het openen en sluiten moet perfect verlopen en is bij iedere frequentie anders. Het slijmvlies er omheen bepaalt de kwaliteit van het geluid. Als dat verstoord is, is er ook met de stem iets aan de hand”, zegt Devriese.

Voor zover bekend is er geen onderzoek gedaan naar de oorzaken van vals zingen. Het wordt ook niet gezien als iets om deskundigen bij in te schakelen. Devriese: “Ze komen hier nooit met de klacht: ik zing vals, maar meer omdat ze niet zo hoog meer kunnen zingen, hees zijn, of de stem snel vermoeid raakt. De meeste radio- en tv-presentatoren en beroepszangers zijn wel eens onder behandeling van een KNO-arts geweest. Een derde van de beroepszangers heeft knobbeltjes op de stembanden. Die moet je in de meeste gevallen niet wegnemen, omdat dan de stem verandert.”

Het uit vier personen bestaande team filosofeert over het verschijnsel vals zingen. Er kan fysiek iets niet in orde zijn, zoals een extreem klein strottehoofd, maar dat is vrij zeldzaam. Aangeboren muzikaliteit speelt waarschijnlijk een rol, het gehoor, de omgeving. Er kan een schakel ontbreken in het centraal zenuwstelsel. Iemand hoort een toon, maar de terugkoppeling via de hersenen naar de stembanden hapert. “Mensen die vals zingen hebben vaak een klein stembereik”, zegt logopediste Kino Jansonius. “Aan de grenzen van het stembereik wordt de stem onzuiver. Iemand die maar een paar tonen kan zingen, zit al snel aan die grenzen.” Ter illustratie laat ze fonetogrammen zien van twee geschoolde zangers en een jonge vrouw die niet kan zingen: een minieme streepjescode naast twee kordate diagrammen. Vals zingen komt ook veel voor bij ouderen, maar dat is een natuurlijk verschijnsel. De stembanden worden minder krachtig. Bekend zijn de drama’s die zich in koren afspelen als oudere leden afgestemd’ worden, omdat hun stem te veel is gaan vibreren. Ik vertel het verhaal van een valszingende vrouw die niet met haar kleine kinderen durft te zingen, omdat ze bang is dat ze haar euvel overdraagt. Het team kijkt bedenkelijk. Of dat zo is, is nooit bewezen. Het ene kind zal er gevoeliger voor zijn dan het andere. Maar toch, jong geleerd is oud gedaan: “Kinderen imiteren mimisch, auditief en visueel,” zegt Harriet te Pas. “Een kind met een vals zingende moeder kan in zijn hoofd al een verkeerd idee krijgen van een toon. Stotteren en slissen nemen kinderen ook vaak over.”

Ook in het onderwijs is vals zingen een probleem, voor kinderen en voor onderwijzers. Een onderwijzeres zegt: “Ik heb een muziekleraar meegemaakt die steeds op een andere toon inzette. Er zijn vals zingende onderwijzers die besluiten maar helemaal niets aan zang te doen. Vaak hebben ze er dan ook geen interesse in. Anderen maken gebruik van hulpmiddelen als een metallofoontje, of klankstaven.”

Voor zover er tenminste nog op scholen wordt gezongen, want een hele generatie ouders en docenten is het actief muziek maken verleerd. Ze generen zich om te zingen en kennen ook geen kinderliedjes meer. Sitty Voerman van het AMC-team vertelt: “Ik heb kinderen op les gehad waarmee ik wilde zingen. Dat wilden ze absoluut niet. Zingen vonden ze gek, eng.” Het aantal brommertjes op de lagere scholen is sinds de jaren zestig, zeventig fors gestegen, waarschijnlijk omdat er thuis nooit werd gezongen. Ze zijn opgegroeid met video, walkman en platen en daarvan leren ze niet zingen. “Brommertjes” produceren een laag, diep geluid. Ze gaan wel met de melodie mee, maar op een eigen toonhoogte. Het zijn potentiele valszingers, omdat ze al gauw het advies krijgen om maar niet mee te zingen. Volgens muziekleerkrachten is het brommen af te leren. Bijvoorbeeld door brommers naast goede zangertjes te zetten en hen goed te leren luisteren naar anderen en zichzelf. Een onderwijzeres vertelt dat ze hen een sirene laat nadoen of een indianenroep. Dan blijkt dat ze hun stem in de hogere regionen best kunnen gebruiken. Er bestaan initiatieven om ouders en docenten weer voor zang te interesseren en sinds kort is er een lichte opleving van de belangstelling. De zangcultuur van veel kinderen reikt echter niet verder dan het meedreunen met discoplaatjes en de rage van het play-backen is niet bevorderlijk voor de frisse kinderstemmetjes. Verkeerd gebruik van de stem kan leiden tot afwijkingen van de stembanden. Jacqueline Oosterkamp: “Er is geen generatie als de huidige die zoveel met zingen te maken heeft, maar dan van de allerslechtste soort. Meisjes hebben van nature hoge stemmetjes. Die forceren ze door veel te laag met popzangers mee te zingen. Ze gaan brommen of schreeuwen. Jongens schreeuwen sowieso. Het mag vooral niet zuiver zijn, anders lijkt het teveel op klassiek. Iemand als Tina Turner heeft toevalligstembanden als een tramrails, niet kapot te krijgen, maar kinderen moeten vooral niet proberen haar na te doen. Daar kunnen ze stemproblemen van krijgen”.

Het zou aardig zijn als er eens terdege onderzoek zou worden gedaan naar het verschijnsel vals zingen. Theorieën zijn er voldoende, maar een wetenschappelijke basis ontbreekt. Onbekend is bijvoorbeeld of er erfelijke factoren meespelen. Van muzikaliteit wordt wel gedacht dat het een genetische kwestie is. Bekend zijn de muzikale families – de Mozarts, de Bachs – die het ene genie na het andere voortbrengen. Maar muzikaliteit kan ook beïnvloed worden door de omgeving. Wie de muziek met de paplepel krijgt ingegoten zal eerder geneigd zijn iets in die richting te ondernemen dan iemand die er pas op latere leeftijd mee wordt geconfronteerd. Sommige valszingers hadden een vals zingende ouder, maar ze duiken ook op in gezinnen waar de rest zeer goed gebekt is. Zeker is dat vals zingen voor veel mensen heel vervelend is. Niet alleen voor de toehoorders, maar vooral voor de valszingers zelf. Het is niet prettig om in de klas een mikpunt van spot te zijn, afgekapt te worden als je op een feestje Lang zal ze leven mee wilt zingen, of kwade gezichten te krijgen als je in de auto We zijn er bijnainzet.

‘Leise flehen meine Lieder durch die Nacht zu dir’… Nooit zal de valszinger dat meemaken.

Terug
X

Gebruik je mobiel in horizontale positie voor een optimale weergave.