Klein, klein kindje,
je leven loopt gevaar.
Ik maak een biezen mandje,
en morgen is het klaar.
Bibliotheek
Liederen voor de fluitles
Houding
Luisteren
Toonladders
Vingers
Niveau speelstukken
Repertoire voor schoolorkest
Lied • Mozes' moeder zingt
1.
2.
Klein, klein kindje,
dit mandje wordt een boot.
Daarmee moet jij gaan varen,
op leven of op dood.
dit mandje wordt een boot.
Daarmee moet jij gaan varen,
op leven of op dood.
3.
Klein, klein kindje,
ik zet je tussen het riet.
Wie weet gebeurt het wonder,
dat de prinses je ziet.
ik zet je tussen het riet.
Wie weet gebeurt het wonder,
dat de prinses je ziet.
4.
Klein, klein kindje,
als de prinses jou vindt,
dan gaat je boot niet onder;
je bent een koningskind.
als de prinses jou vindt,
dan gaat je boot niet onder;
je bent een koningskind.
Lied • Herfst gaat komen
1.
Herfst gaat komen, zie de bomen,
doe-doe-doe-del, die-del doe.
doe-doe-doe-del, die-del doe.
2.
Bla'dren zweven, nevels weven,
doe-doe-doe-del, die-del doe.
doe-doe-doe-del, die-del doe.
3.
Takken ruisen, stormen bruisen,
doe-doe-doe-del, die-del doe.
doe-doe-doe-del, die-del doe.
4.
Regen klettert, regen spettert,
doe-doe-doe-del, die-del doe.
doe-doe-doe-del, die-del doe.
5.
Kachels branden, warme handen,
doe-doe-doe-del, die-del doe.
doe-doe-doe-del, die-del doe.
6.
Kale bomen, herfst gaat komen,
doe-doe-doe-del, die-del doe.
doe-doe-doe-del, die-del doe.
7.
Kaarsen schijnen, poppedijne,
doe-doe-doe-del, die-del doe.
doe-doe-doe-del, die-del doe.
Lied • Où t'en vas-tu donc si vite
1.
Où t'en vas-tu donc si vite,
mon petit Pierrot?
Courre, courr'aussi, Jeannette,
laisse tes agneaux! 2x
mon petit Pierrot?
Courre, courr'aussi, Jeannette,
laisse tes agneaux! 2x
2.
Un enfant plein de lumière
est né cette nuit,
sur un peu de paille fraîche,
dans un vieil abri. 2x
est né cette nuit,
sur un peu de paille fraîche,
dans un vieil abri. 2x
3.
Jacquot apportait un lièvre
qu'il avait nourri,
Toinot une jeune chèvre,
Jeannot quelques fruits. 2x
qu'il avait nourri,
Toinot une jeune chèvre,
Jeannot quelques fruits. 2x
4.
Pierre un petit pot de crème
et les fleurs des prés.
tous les autr's ont fait de même
et moi à peu près. 2x
et les fleurs des prés.
tous les autr's ont fait de même
et moi à peu près. 2x
Lied • Strahlender als die Sonne
Strahlender als die Sonne, reiner als der Schnee,
feiner als der Wind ist das Selbst, das ich selber bin.
feiner als der Wind ist das Selbst, das ich selber bin.
Lied • De wijzen
1.
De wijzen, de wijzen, die gingen samen reizen,
vertrouwend op een koningsster, zij wisten niet hoe ver.
vertrouwend op een koningsster, zij wisten niet hoe ver.
2.
Zij volgden het teken, de dagen werden weken,
dan klopt een rijke karavaan bij de paleispoort aan.
dan klopt een rijke karavaan bij de paleispoort aan.
3.
"O, koning, wil ons horen: er is een prins geboren,
in_'t Oosten is zijn ster gezien, staat hier zijn wieg misschien?"
in_'t Oosten is zijn ster gezien, staat hier zijn wieg misschien?"
4.
Herodes, hij hoorde, verschrikt naar deze woorden.
"Een koningszoon bij mij in huis? U bent beslist abuis."
"Een koningszoon bij mij in huis? U bent beslist abuis."
5.
De wijzen, de wijzen, die moesten verder reizen.
De ster ging als een lichtend spoor, naar Bethlehem hen voor.
De ster ging als een lichtend spoor, naar Bethlehem hen voor.
6.
Zij hebben gevonden, het kind door God gezonden,
dat koning en dat knecht wil zijn voor ieder groot en klein.
dat koning en dat knecht wil zijn voor ieder groot en klein.
7.
De wijzen, die weten van sterren en planeten,
die baden nu in zonnelicht en doen hun ogen dicht.
die baden nu in zonnelicht en doen hun ogen dicht.
Lied • Pier Verdonk
Pier Verdonk zat op de toren met een dikke boterham.
Al zijn haar werd afgeschoren toen hij op de toren kwam.
Pier Verdonk nam een sprong; jan verdekke, dat beentje dat gong.
Al zijn haar werd afgeschoren toen hij op de toren kwam.
Pier Verdonk nam een sprong; jan verdekke, dat beentje dat gong.
Lied • Daar kwamen drie koningen (2)
1.
Daar kwamen drie koningen met een ster, uit vreemde landen alle zo ver.
2.
Zij kwamen de hoge berg opgegaan, zij zagen de sterre voor hun gaan.
3.
Zij gingen met hunnen groten trein, tot aan de stede Jeruzalem.
4.
De sterre verdwenen, men zag ze niet meer, het is een teken van God den Heer.
5.
Herodes heeft zijnen raad vergaard, en de machten zijn er binnen gegaan.
6.
Zij hebben vol eer en met ootmoed, den koning Herodes vriend'lijk gegroet.
7.
Zij gingen met hunnen groten trein, tot de kleine stede van Betlehem.
8.
De sterre stond stille en roerde niet meer, het was een teken van God den Heer.
9.
Zij hebben vol eer en met ootmoed, 2x
het kindeke Jezus vriend'lijk gegroet. 2x
het kindeke Jezus vriend'lijk gegroet. 2x
10.
Zij legden kroon en scepter neer, 2x
en zij knielden voor hun koning teer. 2x
en zij knielden voor hun koning teer. 2x
Lied • Old woman, old woman
1.
Old woman, old woman, will you come a-shearing?
Speak a little louder, sir, I’m very hard of hearing!
Speak a little louder, sir, I’m very hard of hearing!
2.
Old woman, old woman, will you come a-gleaning?
Speak a little louder, sir, I cannot tell your meaning!
Speak a little louder, sir, I cannot tell your meaning!
3.
Old woman, old woman, will you come a-walking?
Speak a little louder, sir, or what’s the use of talking?
Speak a little louder, sir, or what’s the use of talking?
4.
Old woman, old woman, shall I love you dearly?
Thank you very kindly, sir, I hear you very clearly!
Thank you very kindly, sir, I hear you very clearly!
Lied • Luid het uit!
Lied • Esel aller Esel
Lied • Zum Morgen!
Sonne, Sonne, komm hervor,
aus des Himmels gold´nem Tor
strahle mich so lange an,
bis ich mit dir strahlen kann.
aus des Himmels gold´nem Tor
strahle mich so lange an,
bis ich mit dir strahlen kann.
Lied • Een kater in Katwoude
Een kater in Katwoude was al zolang verkouden.
Hij ging toen naar den dorpsdoctoor,
die schreef hem medicijnen voor,
zodat hij weer kon mauwen.
Hij ging toen naar den dorpsdoctoor,
die schreef hem medicijnen voor,
zodat hij weer kon mauwen.
Someone came knocking at my wee, small door.
I’m sure. I listened, I opened, I looked to left and right,
but nought there was a stirring in the still dark night.
Only the busy beetle tapping in the wall,
only from the forest the screech owl’s call.
Only the cricket whistling while the dewdrops fall.
So I know not who came knocking at all.
I’m sure. I listened, I opened, I looked to left and right,
but nought there was a stirring in the still dark night.
Only the busy beetle tapping in the wall,
only from the forest the screech owl’s call.
Only the cricket whistling while the dewdrops fall.
So I know not who came knocking at all.
Lied • Xiao yin chuan
Yue er wan wan xiang yi tiao chuan gua tian shang,
chuan guo xing xing ta yi ran qing ying piao dang.
Yang fan xiang zhe xi fang hang,
jia xiao xiao yin chuan duo an xiang.
chuan guo xing xing ta yi ran qing ying piao dang.
Yang fan xiang zhe xi fang hang,
jia xiao xiao yin chuan duo an xiang.
Lied • Die nacht, toen Jozef nauw'lijks sliep (1)
1.
Die nacht, toen Jozef nauw’lijks sliep,
hoorde Maria een stem die riep:
"Vrees niet, u zal geen leed geschiên,
doe open, ik wil uw kindje zien."
Zacht stond zij op, ontsloot de deur
en zie, daar stond een vreemd'ling veur.
hoorde Maria een stem die riep:
"Vrees niet, u zal geen leed geschiên,
doe open, ik wil uw kindje zien."
Zacht stond zij op, ontsloot de deur
en zie, daar stond een vreemd'ling veur.
2.
Gedost, alsof hij ridder was,
met halsberg, helm en harrenas
en een reuzig kruiszwaard,vlammend als vuur
en aan elke schouder een wiek van azuur.
En toen hij voor het kribbetje stond,
lei hij eerbiedig zijn helm op de grond.
met halsberg, helm en harrenas
en een reuzig kruiszwaard,vlammend als vuur
en aan elke schouder een wiek van azuur.
En toen hij voor het kribbetje stond,
lei hij eerbiedig zijn helm op de grond.
3.
Boog diep het hoofd en knielde neer
en sprak: "Ik groet u, mijn vorst en heer.
Maria, nu is de tijd volbracht,
de poort van Eden ontsloot deez' nacht.
Voor allen staat zij weer open thans,
nu mag ik keren in 's hemels glans.
en sprak: "Ik groet u, mijn vorst en heer.
Maria, nu is de tijd volbracht,
de poort van Eden ontsloot deez' nacht.
Voor allen staat zij weer open thans,
nu mag ik keren in 's hemels glans.
4.
Voor allen staat zij weer open thans,
nu mag ik keren in 's hemels glans.
En 't zwaard der wraak', mijn vorst en heer,
aan uw rose voetjes leg ik het neer."
Dra richtte zich op de hemeling,
zette zijn helm op 't hoofd en ging.
nu mag ik keren in 's hemels glans.
En 't zwaard der wraak', mijn vorst en heer,
aan uw rose voetjes leg ik het neer."
Dra richtte zich op de hemeling,
zette zijn helm op 't hoofd en ging.
Lied • Schleicht der rote Fuchs ums Haus
Schleicht der rote Fuchs ums Haus,
will den Gigagockel holen,
kriegt nicht eine Maus, hat zuviel gestohlen,
jetzt tut ihm der kalten Schnee bitter weh.
will den Gigagockel holen,
kriegt nicht eine Maus, hat zuviel gestohlen,
jetzt tut ihm der kalten Schnee bitter weh.
Lied • Es klappert die Mühle
1.
Es klappert die Mühle am rauschenden Bach-, klipp-klapp! Bei Tag und bei Nacht ist der Müller stets wach, klipp-klapp! Er mahlet uns Korn zu dem kräftigen Brot, und haben wir solches, so hat's keine Not, klipp-klapp, klipp-klapp, klipp-klapp!
2.
Flink laufen die Räder und drehen den Stein, klipp-klapp! und mahlen den Weizen zu Mehl uns so fein, klipp-klapp! Der Bäcker dann Zwieback und Kuchen draus bäckt, der immer den Kindern besonders gut schmeckt, klipp-klapp, klipp-klapp, klipp-klapp!
3.
Wenn reichliche Körner das Ackerfeld trägt, klipp-klapp! die Mühle dann flink ihre Räder bewegt, klipp-klapp! Und schenkt uns der Himmel nur immerdar Brot, so sind wir geborgen und leiden nicht Not, klipp-klapp, klipp-klapp, klipp-klapp!
Lied • Laat ons beginnen
Lied • De maan is opgekomen
1.
De maan is opgekomen, de aarde ligt in dromen.
De nacht is stil en klaar. De donk're bossen zwijgen
en van de beemden stijgen de nevels wit en wonderbaar.
De nacht is stil en klaar. De donk're bossen zwijgen
en van de beemden stijgen de nevels wit en wonderbaar.
2.
De wereld die verstilde en zich in schemer hulde,
wordt inniger vertrouwd. En houdt u zo geborgen,
dat gij verdriet en zorgen van heel de dag vergeten zou.
wordt inniger vertrouwd. En houdt u zo geborgen,
dat gij verdriet en zorgen van heel de dag vergeten zou.
3.
Ziet gij de maan? De schone wil zich maar half vertonen,
toch is hij er geheel. Zo zijn erg rote zaken,
waar wij geen ernst mee maken; ons oog ziet enkel maar een deel.
toch is hij er geheel. Zo zijn erg rote zaken,
waar wij geen ernst mee maken; ons oog ziet enkel maar een deel.
4.
Wij mensen, arm en zondig, onmachtig en onmondig,
wat denken wij dan wel? Of wij ons al vermeten te menen iets te weten,
‘t is maar een droom, een schaduwspel.
wat denken wij dan wel? Of wij ons al vermeten te menen iets te weten,
‘t is maar een droom, een schaduwspel.
5.
Doe ons uw heil aanschouwen, niet op ons oog vertrouwen,
niet blij zijn met de schijn. Doe ons de eenvoud vinden,
en, God, voor U als kind'ren op aarde vroom en vrolijk zijn.
niet blij zijn met de schijn. Doe ons de eenvoud vinden,
en, God, voor U als kind'ren op aarde vroom en vrolijk zijn.
6.
Geef dat wij zonder lijden uit deze wereld scheiden,
geef ons een zachte dood. Hebt Gij ons weggenomen,
doe ons dan tot U komen, o, onze Heer en onze God!
geef ons een zachte dood. Hebt Gij ons weggenomen,
doe ons dan tot U komen, o, onze Heer en onze God!
7.
Laten wij amen zeggen en ons te slapen leggen.
Kil wordt de avondwind. God, weer van ons het kwade
en wees in uw genade met ieder eenzaam mensenkind.
Kil wordt de avondwind. God, weer van ons het kwade
en wees in uw genade met ieder eenzaam mensenkind.
Lied • The birds (1)
1.
From out of a wood did a cuckoo fly, cuckoo.
He came to a manger with joyful cry, cuckoo.
He hopped, he curtsied, round he flew
and loud his jubilation grew, cuckoo, cuckoo, cuckoo.
He came to a manger with joyful cry, cuckoo.
He hopped, he curtsied, round he flew
and loud his jubilation grew, cuckoo, cuckoo, cuckoo.
2.
A pigeon flew over to Galilee, vrercroo.
He strutted, and cooed, and was full of glee, vrercroo.
And showed with jewelled wings unfurled
his joy that Christ was in the world, vrercroo, vrercroo, vrercroo.
He strutted, and cooed, and was full of glee, vrercroo.
And showed with jewelled wings unfurled
his joy that Christ was in the world, vrercroo, vrercroo, vrercroo.
3.
A dove settled down upon Nazareth, tsucroo.
And tenderly chanted with all his breath, tsucroo:
"Oh, you," he cooed, "so good and true,
my beauty do I give to you, tsucroo, tsucroo, tsucroo."
And tenderly chanted with all his breath, tsucroo:
"Oh, you," he cooed, "so good and true,
my beauty do I give to you, tsucroo, tsucroo, tsucroo."
Chil - li - wack, Chil - li-wack, Chil-li - wack-wack-wack, Chil -li - wack, Chil - li-wack, Chil - li
wack - wack - wack, in Bie - Cie, in Bie - Cie, Chil-li-wack, Chil - li - wack, Chil -li -
wack - wack - wack, Chil - li - wack, Chil - li - wack, Chil - li - wack - wack - wack.
wack - wack - wack, in Bie - Cie, in Bie - Cie, Chil-li-wack, Chil - li - wack, Chil -li -
wack - wack - wack, Chil - li - wack, Chil - li - wack, Chil - li - wack - wack - wack.
Have you ever been down the water spout
way down to the bottom of the water system?
There you'll find a little alligator
who goes by the name of Alfred.
If you do, he's mine, I lost him!
I threw him down the water spout,
and now I'm feeling lonely,
'cause he's gone; I miss him!
way down to the bottom of the water system?
There you'll find a little alligator
who goes by the name of Alfred.
If you do, he's mine, I lost him!
I threw him down the water spout,
and now I'm feeling lonely,
'cause he's gone; I miss him!
Lied • Guter Mond, du gehst so stille (1)
1.
Guter Mond, du gehst so stille durch die Abendwolken hin.
Deines Schöpfers weiser Wille hieß auf jene Bahn dich zieh'n.
Leuchte freundlich jedem Müden in das stille Kämmerlein
und dein Schimmer gieße Frieden ins bedrängte Herz hinein.
Deines Schöpfers weiser Wille hieß auf jene Bahn dich zieh'n.
Leuchte freundlich jedem Müden in das stille Kämmerlein
und dein Schimmer gieße Frieden ins bedrängte Herz hinein.
2.
Guter Mond, du wandelst leise an dem blauen Himmelszelt,
wo dich Gott zu seinem Preise hat als Leuchte hingestellt.
Blicke traulich zu uns nieder durch die Nacht aufs Erdenrund.
Als ein treuer Menschenhüter tust du Gottes Liebe kund.
wo dich Gott zu seinem Preise hat als Leuchte hingestellt.
Blicke traulich zu uns nieder durch die Nacht aufs Erdenrund.
Als ein treuer Menschenhüter tust du Gottes Liebe kund.
3.
Guter Mond, so sanft und milde glänzest du im Sternenmeer,
wallest in dem Lichtgefilde hehr und feierlich einher.
Menschentröster, Gottesbote der auf Friedenswolken thront,
zu dem schönsten Morgenrote führst du uns, o, guter Mond!
wallest in dem Lichtgefilde hehr und feierlich einher.
Menschentröster, Gottesbote der auf Friedenswolken thront,
zu dem schönsten Morgenrote führst du uns, o, guter Mond!