De zevendeklasser - Astrid Schoots
Grote lichamelijke veranderingen - Bij het 11/12-jarige kind is beschreven hoe in de fysieke ontwikkeling ‘het skelet wordt gepakt’: hoe via spieren en pezen een nauwere verbinding met de botten tot stand komt. Dit proces gaat vergezeld van een vermindering van de vulling van de romp en een strekking van de ledematen. Dit zich verbinden met het mechanische brengt een beginnende verandering met het denkleven met zich mee: het kind krijgt behoefte aan feitelijkheden, aan zichtbare waarheden en aan natuurkundige, mechanische processen die het zelf kan zien en ontdekken. Deze beide tendensen worden in de zevende klas verhevigd.
Er komt een grote verandering in de lichaamsbouw. De ledematen van vooral de jongens schieten door: ‘de lange broeken zijn niet aan te slepen’. Bij de jongens zijn verder de belangrijkste verandering: rechtere kaken, een langer gezicht, wat pukkeltjes en dons, hoekiger schouders. De jongens lopen zwaarder en hoekiger: niet alleen vanuit stoerheid, ze wòrden inderdaad zwaarder en aardser. Bij de meisjes kondigt zich de menstruatie en de beginnende borstontwikkeling aan en ook zij krijgen langere ledematen.
Het willen ontdekken van de fenomenen in de zesde klas ontwikkelt zich nu tot een beginnend begrippensysteem. In de meetkunde wordt niet meer alleen vanuit schoonheid aan de vormen gewerkt, maar met genadeloze precisie worden lijnen en hoeken overgezet. De algebra wordt moeilijker, in het rekenen komen naast positieve nu ook negatieve getallen: langzaamaan ontstaan meer abstracties en daarmee een grotere zelfstandigheid in het denken.
Ontdekkingsreiziger op de drempel van een nieuwe wereld
Hoe woelig en stoer een zevendeklasser ook al kan zijn: de echte puberteit met twijfel, eenzaamheid en kwetsbaarheid komt later, met 13 à 14 jaar. De 12-jarige bouwt nog op zekerheden uit zijn omgeving en is nog gevoelig voor gezag en regels, mits ze uiteraard rechtvaardig en consequent zijn. Toch wordt dit wat minder, waarmee de prepuberteit zich aankondigt.
Het 12-jarige kind staat op een drempel. Het gedraagt zich beurtelings als kind of als volwassene. Het staat op de drempel van een nieuwe wereld, nog zonder de angst, spot en stormen die later komen: het is een onbevangen ontdekkingsreiziger. Dit begrip van ontdekkingsreiziger is een van de sleutelbegrippen van de zevende klas: ‘de wereld ligt voor me, ik ben vrij, ik ga ontdekken en grenzen overwinnen’. Op menig schoolplein zal het van de daken halen van ballen voorbehouden zijn aan de dakgoottoeristen uit de zevende klas.
Renaissancemens
Deze stemming van ‘nieuwe wereld’, waarbij de dingen echt gezien gaan worden in hun aardse verhoudingen (in tegenstelling tot de kleuter die in zijn tekeningen de horizon nog hoog, bóven de afbeelding neerzet, in plaats van in perspectief), is een gemoedsgesteldheid die sterk overeenkomt met hoe de mens in de wereld stond in de overgang van middeleeuwen naar renaissance. In de biogenetische grondwet van Haeckel wordt gezegd dat elk individu, vanaf de embrionale fase, in het kort de wordings-geschiedenis van zijn soort herhaalt. Deze wet breidt Rudolf Steiner uit: ook in geestelijk opzicht herhaalt de mens vroegere perioden in het kort. Zowel bij een 12-jarig kind als in de renaissance spelen bijvoorbeeld de volgende dingen: open blik naar wereld èn kosmos; opleving van de wetenschap, veel natuurwetenschappelijk uitvinden en onderzoeken (sectie verrichten in plaats van ‘Aristoteles dixit (zei)’).
Tijd van ontdekkingsreizen; opleven van kunst met voor het eerst persoonlijk signeren. Er wordt door de kinderen niet meer ‘net-echt’ getekend, maar er ontstaat werkelijk perspectief, wat vaak een opwindende ontdekking is. De kinderen ontwikkelen nu een eigener stijl.
Octaafbeleven
Zoals de renaissancemens op ontdekkingsreis ging en alle zekerheden achter zich liet
- met op zee de sterren als enig houvast - zo laat ook de zevendeklasser veel oude (innerlijke) zekerheden achter zich. In het gevoelsleven spookt het soms als bij een storm op zee. Het vak sterrenkunde kan hierbij bijvoorbeeld houvast geven, een nieuw draagvlak, maar nu boven het kind. Dat heft het kind uit de dreigende zwaarte op en beantwoordt ook aan het gevoel van ‘octaaf-beleven’ dat deze leeftijd markeert. (letterlijk: besef van octaven door baard in de keel bij de jongens, waardoor toonhoogteverschil ontstaat tussen jongens en meisjes. Innerlijk: gevoel op de drempel van een grote en onbekende lokkende wereld te staan).
Ook biografieën kunnen een belangrijke voedings- en vormingsbron zijn op deze leeftijd. Levensverhalen van mensen met een krachtig en eigenzinnig karakter, met een sterk Ik, die ondanks vaak moeilijke omstandigheden toch ernaar streven hun idealen te verwezenlijken: deze verhalen kunnen morele impulsen geven aan de kinderen die op deze leeftijd hun zekerheden gaan verliezen en neigen zichzelf of anderen te gaan overschreeuwen of juist in hun schulp te kruipen, en door hun aankomende geslachtsrijpheid (Rudolf Steiner noemt dit aarderijpheid) letterlijk en figuurlijk in de zwaarte kunnen gaan zakken. Deze aarderijpheid brengt uiteraard ook een grote aardewakkerheid met zich mee: de kinderen hebben een onstilbare honger naar feiten en realiteiten. Dit is dus een belangrijke leeftijd om hun interesse bijvoorbeeld ook te richten op andere mensen, andere volkeren, andere zeden en culturen. In de vierde klas leefde het kind nog in een schemerende godenwereld; in de zevende klas staat het kind midden in de mensenwereld.
Muzikale consequenties
Repertoire: Negro-worksongs/spirituals, goede popmuziek, balladen uit het leven gegrepen, volksliederen in allerlei vreemde talen, maar ook: bijvoorbeeld weemoedige pentatoniek uit bijvoorbeeld de Hebriden; renaissance, barok, klassiek, liederen met een octaafstemming.
Praktisch en theoretisch werk; muzikale ingrediënten:
- Eigen ritmepartituurtjes laten ontwerpen, instuderen met de klas en zelf laten dirigeren (èn instrumenten verdelen!).
- Deze ritmepartituren uitbreiden met improvisatie aan de hand van bijvoorbeeld wisselende bourdons (d-klein - C-groot) of bluesschema's.
- Om een tè basale maatdreun te vermijden, toepassen van accelerandi/ritenuti, (4) maten in stilte.
- Syncopen, dissonanten, octaven.
- Stembreuk (wanneer die zich aandient) bewust maken en uit de hilariteit halen door vanuit centrale C te stijgen (bij meisjes) of te dalen (bij jongens): respect voor elkaars uitersten! Geschikte muziekligging: driestemmig vrouwen- of kinderkoor (hoge sopraan, mezzo en alt; nog géén tenor of bas!).
- Kwintencirkel tekenen, reciteren, begrijpen; kerkmodi, drieklanken, mineur-majeur.
- Grafische notaties naast flink notenschrift (be)oefenen.
- Eigen composities maken (begin bijvoorbeeld met gedichtje of ritmisch motiefje).
- Heel summier beginnen met het vormen van een muzikaal oordeel.
- Conservatoriumstudenten uitnodigen om hun instrument en verhaal te laten horen.
- Componistenbiografieën.
- Bekende thema's van grote componisten spelen.
- De eigen instrumenten van de kinderen bij de lessen betrekken (niet om de leerkracht te plezieren, maar omdat bepaalde muziek dat "vraagt"). Veel eigen initiatief stimuleren, nooit dwingen.
Terug