Het vrijeschoolleerplan muziek (klas 1 t/m 6) in een notendop

Het leerplan muziek op de vrijeschool herhaalt in het kort de grote ontwikkelingen van de muziekgeschiedenis. De ontwikkelingsfase van het kind is hierbij leidend. Belangrijk: niet alles wat hier beschreven staat moet, maar kan!

Klas 1

  • Repertoire: eenvoudige pentatonische liederen of liederen in kwintenstemming. Daarnaast (tonale) traditionale kinderliedjes. Zowel Nederlands als af en toe vreemde talen. Sprookjesachtige liedjes. Weinig grondtoon, zwevende melodieën, open einde.
  • De wijze van werken is gericht op de afwisseling tussen doen en luisteren: luisterspelletjes, klanken verinnerlijken, innerlijk zingen, met de ogen dicht de richting van een klank horen, of wie er iets zegt of zingt.
  • Liedjes vragen meestal nog om een beweging; melodie, ritme en beweging zijn een geheel. Verschillende liedjes kunnen in een verhaal worden opgenomen, zodat ze bij elkaar gaan horen.
  • Veel herhalen, liedjes die steeds terugkeren, maar ook liedjes met veel coupletten (steeds kleine veranderingen), wisselzang tussen solo en tutti.
  • Instrumentaal onderwijs: (pentatone) fluit, kinderharp. De lessen zijn een geordend ritueel met een vaste inleiding en slot.
  • Verwondering, eerbied en enthousiasme zijn de kernwoorden. Niet bewust maken van muzikale technieken of adem of houding. Het juiste voorbeeld en het spelelement moeten leiden tot verbeteringen in de techniek.
  • Spaarzaam gebruik van slaginstrumenten of klankstaven, voorkom teveel maat in de liedjes.
  • Geen lange muzieklessen, liever vaak even tussendoor.

Klas 2

  • Repertoire: pentatonische liedjes met meer grondtoontendens (majeur- en mineurpentatoniek), liedjes over dieren (fabels) en heiligen (legenden), liedjes met humor en uitdaging, verwondering en eerbied. Daarnaast traditionele kinderliedjes en jaarfeestenliederen.
  • Taalspelletjes en liedjes, articulatie en rijm, nonsensliedjes, ritmisch spreken en tekstimprovisaties. Kom tegemoet aan de grotere wakkerheid van de kinderen.
  • Veel luisterspelletjes, slimheid en handigheid inzetten: voorgeklapte liedjes raden, liedjes uitbeelden, liedjes met ingewikkelde bewegingen. Meer bewustzijn voor toonhoogte en zuiverheid: bijv. toon overnemen van een fluit of stemvork.
  • Toevoegen van eenvoudig slagwerk bij liedjes, klankstaven, trommeltjes, variëteit aan klanken aanbieden. Spelletjes met maat en ritme.
  • Instrumentaal onderwijs: fluiten en lier. Uitbreiding van de toonomvang, afwisseling tussen solo en tutti, zelfstandigheid beginnen aan te spreken. Eigen initiatief stimuleren.

 Klas 3

  • Repertoire: liedjes in de kerkmodi (zie: Nederlands Volkslied), grondtoonliedjes, ambachten en boerderij, stapel- en coupletliederen, bijbelliederen, liedjes over de schepping (Oude Testament) en de natuur, Hebreeuws en andere vreemde talen, canons vooralsnog eenstemmig zingen.
  • Er ontstaat bewustzijn en begrip voor de muzikale elementen, aanduidingen op het bord, een begin van de ritmische en melodische notatie, gebaseerd op beelden.
  • Hoogtepunt van het eenstemmig zingen!
  • Uitbreiding van het instrumentarium bij de liedbegeleiding: ostinate partijen, verschillende ritmische motiefjes voor verschillende tekstgedeelten, bourdon met klankstaven.
  • Instrumentaal onderwijs: diatonische fluit en lier. Alle liedjes die gespeeld worden worden ook gezongen. Of tegelijkertijd in groepen gezongen en gefloten.
  • Improvisatievormen: vraag en antwoord met fluiten, ritmische echo-spelletjes, rondo-improvisatie, hiaat-improvisatie.

 Klas 4

  • De eerste homofone canons. In allerlei opstellingen, zodat de kinderen elkaar goed kunnen horen. Het eerste echte beleven van de meerstemmigheid.
  • Canons: invoegen in de samenklank met behoud van de eigen partij, de eigen taak en kwaliteit. Zorg voor een luisterende houding, ook door in groepen te laten voorzingen, terwijl de anderen luisteren. Beleving van Ik in het geheel.
  • Beleving van binnenwereld en buitenwereld door majeur en mineur.
  • Echte grondtoonmuziek, met een ‘thuistoon’, stevig op de grond. Helpt de kinderen te landen in zichzelf.
  • Verinnerlijken van de muziek: gehoor, geheugen en klankvoorstelling oefenen, melodieën, ritmes en samenklanken ook in stilte door kunnen horen. Laat de rusten beleven, voel de muzikale spanning in de stiltemomenten.
  • Oefenen met ritme-bouwstenen, ritme leren noteren in 4/4, naamgeving van de notenwaarden in aansluiting op de breuken in de 4e klas.
  • Eenvoudige meerstemmigheid en canons op de sopraanfluiten.
  • Zelfstandige partijen op schoolinstrumentarium: bourdons, tegenstemmen, voorspel en tussenspel.
  • Een werksfeer gericht op feiten en werkelijkheid. Losse elementen gaan herkennen en oefenen.
  • Na het ritmisch notenschrift ook het melodisch notenschrift.
  • Eenvoudige intervallen oefenen op de fluit, bijv. met een toonladder op het bord.

 Klas 5

  • Echt meerstemmig liedmateriaal, beginnend met tweestemmig, later evt. driestemmig. Liederen met zelfstandige stemmen, aanvankelijk nog homofoon (gelijk in ritme). Daarnaast meer polyfone canons en quodlibets.
  • Spelen op grotere fluiten, duidelijker onderscheid tussen hoge en lage stemmen.
  • Beleving van majeur en mineur, liederen wisselen van toongeslacht (van mineur naar majeur en andersom). Beleving en oefenen van de intervallen, ook de grotere.
  • Ingewikkelde ritmecanons, de kinderen ook zelf ritmecanons laten maken en laten dirigeren. Eenvoudige ritmepartituren of grafische partituren.
  • Ritmes leren noteren m.b.v. de bouwstenen, behalve de 4/4 ook de 3/4  en de 6/8-maat.
  • Maatsoortenoefeningen: afwisselen van maatsoorten in ritme-oefeningen.
  • Eenvoudige liederen van blad leren zingen, maak er een sport van de bladmuziek te kunnen lezen en zingen.
  • De belangrijkste toonsoorten met bijbehorende voortekens.
  • Melodiedictees met enkele tonen op een notenbalk.
  • Van alles een concert maken: veel presenteren en uitvoeren.
  • Ritmische en melodische improvisatie-oefeningen.
  • Vormen maken: aan een lied een voorspel of (instrumentaal) tussenspel toevoegen, een couplet op noe, een mooie uitvoering bedenken. Kinderen laten meedenken.

Klas 6

  • Meer internationaal repertoire, ritmischer muziek, 6e klas een speciale rol geven in het schoolkoor. Evt. zelf een popliedje laten kiezen om in te studeren.
  • Klassenorkest: eigen instrumenten van kinderen aangevuld met fluiten en schoolinstrumentarium: de discipline van het orkest (vgl. marcheren).
  • Verschillende toonladders oefenen (reciteren), intervaltraining (op gehoor herkennen, van blad kunnen zingen). Muziek benaderen als sport, training, uitdaging.
  • Wetmatigheden van de kwintencirkel: lijnpatronen in de cirkel tekenen n.a.v. intervalstapelingen. Tertsendriehoeken, toonladders als lijnpatronen, alles in aansluiting op de meetkunde.
  • ‘Oktaafstemming’ (Steiner): hoog en laag in één, beleven van het oktaaf, verbinding van binnenwereld en buitenwereld.
  • Begripsmatig de muziek benaderen, logische verbanden, kennis van zaken, muziekterminologie: leren van de Italiaanse muziektermen, kunnen tekenen van sleutels, een partituur kunnen maken, noten kunnen schrijven, stokken de juiste kant op.
  • Meer polyfone liederen, canons en fluitmuziek.
  • Ingewikkelde ritmepartituren met triolen, syncopen, rusten.
  • Zelf ritmepartituren en grafische partituren maken.
  • Kinderen inzetten als medewerkers: laten dirigeren, een groepje iets laten instuderen, een groepje leiden.
  • De partituur (niet meer de leerkracht) wordt leidend: gewoon doen wat er staat, de instructie op een juiste manier uitvoeren. Appèl op het zelf kunnen horen van gelijkheid, zuiverheid, uitspraak, balans, foutjes. Kinderen hun oordeel laten geven over het musiceren van anderen.
  • In aansluiting op spreekbeurten bij de muziekles musiceerbeurten geven (bijv. in tweetallen), waarbij iets verteld moet worden over het muziekstukje, het uitgevoerd wordt, en er commentaar komt uit de klas.
Terug
X

Gebruik je mobiel in horizontale positie voor een optimale weergave.