Drie kaboutertjes die dansen in het bos;
één gaat er weg, die gaat slapen op het mos.
Twee kaboutertjes die dansen in het bos;
één gaat er weg, want zijn vetertje zit los.
Één kaboutertje danst nu helemaal alleen;
hij kruipt vlug in zijn paddestoel
en nu zie je er geen een!
Bibliotheek
Liederen voor de fluitles
Houding
Luisteren
Toonladders
Vingers
Niveau speelstukken
Repertoire voor schoolorkest
Lied • Drie kaboutertjes die dansen in het bos
Don’t put your trash in my backyard, my backyard ’s full.
Fish and chips and vinegar, pop. One bottle of pop, two bottles of pop,
three bottles of pop, four bottles of pop, five bottles of pop, six bottles of pop
Fish and chips and vinegar, pop. One bottle of pop, two bottles of pop,
three bottles of pop, four bottles of pop, five bottles of pop, six bottles of pop
Al citron de un fandango, sango, sabaré,
de la rondela, con su triki, triki, tron.
triki tron
de la rondela, con su triki, triki, tron.
triki tron
1.
Er was eens een spin, die had geen zin, geen zin om een web te weven.
Zij was het zat, ze had het wel gehad. Ach, spin, we helpen je wel even.
De draad die gaat van hier naar daar en dan naar Pietje, pak hem maar!
De draad die gaat van Jan naar daar, het webje is nog lang niet klaar.
Zij was het zat, ze had het wel gehad. Ach, spin, we helpen je wel even.
De draad die gaat van hier naar daar en dan naar Pietje, pak hem maar!
De draad die gaat van Jan naar daar, het webje is nog lang niet klaar.
2.
Er was eens een spin, die had geen zin, geen zin om een web te weven.
Zij was het zat, ze had het wel gehad. Ach, spin, we helpen je wel even.
De draad die gaat van hier naar daar en dan naar Pietje, pak hem maar!
De draad die gaat van Jan naar daar, het webje is al bijna klaar.
Zij was het zat, ze had het wel gehad. Ach, spin, we helpen je wel even.
De draad die gaat van hier naar daar en dan naar Pietje, pak hem maar!
De draad die gaat van Jan naar daar, het webje is al bijna klaar.
3.
Er was eens een spin, die had geen zin, geen zin om een web te weven.
Zij was het zat, ze had het wel gehad. Ach, spin, we helpen je wel even.
De draad die gaat van hier naar daar en dan naar Pietje, pak hem maar!
De draad die gaat van Jan naar daar, het webje is nu helemaal klaar.
Zij was het zat, ze had het wel gehad. Ach, spin, we helpen je wel even.
De draad die gaat van hier naar daar en dan naar Pietje, pak hem maar!
De draad die gaat van Jan naar daar, het webje is nu helemaal klaar.
Lied • Guten Abend, Herr Spielmann (2) | speelstuk
Lied • Der Hase Augustin
1.
Es war einmal ein Hase, der hieß Augustin und lief unglaublich schnell.
Wenn der so durch die Gegend lief und seine fixen Hacken schlug,
dann blieben alle Leute steh'n um Augustin zu seh'n:
"Seht mal wer da rennt, seht mal wer da rennt,
das ist wohl der Augustin, das Naturtalent!"
Wenn der so durch die Gegend lief und seine fixen Hacken schlug,
dann blieben alle Leute steh'n um Augustin zu seh'n:
"Seht mal wer da rennt, seht mal wer da rennt,
das ist wohl der Augustin, das Naturtalent!"
2.
Augustin der flitzte, sprang über manche Pfütze und aß gern Rosenkohl.
Doch kam der Förster angerannt, schon war der schnelle Hase weg.
Der Gärtner stand im Rosenkohl und staunte gar nicht schlecht:
"Dreimal Sapperment, dreimal Sapperment,
das ist wohl der Augustin, das Naturtalent!"
Doch kam der Förster angerannt, schon war der schnelle Hase weg.
Der Gärtner stand im Rosenkohl und staunte gar nicht schlecht:
"Dreimal Sapperment, dreimal Sapperment,
das ist wohl der Augustin, das Naturtalent!"
3.
Einmal kam ein Jäger, ein dicker fetter Jäger; Herr Schlamm aus Düsseldorf.
Der hatte sich 'ne Jagd gekauft und wollte jetzt auf Hasen geh'n.
Da kommt schon einer angerannt, Herr Schlamm hat ihn erkannt:
"Dreimal Sapperment, dreimal Sapperment,
das ist wohl der Augustin, das Naturtalent!"
Der hatte sich 'ne Jagd gekauft und wollte jetzt auf Hasen geh'n.
Da kommt schon einer angerannt, Herr Schlamm hat ihn erkannt:
"Dreimal Sapperment, dreimal Sapperment,
das ist wohl der Augustin, das Naturtalent!"
4.
Herr Schlamm nahm seine Flinte, die knallte los und stank.
Schon flitzt der Hase weg, die Kugel hinterher.
Doch der Hase war zu schnell, die Kugel fiel in'n Dreck
und Herr Schlamm, der schimpfte sehr:
"Dreimal Sapperment, dreimal Sapperment,
das ist wohl der Augustin, das Naturtalent!"
Schon flitzt der Hase weg, die Kugel hinterher.
Doch der Hase war zu schnell, die Kugel fiel in'n Dreck
und Herr Schlamm, der schimpfte sehr:
"Dreimal Sapperment, dreimal Sapperment,
das ist wohl der Augustin, das Naturtalent!"
5.
Augustin war stolz, er trug die Nase hoch und einen Orden auch.
Er wurde Landesmeister gar im großen Zickzackdauerlauf
und bei der Ehrenrunde sangen alle Mann ganz laut:
"Seht mal wer da rennt, seht mal wer da rennt,
das ist wohl der Augustin, das Naturtalent!"
Er wurde Landesmeister gar im großen Zickzackdauerlauf
und bei der Ehrenrunde sangen alle Mann ganz laut:
"Seht mal wer da rennt, seht mal wer da rennt,
das ist wohl der Augustin, das Naturtalent!"
Lied • De lente is weer gekomen
1.
De lente is weer gekomen en groen worden alle bomen,
de bloemen krijgen kleuren en gaan weer lekker geuren.
de bloemen krijgen kleuren en gaan weer lekker geuren.
2.
En spelen wij lekker buiten, dan horen wij vogels fluiten,
de kikkers gaan weer kwaken, de vogels nestjes maken.
de kikkers gaan weer kwaken, de vogels nestjes maken.
3.
De schapen blaten in de wei, er komen steeds meer lammetjes bij.
Zeg, tuinman, ga je weer aan 't werk? Ik doe graag mee, dan word ik sterk.
Zeg, tuinman, ga je weer aan 't werk? Ik doe graag mee, dan word ik sterk.
Lied • In de haven
In de haven, daar ligt een heel groot schip en op dat schip zijn zakken en tonnetjes en pakken. En voor wie zal dat wel wezen, voor wie zal dat wel zijn? Voor de bakker zal het zijn.
Lied • Ihr Blätter, wollt ihr tanzen?
1.
"Ihr Blätter, wollt ihr tanzen?,"
so rief im Herbst der Wind.
"Ja, ja wir wollen tanzen, 2x
komm hol' uns nur geschwind."
so rief im Herbst der Wind.
"Ja, ja wir wollen tanzen, 2x
komm hol' uns nur geschwind."
2.
Da fuhr er durch die Äste
und pflückte Blatt für Blatt.
Nun tanzen sie zum Feste, 2x
nun tanzen sie sich satt.
und pflückte Blatt für Blatt.
Nun tanzen sie zum Feste, 2x
nun tanzen sie sich satt.
3.
Bald wurden sie ganz leise
mit Flocken zugedeckt.
Nun schlafen sie und träumen, 2x
bis sie der Frühling weckt.
mit Flocken zugedeckt.
Nun schlafen sie und träumen, 2x
bis sie der Frühling weckt.
4.
Nun hat der Winter sachte
mit Flocken sie bestreut.
Und wenn kein Blatt erwachte, 2x
dann schlafen sie noch heut'.
mit Flocken sie bestreut.
Und wenn kein Blatt erwachte, 2x
dann schlafen sie noch heut'.
5.
Der Frühling weckt die Erde,
kein Blatt man wieder sah.
Dass grün es wieder werde, 2x
ja, dazu war'n sie da.
kein Blatt man wieder sah.
Dass grün es wieder werde, 2x
ja, dazu war'n sie da.
6.
Der Wind wird langsam müde,
die Blätter werden's auch.
Drum legen sie sich nieder, 2x
und ruh'n sich alle aus.
die Blätter werden's auch.
Drum legen sie sich nieder, 2x
und ruh'n sich alle aus.
Lied • Denkend das Dunk'le durchdringen
1.
Denkend das Dunkele durchdringen,
wirkend in Wärme weben, liebend das Licht beleben.
wirkend in Wärme weben, liebend das Licht beleben.
2.
Denkend het donker doordringen,
werkend in warmte weven, liefhebbend licht beleven.
werkend in warmte weven, liefhebbend licht beleven.
Lied • Ezeltje strek je
Ezeltje strek je, tafeltje dekje.
Oei oei oei, knuppel in de zak.
Als het ezeltje zijn staart op licht,
rolt het geld op straat;
't is een kostelijk gezicht.
Ezeltje strek je, tafeltje dekje.
Oei oei oei, knuppel in de zak.
Als het ezeltje zijn staart op licht,
rolt het geld op straat;
't is een kostelijk gezicht.
Ezeltje strek je, tafeltje dekje.
Lied • Zwaantje, witte zwaan
Zwaantje, witte zwaan, laat mij in je bootje staan.
Laat mij in je bootje varen, laat mij met jou mede gaan.
Over 't water wil ik glijden, langs de bossen en de weiden.
Varen wij nu onder een brug, en dan weer naar huis terug.
Laat mij in je bootje varen, laat mij met jou mede gaan.
Over 't water wil ik glijden, langs de bossen en de weiden.
Varen wij nu onder een brug, en dan weer naar huis terug.
Lied • Bizim koyë
Gel gidelim bizim köye, oynayalim güle güle,
orda verelim hep elele! Hayd? gidelim bizim köye!
orda verelim hep elele! Hayd? gidelim bizim köye!
Lied • Zeg, bootsman, ahoy!
1.
Zeg, bootsman, bootsman, ahoy!
Zeg op, wanneer gaan we_'t zeegat uit?
Als onze loods is aan boord gegaan
en hoog in top onze vlaggen staan.
Ja, dan gaan we het zeegat uit!
Zeg op, wanneer gaan we_'t zeegat uit?
Als onze loods is aan boord gegaan
en hoog in top onze vlaggen staan.
Ja, dan gaan we het zeegat uit!
Hei-ho, hei-o-ho, alle hens aan dek!
Haal het anker op, gooi de kabels los,
hijs de vlag in top!
Volle kracht vooruit naar zee, ahoy,
volle kracht vooruit naar zee!
Haal het anker op, gooi de kabels los,
hijs de vlag in top!
Volle kracht vooruit naar zee, ahoy,
volle kracht vooruit naar zee!
2.
Zeg, bootsman, bootsman, ahoy!
Zeg op, waarheen gaat het deze reis?
Waar de wind ons voert, waar de wolken gaan,
waar torens ver aan de einder staan.
Daarheen gaat het deze reis!
Zeg op, waarheen gaat het deze reis?
Waar de wind ons voert, waar de wolken gaan,
waar torens ver aan de einder staan.
Daarheen gaat het deze reis!
Hei-ho, hei-o-ho, alle hens aan dek!
Haal het anker op, gooi de kabels los,
hijs de vlag in top!
Volle kracht vooruit naar zee, ahoy,
volle kracht vooruit naar zee!
Haal het anker op, gooi de kabels los,
hijs de vlag in top!
Volle kracht vooruit naar zee, ahoy,
volle kracht vooruit naar zee!
3.
Zeg, bootsman, bootsman, ahoy!
Zeg op, wanneer is een zeeman thuis?
Zo ver zijn schip door de golven glijdt,
zo ver de steven de zeeën snijdt.
Ja, dan is een zeeman thuis!
Zeg op, wanneer is een zeeman thuis?
Zo ver zijn schip door de golven glijdt,
zo ver de steven de zeeën snijdt.
Ja, dan is een zeeman thuis!
Hei-ho, hei-o-ho, alle hens aan dek!
Haal het anker op, gooi de kabels los,
hijs de vlag in top!
Volle kracht vooruit naar zee, ahoy,
volle kracht vooruit naar zee!
Haal het anker op, gooi de kabels los,
hijs de vlag in top!
Volle kracht vooruit naar zee, ahoy,
volle kracht vooruit naar zee!
1.
Ach, bitt'rer Winter, wie bist du kalt! Du hast entlaubet den grünen Wald.
Du hast verblüht die Blümlein auf der Heiden.
Du hast verblüht die Blümlein auf der Heiden.
2.
Die bunten Blümlein sind worden fahl, entflogen ist uns Frau Nachtigall!
Sie ist entflogen, wird sie wieder singen?
Du hältst gefangen des Lichtes Schein und lässt die Tage uns dunkel sein.
Lass doch wieder die gold'ne Sonne leuchten!
Sie ist entflogen, wird sie wieder singen?
Du hältst gefangen des Lichtes Schein und lässt die Tage uns dunkel sein.
Lass doch wieder die gold'ne Sonne leuchten!
Lied • Boom versieren
Boom versieren tiereliereliere.
Boom versieren, doe maar mee.
Kijk naar hangen de sterretjes al tussen de groene takken.
Boom versieren tiereliereliere.
Boom versieren, doe maar mee.
Boom versieren, doe maar mee.
Kijk naar hangen de sterretjes al tussen de groene takken.
Boom versieren tiereliereliere.
Boom versieren, doe maar mee.
Lied • Ninna nanna
Lied • Laten we dansen
Lied • Fitte Piet ging uit fietsen
1.
Fitte Piet ging uit fietsen, toen klapte zijn band.
Hij moest toen gaan lopen met de fiets aan zijn hand.
Hij kwam hij in een dorpje en zei tegen de smid:
"Ik geloof dat er in mijn achterband een pepernootje zit."
Hij moest toen gaan lopen met de fiets aan zijn hand.
Hij kwam hij in een dorpje en zei tegen de smid:
"Ik geloof dat er in mijn achterband een pepernootje zit."
2.
De smid moest hard lachen en zei: "Beste Piet,
in je band zit een spijker, dat jij dat niet ziet!
Kom even naar binnen dan plak ik je band,
dan kun jij weer fietsen door heel Nederland."
in je band zit een spijker, dat jij dat niet ziet!
Kom even naar binnen dan plak ik je band,
dan kun jij weer fietsen door heel Nederland."
Lied • Visser in zijn bootje
Visser in zijn bootje stuurt zijn schip de zee op.
Vangt veel vis, een zooitje, gooit die in zijn bootje.
Vissen in de manden, laat de boot maar landen.
Vangt veel vis, een zooitje, gooit die in zijn bootje.
Vissen in de manden, laat de boot maar landen.
Lied • Elefant kommt gerannt
Elefant, -fant, -fant, kommt gerannt, -rannt, -rannt
mit dem langen, langen, langen, langen Rüssel.
Wollte raus, raus, raus, aus dem Haus, Haus, Haus,
hatte leider, leider, leider keinen Schlüssel.
Armer Elefant, bist so weit gerannt,
kriegst zum Dank dafür ein Zuckerstück von mir:
aber bleibe auch bei mir!
mit dem langen, langen, langen, langen Rüssel.
Wollte raus, raus, raus, aus dem Haus, Haus, Haus,
hatte leider, leider, leider keinen Schlüssel.
Armer Elefant, bist so weit gerannt,
kriegst zum Dank dafür ein Zuckerstück von mir:
aber bleibe auch bei mir!
Lied • Christmas is coming
Christmas is coming, the goose is getting fat.
Please put a penny in the old man’s hat.
If you haven’t got a penny, then a hapenny will do.
If you haven’t got a penny, then may God bless you!
Please put a penny in the old man’s hat.
If you haven’t got a penny, then a hapenny will do.
If you haven’t got a penny, then may God bless you!
Lied • In het sterrenhuis
In het sterrenhuis was elk kind eens thuis
tot een engel zacht het naar de aarde bracht.
En wij zijn zo blij, want Floortjes verjaardag vieren wij.
tot een engel zacht het naar de aarde bracht.
En wij zijn zo blij, want Floortjes verjaardag vieren wij.
Lied • Isme, krisme, krasme
Dit is de sleutel van de Muiderpoort, brengt hem zonder lachen voort. Er leit een schuitje van Amersfoort, 't is beladen met isme, krisme krasme, krullemarijn. De schipper van 't schuitje met isme, krisme krasme, krullemarijn, die vroeg aan mijn of isme, krisme krasme, krullemarijn wel van goed papier zou zijn.