Bibliotheek
Liederen voor de fluitles
Houding
Luisteren
Toonladders
Vingers
Niveau speelstukken
Repertoire voor schoolorkest
Lied • Hoe ziet de Sint eruit?
1.
Wat heeft Sint Niklaas op zijn hoofd? Een grote, rode hoed. Sinterklaasje, bonne-bonne-bon, gaat uit wandelen in de zon!
2.
Wat heeft Sint Niklaas in zijn hand? Een grote, gouden staf. Sinterklaasje, bonne-bonne-bon, gaat uit wandelen in de zon!
3.
Wat heeft Sint Niklaas om zich heen? Een grote, rode jas. Sinterklaasje, bonne-bonne-bon, gaat uit wandelen in de zon!
Lied • Wie kan me zeggen?
1.
Wie kan me zeggen, wie kan me zeggen,
hoe ik naar Loevestein moet gaan?
't Zal met de benenwagen zijn; zo kom je gezond in Loevestein.
hoe ik naar Loevestein moet gaan?
't Zal met de benenwagen zijn; zo kom je gezond in Loevestein.
2.
Wie kan me zeggen, wie kan me zeggen,
hoe ik naar Appelscha moet gaan?
't Zal met de benenwagen zijn, loop je neus maar achterna!
hoe ik naar Appelscha moet gaan?
't Zal met de benenwagen zijn, loop je neus maar achterna!
3.
Wie kan me zeggen, wie kan me zeggen,
hoe ik naar Papekop moet gaan?
't Zal met de benenwagen zijn, een voet neer en een voet op.
hoe ik naar Papekop moet gaan?
't Zal met de benenwagen zijn, een voet neer en een voet op.
4.
Wie kan me zeggen, wie kan me zeggen,
hoe ik naar Lekkerland moet gaan?
't Zal met de benenwagen zijn, eerst door klei en dan door zand.
hoe ik naar Lekkerland moet gaan?
't Zal met de benenwagen zijn, eerst door klei en dan door zand.
5.
Wie kan me zeggen, wie kan me zeggen,
hoe ik naar Koog aan de Zaan moet gaan?
't Zal met de benenwagen zijn, trek maar stevige schoenen aan.
hoe ik naar Koog aan de Zaan moet gaan?
't Zal met de benenwagen zijn, trek maar stevige schoenen aan.
6.
Wie kan me zeggen, wie kan me zeggen,
hoe ik naar Zevenbergschen Hoek moet gaan?
't Zal met de benenwagen zijn, eet een appeltje in plaats van koek.
hoe ik naar Zevenbergschen Hoek moet gaan?
't Zal met de benenwagen zijn, eet een appeltje in plaats van koek.
Lied • Skip to my lou (2) | speelstuk
Lied • Buiten in de biezen (1)
Buiten in de biezen, daar lag een hondje dood.
zijn staartje was bevroren, zijn billetjes waren bloot.
Toen kwam Lijsje Lonken, die zei: "Dat beest is dronken!".
Toen kwam Kaatje Knorrepot, die zei: "Dat beest is stapelzot!"
Toen kwamTijs de timmerman, die spijkerde ’t hondje zijn staartje weer an.
zijn staartje was bevroren, zijn billetjes waren bloot.
Toen kwam Lijsje Lonken, die zei: "Dat beest is dronken!".
Toen kwam Kaatje Knorrepot, die zei: "Dat beest is stapelzot!"
Toen kwamTijs de timmerman, die spijkerde ’t hondje zijn staartje weer an.
Lied • In het grote beukenbos
In het grote beukenbos
wiegen stammen heen en weer.
Blad'ren laten langzaam los;
vallen op de aarde neer.
wiegen stammen heen en weer.
Blad'ren laten langzaam los;
vallen op de aarde neer.
Lied • Verliefde harten
De één is verliefd op de negen, de negen is heel erg op één.
De twee is verliefd op de acht en de acht is heel erg op twee.
De drie is verliefd op de zeven, de zeven is heel erg op de drie,
De vier is verliefd op de zes, en de zes is heel erg op de vier.
De vijf is verliefd op de vijf, de nul is verliefd op de tien. De tien is verliefd op de nul.
Dit liedje is geen flauwekul!
De twee is verliefd op de acht en de acht is heel erg op twee.
De drie is verliefd op de zeven, de zeven is heel erg op de drie,
De vier is verliefd op de zes, en de zes is heel erg op de vier.
De vijf is verliefd op de vijf, de nul is verliefd op de tien. De tien is verliefd op de nul.
Dit liedje is geen flauwekul!
Lied • Één, twee, drie, vier, hoedje van papier
1.
Eén twee drie vier hoedje van papier.
Heb je dan geen hoedje meer, maak er één van bordpapier!
Heb je dan geen hoedje meer, maak er één van bordpapier!
2.
Als het hoedje dan niet past, zet het in de glazenkast!
Lied • Winter, ade! (2)
1.
Winter, ade, scheiden tut weh!
Aber dein Scheiden macht,
dass mir das Herze lacht.
Winter, ade, scheiden tut weh!
Aber dein Scheiden macht,
dass mir das Herze lacht.
Winter, ade, scheiden tut weh!
2.
Winter, ade, scheiden tut weh!
Gerne vergess' ich dein,
kannst immer ferne sein.
Winter, ade, scheiden tut weh!
Gerne vergess' ich dein,
kannst immer ferne sein.
Winter, ade, scheiden tut weh!
3.
Winter, ade, scheiden tut weh!
Gehst du nicht bald nach Haus,
lacht dich der Kuckuck aus.
Winter, ade, scheiden tut weh!
Gehst du nicht bald nach Haus,
lacht dich der Kuckuck aus.
Winter, ade, scheiden tut weh!
Lied • Dag, school!
1.
Dag, school, dag, school, daar ben ik weer en ik heb je weer zo veel te vertellen. Laat de schoolbel maar weer bellen, langer luieren kan niet meer! 2x
2.
Dag, school, dag, school, daar ben ik weer, 'k_heb de punten aan mijn potlood geslepen, want ik heb allang begrepen:
langer luieren kan niet meer! 2x
langer luieren kan niet meer! 2x
3.
Dag, school, dag, school, daar ben ik weer, 'k_had nog best een beetje thuis willen blijven. 'k_Moet weer rekenen en schrijven,
langer luieren kan niet meer! 2x
langer luieren kan niet meer! 2x
Lied • Cousin Peter
1.
Last evening cousin Peter came.
Last evening cousin Peter came to say that he was here.
Last evening cousin Peter came to say that he was here.
2.
He hung his hat upon the peg.
He hung his hat upon the peg to show that he was here.
He hung his hat upon the peg to show that he was here.
3.
He wiped his shoes upon the mat.
He wiped his shoes upon the mat to show that he was here.
He wiped his shoes upon the mat to show that he was here.
4.
He kicked his shoes off one by one.
He kicked his shoes off one by one to show that he was here.
He kicked his shoes off one by one to show that he was here.
5.
He danced about in stockinged feet.
He danced about in stockinged feet to show that he was here
He danced about in stockinged feet to show that he was here
6.
He played he was a great big bear.
He played he was a great big bear to show that he was here.
He played he was a great big bear to show that he was here.
7.
He tossed us up into the air.
He tossed us up into the air to show that he was here.
He tossed us up into the air to show that he was here.
8.
He made a bow and said: "Goodbye!"
He made a bow and said: "Goodbye!" to show that he would go!
He made a bow and said: "Goodbye!" to show that he would go!
Lied • De nacht is nu gekomen
De nacht is nu gekomen, de wereld wordt zo mooi en stil. De maan staat aan de hemel, alsof hij mij iets zeggen wil. De sterren kijken van heel hoog en stralen aan de hemelboog. Ze zeggen mij nu goedenacht, en houden over mij de wacht. Een machtig gezicht, de avond vol licht.
Lied • De witte boerderij
Bij de witte boerderij, staan de koeien in de wei.
En die koeien roepen: "Boe!".
En die koeien roepen: "Boe!".
Lied • O, du fröhliche, o, du selige
1.
O, du fröhliche, o, du selige, gnadenbringende Weihnachtszeit!
Welt ging verloren, Christ ist geboren: Freue, freue dich, o, Christenheit!
Welt ging verloren, Christ ist geboren: Freue, freue dich, o, Christenheit!
2.
O, du fröhliche, o, du selige, gnadenbringende Weihnachtszeit!
Christ ist erschienen, uns zu versühnen: Freue, freue dich, o, Christenheit!
Christ ist erschienen, uns zu versühnen: Freue, freue dich, o, Christenheit!
3.
O, du fröhliche, o, du selige, gnadenbringende Weihnachtszeit!
Himmlische Heere jauchzen dir Ehre: Freue, freue dich, o, Christenheit!
Himmlische Heere jauchzen dir Ehre: Freue, freue dich, o, Christenheit!
1.
Zwaluw, kom, maak toch voort, ga nu snel!
Zwaluw, vlieg over land, over verre zee.
De winter komt en brengt de koude mee.
Zwaluw, kom, maak toch voort, ga nu snel!
Zwaluw, vlieg over land, over verre zee.
De winter komt en brengt de koude mee.
Zwaluw, kom, maak toch voort, ga nu snel!
2.
Als je weg bent, dan denk ik aan jou;
hoe je vliegt over land, over verre zee.
Een zwaluw word ik en ik vlieg met je mee.
Als je weg bent, dan denk ik aan jou.
hoe je vliegt over land, over verre zee.
Een zwaluw word ik en ik vlieg met je mee.
Als je weg bent, dan denk ik aan jou.
3.
Zwaluw, keer ongedeerd weer terug!
Laat de kou en de winter voorbijgaan,
dan zal ik hier weer op de uitkijk staan.
Zwaluw, keer ongedeerd weer terug!
Laat de kou en de winter voorbijgaan,
dan zal ik hier weer op de uitkijk staan.
Zwaluw, keer ongedeerd weer terug!
Lied • Vogels, vlieg heen!
Vogels, vlieg heen! vogels, vlieg heen naar verre landen, naar verre stranden!
Vogels, vlieg heen, vlucht voor de kou, vogels vaarwel, ga nu maar snel!
Vogels, vlieg heen, vlucht voor de kou, vogels vaarwel, ga nu maar snel!
Lied • Wie wil vlijtige werklieden zien?
1.
Wie wil vlijtige werklieden zien? Ei, die moet eens hierheen gaan.
Steen op steen, steen op steen, 't huisje zal weldra klaar staan. 2x
Steen op steen, steen op steen, 't huisje zal weldra klaar staan. 2x
2.
Roepen wij de timmerman, die ons deurtje maken kan.
Schaaf maar goed, schaaf maar fijn, 't deurtje moet goed glad dan zijn. 2x
Schaaf maar goed, schaaf maar fijn, 't deurtje moet goed glad dan zijn. 2x
3.
Zetten wij de vensters erin. Ei, zo is 't naar onze zin.
Eentje rond, eentje recht. Kijk, dat staat toch lang niet slecht? 2x
Eentje rond, eentje recht. Kijk, dat staat toch lang niet slecht? 2x
4.
Roepen wij de schilder dan, die ons huisje verven kan.
Strijkt het aan, strijkt het aan; 't wit zal er wel mooi op staan. 2x
Strijkt het aan, strijkt het aan; 't wit zal er wel mooi op staan. 2x
5.
Stampen wij nu op de grond, stampen stevig in het rond.
Stamp maar flink, stamp maar goed, waar het paadje komen moet. 2x
Stamp maar flink, stamp maar goed, waar het paadje komen moet. 2x
6.
Maken wij een vijver rond, graven vlijtig in de grond.
Graaf maar goed, graaf maar fijn, want hier moet een vijver zijn. 2x
Graaf maar goed, graaf maar fijn, want hier moet een vijver zijn. 2x
7.
Kijk, daar staat ons huisje klaar! Dansen wij vrolijk met elkaar.
Springen wij, zingen wij, van heisa-heisa, hopsa-hei! 2x
Springen wij, zingen wij, van heisa-heisa, hopsa-hei! 2x
Lied • Mioau, moiau, la nuit dernière
1.
Mioau, mioau, la nuit dernière
j'entendais dans la goutière,
le chat de notre portière.
j'entendais dans la goutière,
le chat de notre portière.
2.
Miau, miau, hörst du mich schreien?
ich will dich freien.
Folgst du mir aus den Gemächern,
singen wir hoch auf den Dächern.
Miau, komm, geliebte Katze,
reich mir deine Tat-ze!
ich will dich freien.
Folgst du mir aus den Gemächern,
singen wir hoch auf den Dächern.
Miau, komm, geliebte Katze,
reich mir deine Tat-ze!
Lied • Schutzengel mein
Schutzengel mein, behüt’ mich fein, Tag und Nacht,
früh und spät, bis meine Seele zum Himmel eingeht,
Schutzengel mein behüte mich fein.
früh und spät, bis meine Seele zum Himmel eingeht,
Schutzengel mein behüte mich fein.
Lied • Op een mooie zomerwei
Op een mooie zomerwei, vliegt de kleine honingbij; zoekt bedrijvig elke bloem, haalt de honing... zoem, zoem, zoem.
Lied • Papegaaitje, leef je nog?
Papegaaitje, leef je nog, ie-ja, dee-ja?
Ja, meneer, ik ben er nog, ieja, deeja!
’k Heb m’n eten opgegeten en m’n
drinken laten staan, ie ja, dee ja, POEF!
Ja, meneer, ik ben er nog, ieja, deeja!
’k Heb m’n eten opgegeten en m’n
drinken laten staan, ie ja, dee ja, POEF!
Lied • Que font les petits nains?
1.
Dites-moi, que font les petits nains,
que font les petits nains de bonheur le matin?
Ils sautent du lit bien réveillés et vont tout d'suite dejeuner,
tin-ti-ti-tin, tin-ti-ti-tin.
que font les petits nains de bonheur le matin?
Ils sautent du lit bien réveillés et vont tout d'suite dejeuner,
tin-ti-ti-tin, tin-ti-ti-tin.
2.
Dites-moi, que font les petits nains,
que font les petits nains, plus tard au jardin?
Ils cherchent leurs marteaux et leurs pelles, le soleil les appelle,
tin-ti-ti-tin, tin-ti-ti-tin.
que font les petits nains, plus tard au jardin?
Ils cherchent leurs marteaux et leurs pelles, le soleil les appelle,
tin-ti-ti-tin, tin-ti-ti-tin.
3.
Dites-moi, que font les petits nains,
que font les petits nains, quand il est midi?
Ils posent par terre leurs outils et mangent un biscuit,
tin-ti-ti-tin, tin-ti-ti-tin.
que font les petits nains, quand il est midi?
Ils posent par terre leurs outils et mangent un biscuit,
tin-ti-ti-tin, tin-ti-ti-tin.
4.
Dites-moi, que font les petits nains,
que font les petits nains, quand vient l'après-midi?
Ils creusent dans la pierre, l'or brille comme la lumière,
tin-ti-ti-tin, tin-ti-ti-tin.
que font les petits nains, quand vient l'après-midi?
Ils creusent dans la pierre, l'or brille comme la lumière,
tin-ti-ti-tin, tin-ti-ti-tin.
5.
Dites-moi, que font les petits nains,
que font les petits nains, quand vient le soir?
Ils allument leurs laternes claires, un long chemin il faut bien faire,
tin-ti-ti-tin, tin-ti-ti-tin.
que font les petits nains, quand vient le soir?
Ils allument leurs laternes claires, un long chemin il faut bien faire,
tin-ti-ti-tin, tin-ti-ti-tin.
6.
Dites-moi, que font les petits nains,
que font les petits nains, tard la nuit?
Bien fatigués ils rentrent à la maison; ils dorment heureux et très profond,
tin-ti-ti-tin, tin-ti-ti-tin.
que font les petits nains, tard la nuit?
Bien fatigués ils rentrent à la maison; ils dorment heureux et très profond,
tin-ti-ti-tin, tin-ti-ti-tin.
Lied • Sur le pont d'Avignon (2) | speelstuk
Aan tafel, aan tafel. Tafeltje dek.
Heb jij ook zo'n trek? In een bammetje,
boterhammetje, boterham met pindakaas / hagelslag / appelstroop.
Hap hap hap, alles is weg. Wip in je mond en het bammetje is weg.
Heb jij ook zo'n trek? In een bammetje,
boterhammetje, boterham met pindakaas / hagelslag / appelstroop.
Hap hap hap, alles is weg. Wip in je mond en het bammetje is weg.
Lied • The blacksmith
Look at the blacksmith good and strong,
earning his life with weal and courage.
Day after day it's going on,
steel and iron he's hammering on.
Rickadee rackedee rickedee rack
earning his life with weal and courage.
Day after day it's going on,
steel and iron he's hammering on.
Rickadee rackedee rickedee rack