Ontwikkeling - Anneke Maissan
Elk kind stelt op een gegeven moment de vraag: “Wat is dat?” Daarna komt de vraag naar het waar en het hoe. Als het kind wat ouder is, begint de vraag naar het waarom van de dingen. Dit gevraag houdt niet op. Het hele leven blijven we ons vragen stellen. De een is benieuwd naar dit en het andere naar dat, en elke levensfase kan dat weer iets anders zijn.
Hieraan ten grondslag ligt een basis streven van elke mens, namelijk: het streven naar kennis. We hebben dit allemaal. Aristoteles zei dit al. Het is het ene been waarop we staan in het leven en wat richting geeft aan ons doen en laten gedurende het leven. Steeds meer inzicht en wijsheid zijn het gevolg.
Het andere been waar we op staan in het leven is: het streven naar geluk. Ook dit is geen nieuwe gedachte, en komt ook bij Aristoteles vandaan. Het is wel interessant om te kijken wat hij hiermee bedoelt. Aristoteles onderscheidt drie vormen van geluk, namelijk genot, nut en het goede. Als we naar geluk streven kunnen we dat op drie manieren doen:
- als we gericht zijn op het ervaren en beleven van de dingen, komen we tot genieten,
- als we doen wat we moeten doen, komen we tot nuttige daden,
- als in contact met onszelf en gericht op wat op dat moment aan de orde is, dienstbaar aan de wereldorde in contact met ideeën, principes en wetmatigheden, onze daden verrichten, kunnen we komen tot het doen van het goede.
Dit is een lange weg waarvan we aan het begin staan. Waar zit nu de ontwikkeling en waartoe? Als we ons meer vrij kunnen maken van onze begeerten, ze kennen, maar ons er niet door laten bepalen en anderzijds los komen van de mening van welke uiterlijke autoriteit dan ook, bewegen we ons in de richting van vrijheid en liefde. Als we ons egoïsme overwinnen en denken over ons denken, kunnen we komen tot vrije ideeën, die voor iedereen en altijd waar zijn; strijd en conflicten hoeven dan niet meer.
Het goede doen vraagt afstand kunnen nemen, ergens tegenover kunnen staan zodat je het kunt waarnemen en er een verhouding toe kan krijgen. Het vermogen om dit te doen is een gebaar van afzondering, dit staat in tegenstelling tot verbonden zijn. Het wezens gebaar van het goede is verbinding, het wezensgebaar van het kwaad is dat van afzondering. Toch is het gebaar van afzonderen nodig om met de afstand en het zicht op zowel jezelf als de ander en het andere, tot het goede handelen te komen. Hiermee is de ontwikkeling in de richting van het goede met behulp van het wezensgebaar van het kwaad, duidelijk gemaakt. Het kwade met licht en inzicht doordringen en omvormen, brengt ons in de richting van het ontwikkelen van het gelouterde goede.
In deze tijd waar het kwaad zijn gang lijkt te kunnen gaan, is het meer dan ooit nodig dat we dit oefenen en hiermee het goede in ons en daarmee ook in de wereld versterken.
Anneke Maissan
Terug