Koyumuz ne guzel, gezelimbiz haydi gel.
Yemyesil baglari, dumanli hep daglari.
Koyumuz ne guzel.
Bibliotheek
Leeftijdsgroep
Soort lied
Toonreeks
Taal
Jaarfeest
Thema
Liederen voor de fluitles
Houding
Luisteren
Toonladders
Vingers
Niveau speelstukken
Repertoire voor schoolorkest
Lied • Köyümüz
1.
2.
Koyumuz ne si rin, ruzga ridaneserin.
Pi na ri cagli yor, ka va li da ag li yor.
Koyumuz ne si rin.
Pi na ri cagli yor, ka va li da ag li yor.
Koyumuz ne si rin.
Lied • IJskoud
IJskoud, bloemen op de ruiten, pegels aan 't kozijn.
Wit en stil is alles buiten, wachtend op de zonneschijn.
IJskoud, bloemen op de ruiten, pegels aan 't kozijn.
Wit en stil is alles buiten, wachtend op de zonneschijn.
IJskoud, bloemen op de ruiten, pegels aan 't kozijn.
Lied • Winter, ade! (2)
1.
Winter, ade, scheiden tut weh!
Aber dein Scheiden macht,
dass mir das Herze lacht.
Winter, ade, scheiden tut weh!
Aber dein Scheiden macht,
dass mir das Herze lacht.
Winter, ade, scheiden tut weh!
2.
Winter, ade, scheiden tut weh!
Gerne vergess' ich dein,
kannst immer ferne sein.
Winter, ade, scheiden tut weh!
Gerne vergess' ich dein,
kannst immer ferne sein.
Winter, ade, scheiden tut weh!
3.
Winter, ade, scheiden tut weh!
Gehst du nicht bald nach Haus,
lacht dich der Kuckuck aus.
Winter, ade, scheiden tut weh!
Gehst du nicht bald nach Haus,
lacht dich der Kuckuck aus.
Winter, ade, scheiden tut weh!
Lied • Zwaluw
1.
Zwaluw, kom, maak toch voort, ga nu snel!
Zwaluw, vlieg over land, over verre zee.
De winter komt en brengt de koude mee.
Zwaluw, kom, maak toch voort, ga nu snel!
Zwaluw, vlieg over land, over verre zee.
De winter komt en brengt de koude mee.
Zwaluw, kom, maak toch voort, ga nu snel!
2.
Als je weg bent, dan denk ik aan jou;
hoe je vliegt over land, over verre zee.
Een zwaluw word ik en ik vlieg met je mee.
Als je weg bent, dan denk ik aan jou.
hoe je vliegt over land, over verre zee.
Een zwaluw word ik en ik vlieg met je mee.
Als je weg bent, dan denk ik aan jou.
3.
Zwaluw, keer ongedeerd weer terug!
Laat de kou en de winter voorbijgaan,
dan zal ik hier weer op de uitkijk staan.
Zwaluw, keer ongedeerd weer terug!
Laat de kou en de winter voorbijgaan,
dan zal ik hier weer op de uitkijk staan.
Zwaluw, keer ongedeerd weer terug!
Lied • Ach, bitt'rer Winter! (1)
1.
Ach, bitt'rer Winter, wie bist du kalt! Du hast entlaubet den grünen Wald.
Du hast verblüht die Blümlein auf der Heiden.
Du hast verblüht die Blümlein auf der Heiden.
2.
Die bunten Blümlein sind worden fahl, entflogen ist uns Frau Nachtigall!
Sie ist entflogen, wird sie wieder singen?
Du hältst gefangen des Lichtes Schein und lässt die Tage uns dunkel sein.
Lass doch wieder die gold'ne Sonne leuchten!
Sie ist entflogen, wird sie wieder singen?
Du hältst gefangen des Lichtes Schein und lässt die Tage uns dunkel sein.
Lass doch wieder die gold'ne Sonne leuchten!
Lied • A B C, die Katze lief im Schnee
1.
A B C, die Katze lief im Schnee.
Und als nach Haus' sie wieder kamm, da hatt' sie weiße Stiefel an.
A B C, die Katze lief im Schnee.
Und als nach Haus' sie wieder kamm, da hatt' sie weiße Stiefel an.
A B C, die Katze lief im Schnee.
2.
A B C, die Katze lief zur Höh'.
Sie leckt ihr kaltes Pfötchen rein und putzt sich auch die Stiefelein.
A B C, und ging nicht mehr im Schnee.
Sie leckt ihr kaltes Pfötchen rein und putzt sich auch die Stiefelein.
A B C, und ging nicht mehr im Schnee.
Lied • Wei-o-lei, Mondenschein
1.
Wei o lei, Mondenschein scheint in unser’ Kämmerlein.
Wehen weiße Schleier bei dem heil’gen Weiher.
Wehen weiße Schleier bei dem heil’gen Weiher.
2.
Wei-o-lu, gute Ruh`, wei-o-lei-o-lei-o-lu!
Punke pecke pocke, unke Schnecke Glocke!
Punke pecke pocke, unke Schnecke Glocke!
Lied • Schleicht der rote Fuchs ums Haus
Schleicht der rote Fuchs ums Haus,
will den Gigagockel holen,
kriegt nicht eine Maus, hat zuviel gestohlen,
jetzt tut ihm der kalten Schnee bitter weh.
will den Gigagockel holen,
kriegt nicht eine Maus, hat zuviel gestohlen,
jetzt tut ihm der kalten Schnee bitter weh.
Lied • Daar was er eens een mannetje
Daar was er eens een mannetje, dat was niet wijs. Dat bouwde zijn huisje al op het ijs. Maar toen ging het dooien en niet vriezen en toen moest het mannetje zijn huisje verliezen. O, o, o, dwars door het ijs, want het mannetje was niet wijs.
Lied • Sneeuw, sneeuwvlokje fijn
Sneeuw, sneeuwvlokje fijn, wil je wel graag op de aarde zijn?
Wil je wel graag in mijn handje zijn?
Wil je wel graag in mijn handje zijn?
Lied • Es ist für uns eine Zeit angekommen (1)
1.
Es ist für uns eine Zeit angekommen,
sie bringt uns eine große Freud'. 2x
Übers schneebeglänz'te Feld wandern wir,
wandern wir durch die weite, weiße Welt.
sie bringt uns eine große Freud'. 2x
Übers schneebeglänz'te Feld wandern wir,
wandern wir durch die weite, weiße Welt.
2.
Es schlafen Bächlein' und Seen unterm Eise,
es träumt der Wald einen tiefen Traum. 2x
Durch den Schnee, der leise fällt, wandern wir,
wandern wir durch die weite, weiße Welt.
es träumt der Wald einen tiefen Traum. 2x
Durch den Schnee, der leise fällt, wandern wir,
wandern wir durch die weite, weiße Welt.
3.
Vom hohen Himmel ein leuchtendes Schweigen
erfüllt die Herzen mit Seligkeit. 2x
Unterm sternbeglänz'ten Zelt wandern wir,
wandern wir durch die weite, weiße Welt.
erfüllt die Herzen mit Seligkeit. 2x
Unterm sternbeglänz'ten Zelt wandern wir,
wandern wir durch die weite, weiße Welt.
Lied • Haandjes kold
Haandjes kold en voutjes kold; dat dut mi gain wonder.
Trek dien hooskes en schoukes moar oet, en kroep maor bie mie onder.
Trek dien hooskes en schoukes moar oet, en kroep maor bie mie onder.
Lied • Er zaten zeven kikkertjes
Er zaten zeven kikkertjes
al in een boerensloot.
De sloot was toegevroren,
ze waren bijna dood.
Ze kwekten niet, ze kwaakten niet,
van honger en verdriet.
Er zaten zeven kikkertjes
al in een boerensloot.
al in een boerensloot.
De sloot was toegevroren,
ze waren bijna dood.
Ze kwekten niet, ze kwaakten niet,
van honger en verdriet.
Er zaten zeven kikkertjes
al in een boerensloot.
Lied • Wij dansen ter neder
Wij dansen ter neder en hullen nu weder onze lieve Moeder Aarde in sneeuwgewaad. Sneeuwvlokjes, dwarrel maar neer, 't is geen zomer meer!
Lied • Leise rieselt der Schnee
1.
Leise rieselt der Schnee, still und starr liegt der See,
weihnachtlich glänzet der Wald; freue dich, Christkind kommt bald!
weihnachtlich glänzet der Wald; freue dich, Christkind kommt bald!
2.
In den Herzen ist's warm, still schweigt Kummer und Harm,
Sorge des Lebens verhallt; freue dich, Christkind kommt bald!
Sorge des Lebens verhallt; freue dich, Christkind kommt bald!
3.
Bald ist heilige Nacht, Chor der Engel erwacht;
horch' nur, wie lieblich es schallt: freue dich, Christkind kommt bald!
horch' nur, wie lieblich es schallt: freue dich, Christkind kommt bald!
Lied • Sneeuwklokje, tingelingeling
Sneeuwklokje, tingelingeling,
kom nu boven, tingelingeling.
Vouw je blaadjes open, laat je bloemetjes zien,
en speel voor mij een liedje van tingelingeling.
kom nu boven, tingelingeling.
Vouw je blaadjes open, laat je bloemetjes zien,
en speel voor mij een liedje van tingelingeling.
Lied • O, ons dorp
1.
O ons dorp is zo mooi, met het land in zomertooi.
Kom en kijk in de wei, bloemen bloeien bont en blij.
O, ons dorp is zo mooi.
Kom en kijk in de wei, bloemen bloeien bont en blij.
O, ons dorp is zo mooi.
2.
In ons dorp is het fijn, in de winterzonneschijn.
Luister goed naar de fluit, straks is_'t herdersliedje uit.
In ons dorp is het fijn.
Luister goed naar de fluit, straks is_'t herdersliedje uit.
In ons dorp is het fijn.
Lied • Kleine, witte vlokjes
Kleine witte vlokjes dwarr’len in ’t rond,
maken saâm een deken op de koude grond.
Dekken zacht de planten toe, tot de lente komt,
zaden wachten op de zon, heel diep in de grond.
maken saâm een deken op de koude grond.
Dekken zacht de planten toe, tot de lente komt,
zaden wachten op de zon, heel diep in de grond.
Lied • De sneeuwman
1.
Maak nu een sneeuwman
van diedeldomdijne
maak nu een sneeuwman,
van diedeldomdij.
van diedeldomdijne
maak nu een sneeuwman,
van diedeldomdij.
Diedeldomdijne,
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
2.
Geef hem een hoed op,
van diedeldomdijne,
geef hem een hoed op,
van diedeldomdij.
van diedeldomdijne,
geef hem een hoed op,
van diedeldomdij.
Diedeldomdijne,
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
3.
Doe 'm een das om,
van diedeldomdijne,
doe 'm een das om,
van diedeldomdij.
van diedeldomdijne,
doe 'm een das om,
van diedeldomdij.
Diedeldomdijne,
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
4.
Geef hem een bezem, …
Diedeldomdijne,
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
5.
Geef hem twee ogen, …
Diedeldomdijne,
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
6.
Geef hem een wortelneus, …
Diedeldomdijne,
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
7.
Nu gaat hij smelten, …
Diedeldomdijne,
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
8.
Weg is de sneeuwman, …
Diedeldomdijne,
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
diedeldomdij,
diedeldomdijne,
die sneeuwman ben jij!
Lied • Sneeuwman
Dag meneer de sneeuwman, waar kom je vandaan?
blijf maar staan. Hier is een bezem, een stok en een hoed.
Dag meneer de sneeuwmaan, het staat je goed.
blijf maar staan. Hier is een bezem, een stok en een hoed.
Dag meneer de sneeuwmaan, het staat je goed.
Lied • Bauernlied
1.
Manch' Samenkörnlein schlief, bis Sonnenschein es rief. Der Bauer kam auf's Feld und hat es wohlbestellt.
2.
Der Frost die Scholle brach, der Bauer egget nach. So wird die Erde fein, dass wachsen kann der Keim.
3.
Der Regen Segen bringt, manch Vöglein schon anstimmt. Die Erde ist bereit: o, komm nun, Frühlingszeit!
Lied • In de donk're aarde
1.
In de donk're aarde wachten zaadjes klein,
tot de zon gaat rijzen, dan pas groeien zij.
tot de zon gaat rijzen, dan pas groeien zij.
2.
In de donk're aarde wachten bollen klein,
tot de zon gaat rijzen, wie zal d' eerste zijn?
tot de zon gaat rijzen, wie zal d' eerste zijn?
Lied • Ik heb een dikke jas en laarzen aan
Ik heb een dikke jas en laarzen aan, mijn wanten en mijn muts ook aangedaan, de kou kan mij niet deren, in deze dikke kleren. Ik ga spelen met de slee, wil je trekken, kom dan mee!
Lied • Met donzige vachtjes
1.
Met donzige vachtjes, heel zoetjes en zachtjes, zo zonder gerucht; daar komen de vlokjes van hoog uit de lucht.
2.
Ze dansen zo olijk, ze zweven zo vrolijk, als vogeltjes klein; en maken de aarde zo wit en zo rein.
