Klein, klein kindje,
je leven loopt gevaar.
Ik maak een biezen mandje,
en morgen is het klaar.
Bibliotheek
Liederen voor de fluitles
Houding
Luisteren
Toonladders
Vingers
Niveau speelstukken
Repertoire voor schoolorkest
Lied • Mozes' moeder zingt
1.
2.
Klein, klein kindje,
dit mandje wordt een boot.
Daarmee moet jij gaan varen,
op leven of op dood.
dit mandje wordt een boot.
Daarmee moet jij gaan varen,
op leven of op dood.
3.
Klein, klein kindje,
ik zet je tussen het riet.
Wie weet gebeurt het wonder,
dat de prinses je ziet.
ik zet je tussen het riet.
Wie weet gebeurt het wonder,
dat de prinses je ziet.
4.
Klein, klein kindje,
als de prinses jou vindt,
dan gaat je boot niet onder;
je bent een koningskind.
als de prinses jou vindt,
dan gaat je boot niet onder;
je bent een koningskind.
Lied • Wir pflügen und wir streuen (1)
1.
Wir pflügen und wir streuen den Samen auf das Land,
doch Wachstum und Gedeihen steht in des Himmels Hand.
doch Wachstum und Gedeihen steht in des Himmels Hand.
Alle gute Gabe kommt her von Gott dem Herrn;
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
2.
Der tut mit leisem Wehen sich mild und heimlich auf
und träuft, wenn heim wir gehen, Wuchs und Gedeihen drauf.
und träuft, wenn heim wir gehen, Wuchs und Gedeihen drauf.
Alle gute Gabe kommt her von Gott dem Herrn;
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
3.
Er sendet Tau und Regen und Sonn- und Mondenschein
und wickelt seinen Segen gar zart und künstlich ein.
und wickelt seinen Segen gar zart und künstlich ein.
Alle gute Gabe kommt her von Gott dem Herrn;
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
4.
Und bringt ihn dann behände in unser Feld und Brot.
Er geht durch uns're Hände, kommt aber her von Gott.
Er geht durch uns're Hände, kommt aber her von Gott.
Alle gute Gabe kommt her von Gott dem Herrn;
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
5.
Was nah ist uns was ferne, von Gott kommt alles her,
der Strohhalm und die Sterne, das Sandkorn und das Meer.
der Strohhalm und die Sterne, das Sandkorn und das Meer.
Alle gute Gabe kommt her von Gott dem Herrn;
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
6.
Von Ihm sind Büsch und Blätter und Korn und Obst, von Ihm.
Das schöne Frühlingswetter und Schnee und Ungestüm.
Das schöne Frühlingswetter und Schnee und Ungestüm.
Alle gute Gabe kommt her von Gott dem Herrn;
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
7.
Er lässt die Sonn aufgehen, er stellt des Mondes Lauf;
Er lässt die Winde wehen und tut die Wolken auf.
Er lässt die Winde wehen und tut die Wolken auf.
Alle gute Gabe kommt her von Gott dem Herrn;
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
8.
Er schenkt uns so viel Freude, er macht uns frisch und rot.
Er gibt dem Vieh die Weide und seinen Menschen Brot.
Er gibt dem Vieh die Weide und seinen Menschen Brot.
Alle gute Gabe kommt her von Gott dem Herrn;
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
d'rum dankt Ihm, d'rum dankt Ihm!
Lied • Mijn kabouterlamp
1.
Hier is mijn kleine kabouterlamp,
waar ik 's nachts mee schijn. 3x
in het geheim 's nachts mee schijn,
in 't geheim.
waar ik 's nachts mee schijn. 3x
in het geheim 's nachts mee schijn,
in 't geheim.
2.
Blaas mijn kleine lamp niet uit,
waar ik 's nachts mee schijn, 3x
in het geheim 's nachts mee schijn,
in 't geheim.
waar ik 's nachts mee schijn, 3x
in het geheim 's nachts mee schijn,
in 't geheim.
3.
Verberg dit lampje niet voor mij,
waar ik 's nachts mee schijn, 3x
in het geheim 's nachts mee schijn,
in 't geheim.
waar ik 's nachts mee schijn, 3x
in het geheim 's nachts mee schijn,
in 't geheim.
4.
Ik draag mijn lampje de wereld rond,
met haar held're schijn, 3x
in het geheim 's nachts mee schijn,
in 't geheim.
met haar held're schijn, 3x
in het geheim 's nachts mee schijn,
in 't geheim.
Lied • Dag, mijn lieve kindekijn!
1.
Dag, mijn lieve kindekijn, wat zou daar in dat nestje zijn?
Ben zo pas uit ’t bos gekomen, heb een vogeltje meegenomen. O, o!
Ben zo pas uit ’t bos gekomen, heb een vogeltje meegenomen. O, o!
2.
Hier ben ik en daar ben jij; vogeltje, vogeltje, kom bij mij!
Wil je in je nestje wiegen, wil jij naar beneden vliegen? A-, a-!
Wil je in je nestje wiegen, wil jij naar beneden vliegen? A-, a-!
Lied • De colores se visten los campos
De colores se visten los campos en la primavera,
de colores los pájaros raros que vienen de fuera,
de colores es el arco iris que vemos lucir,
y por eso los muchos colores,
los varios colores me gustan a mí. Si ellas son así!
de colores los pájaros raros que vienen de fuera,
de colores es el arco iris que vemos lucir,
y por eso los muchos colores,
los varios colores me gustan a mí. Si ellas son así!
Lied • Stoute, stoute Piet
Zwarte, Zwarte Piet wat laat je me toch schrikken!
Zwarte, Zwarte Piet, dat mag jij niet! Pietje, Pietje, zwart als roet,
’k weet wel wat jij doet: pepernoten strooien, dat is goed!
Zwarte, Zwarte Piet, dat mag jij niet! Pietje, Pietje, zwart als roet,
’k weet wel wat jij doet: pepernoten strooien, dat is goed!
Lied • Herdersliedje
1.
Herders, is er een schaapje weg?
Ga je het veld in om te zoeken,
midden in de donk're nacht?
Nee, we zoeken het wonder,
dat deze nacht ons bracht.
Wonder van licht, wonder van ver,
herders komt, we volgen de ster!
Ga je het veld in om te zoeken,
midden in de donk're nacht?
Nee, we zoeken het wonder,
dat deze nacht ons bracht.
Wonder van licht, wonder van ver,
herders komt, we volgen de ster!
2.
Herders, ga je ver weg van hier?
Over de velden en de bergen,
moet je naar de bossen gaan?
Nee, we weten het zelf niet,
de ster wijst alles aan.
Stralen van licht, stralen van ver,
herders komt, we volgen de ster!
Over de velden en de bergen,
moet je naar de bossen gaan?
Nee, we weten het zelf niet,
de ster wijst alles aan.
Stralen van licht, stralen van ver,
herders komt, we volgen de ster!
Lied • Herfst gaat komen
1.
Herfst gaat komen, zie de bomen,
doe-doe-doe-del, die-del doe.
doe-doe-doe-del, die-del doe.
2.
Bla'dren zweven, nevels weven,
doe-doe-doe-del, die-del doe.
doe-doe-doe-del, die-del doe.
3.
Takken ruisen, stormen bruisen,
doe-doe-doe-del, die-del doe.
doe-doe-doe-del, die-del doe.
4.
Regen klettert, regen spettert,
doe-doe-doe-del, die-del doe.
doe-doe-doe-del, die-del doe.
5.
Kachels branden, warme handen,
doe-doe-doe-del, die-del doe.
doe-doe-doe-del, die-del doe.
6.
Kale bomen, herfst gaat komen,
doe-doe-doe-del, die-del doe.
doe-doe-doe-del, die-del doe.
7.
Kaarsen schijnen, poppedijne,
doe-doe-doe-del, die-del doe.
doe-doe-doe-del, die-del doe.
Lied • Où t'en vas-tu donc si vite
1.
Où t'en vas-tu donc si vite,
mon petit Pierrot?
Courre, courr'aussi, Jeannette,
laisse tes agneaux! 2x
mon petit Pierrot?
Courre, courr'aussi, Jeannette,
laisse tes agneaux! 2x
2.
Un enfant plein de lumière
est né cette nuit,
sur un peu de paille fraîche,
dans un vieil abri. 2x
est né cette nuit,
sur un peu de paille fraîche,
dans un vieil abri. 2x
3.
Jacquot apportait un lièvre
qu'il avait nourri,
Toinot une jeune chèvre,
Jeannot quelques fruits. 2x
qu'il avait nourri,
Toinot une jeune chèvre,
Jeannot quelques fruits. 2x
4.
Pierre un petit pot de crème
et les fleurs des prés.
tous les autr's ont fait de même
et moi à peu près. 2x
et les fleurs des prés.
tous les autr's ont fait de même
et moi à peu près. 2x
Lied • Strahlender als die Sonne
Strahlender als die Sonne, reiner als der Schnee,
feiner als der Wind ist das Selbst, das ich selber bin.
feiner als der Wind ist das Selbst, das ich selber bin.
Lied • De wijzen
1.
De wijzen, de wijzen, die gingen samen reizen,
vertrouwend op een koningsster, zij wisten niet hoe ver.
vertrouwend op een koningsster, zij wisten niet hoe ver.
2.
Zij volgden het teken, de dagen werden weken,
dan klopt een rijke karavaan bij de paleispoort aan.
dan klopt een rijke karavaan bij de paleispoort aan.
3.
"O, koning, wil ons horen: er is een prins geboren,
in_'t Oosten is zijn ster gezien, staat hier zijn wieg misschien?"
in_'t Oosten is zijn ster gezien, staat hier zijn wieg misschien?"
4.
Herodes, hij hoorde, verschrikt naar deze woorden.
"Een koningszoon bij mij in huis? U bent beslist abuis."
"Een koningszoon bij mij in huis? U bent beslist abuis."
5.
De wijzen, de wijzen, die moesten verder reizen.
De ster ging als een lichtend spoor, naar Bethlehem hen voor.
De ster ging als een lichtend spoor, naar Bethlehem hen voor.
6.
Zij hebben gevonden, het kind door God gezonden,
dat koning en dat knecht wil zijn voor ieder groot en klein.
dat koning en dat knecht wil zijn voor ieder groot en klein.
7.
De wijzen, die weten van sterren en planeten,
die baden nu in zonnelicht en doen hun ogen dicht.
die baden nu in zonnelicht en doen hun ogen dicht.
Lied • Een spinnetje
1.
Een spinnetje, dat zocht eens een vriendinnetje.
Zij zocht eens hier, zij zocht eens daar.
Och, had zij haar vriendinnetje maar.
Zij zocht eens hier, zij zocht eens daar.
Och, had zij haar vriendinnetje maar.
2.
Twee spinnetjes, die hadden een vriendinnetje.
Ze dansten hier, ze dansten daar en bleven altijd bij elkaar.
Ze dansten hier, ze dansten daar en bleven altijd bij elkaar.
Lied • Pier Verdonk
Pier Verdonk zat op de toren met een dikke boterham.
Al zijn haar werd afgeschoren toen hij op de toren kwam.
Pier Verdonk nam een sprong; jan verdekke, dat beentje dat gong.
Al zijn haar werd afgeschoren toen hij op de toren kwam.
Pier Verdonk nam een sprong; jan verdekke, dat beentje dat gong.
Lied • Vrouwke, 't is Vastenaovond
Vrouwke ’t is Vastenaovond. Het is Vastenavond
We komen niet thuus voor ’t aovond.
We hebben gezongen en niks gehad.
Snij maar een stuk van ’t verken z’n gat.
van het varken zijn gat
Snij maar diep, snij maar enen dumeling diep!
We komen niet thuus voor ’t aovond.
We hebben gezongen en niks gehad.
Snij maar een stuk van ’t verken z’n gat.
van het varken zijn gat
Snij maar diep, snij maar enen dumeling diep!
Lied • Old dance (2) | speelstuk
Lied • Daar kwamen drie koningen (2)
1.
Daar kwamen drie koningen met een ster, uit vreemde landen alle zo ver.
2.
Zij kwamen de hoge berg opgegaan, zij zagen de sterre voor hun gaan.
3.
Zij gingen met hunnen groten trein, tot aan de stede Jeruzalem.
4.
De sterre verdwenen, men zag ze niet meer, het is een teken van God den Heer.
5.
Herodes heeft zijnen raad vergaard, en de machten zijn er binnen gegaan.
6.
Zij hebben vol eer en met ootmoed, den koning Herodes vriend'lijk gegroet.
7.
Zij gingen met hunnen groten trein, tot de kleine stede van Betlehem.
8.
De sterre stond stille en roerde niet meer, het was een teken van God den Heer.
9.
Zij hebben vol eer en met ootmoed, 2x
het kindeke Jezus vriend'lijk gegroet. 2x
het kindeke Jezus vriend'lijk gegroet. 2x
10.
Zij legden kroon en scepter neer, 2x
en zij knielden voor hun koning teer. 2x
en zij knielden voor hun koning teer. 2x
Lied • Soldatenmars | speelstuk
Lied • Maart roert zijn staart (1)
Laat Koning Winter nu maar gaan, maak voor het zonnetje ruim baan!
Geen natte sneeuw, geen ijs, geen kou, maar krokusjes geel en viooltjes blauw.
Lente, kom nu gauw, we hebben geen zin meer in de kou!
Maar maart roert zijn staart, trekt er zich niets van aan of de zon of de koude nu komen of gaan.
Geen natte sneeuw, geen ijs, geen kou, maar krokusjes geel en viooltjes blauw.
Lente, kom nu gauw, we hebben geen zin meer in de kou!
Maar maart roert zijn staart, trekt er zich niets van aan of de zon of de koude nu komen of gaan.
Lied • Tok-tok-tok, daar zijn de kippen
Tok tok tok daar zijn de kippen, alle kippen in het hok.
Kijk ze daar eens driftig pikken en ze zeggen steeds: "tok tok."
Kijk ze daar eens driftig pikken en ze zeggen steeds: "tok tok."
Lied • Daar zit een klein, verdrietig meisje
Er zit een klein zigeunermeisje
Er zit een klein kaboutertje
Daar zit een klein verdrietig meisje huilend op een steen, heel de dag alleen.
Sta op, meisje lief, droog je traantjes af!
Kies een kindje uit de kring met wie je dansen mag!
Tra-la-la-la
Tralalala
Er zit een klein kaboutertje
Daar zit een klein verdrietig meisje huilend op een steen, heel de dag alleen.
Sta op, meisje lief, droog je traantjes af!
Kies een kindje uit de kring met wie je dansen mag!
Tra-la-la-la
Tralalala
Lied • Sneeuw
Alle huizen worden wit, huizen waar de sneeuw op zit. Witte witte watten suikergoed. Witte witte watten en een hoge hoed.
Lied • Old woman, old woman
1.
Old woman, old woman, will you come a-shearing?
Speak a little louder, sir, I’m very hard of hearing!
Speak a little louder, sir, I’m very hard of hearing!
2.
Old woman, old woman, will you come a-gleaning?
Speak a little louder, sir, I cannot tell your meaning!
Speak a little louder, sir, I cannot tell your meaning!
3.
Old woman, old woman, will you come a-walking?
Speak a little louder, sir, or what’s the use of talking?
Speak a little louder, sir, or what’s the use of talking?
4.
Old woman, old woman, shall I love you dearly?
Thank you very kindly, sir, I hear you very clearly!
Thank you very kindly, sir, I hear you very clearly!
Lied • Luid het uit!
Lied • Herfst is in het land gekomen
Herfst is in het land gekomen, regen valt al op de bomen.
Zonlicht kom, zonneschijn, laat de kleuren stralend zijn!
Zonlicht kom, zonneschijn, laat de kleuren stralend zijn!