Een bode tot Maria kwam van hemelhoogt' in korte stond,
Heer Gabriël dat was zijn naam, een heil'ge groet kwam uit zijn mond:
"Ave, Maria, koningin van God, gegroet zijt gij met min."
Dat was het zaligste begin.
Bibliotheek
Liederen voor de fluitles
Houding
Luisteren
Toonladders
Vingers
Niveau speelstukken
Repertoire voor schoolorkest
Lied • Een bode tot Maria kwam
1.
2.
Maria, die vroeg klaar en rein:
"Ik, maagdekijn, hoe zal dat zijn, zal ik baren een kindekijn?"
"De Heil'ge Geest zal bij u zijn, want die kan werken wat hij wil.
Geen wonder is voor hem te veel. Ave Maria, koningin!"
"Ik, maagdekijn, hoe zal dat zijn, zal ik baren een kindekijn?"
"De Heil'ge Geest zal bij u zijn, want die kan werken wat hij wil.
Geen wonder is voor hem te veel. Ave Maria, koningin!"
3.
O, Maria die schrok toen zeer, daar Gabriël straalde als licht,
maar deze sprak: "Vreest nu niet meer, want God wil tot je komen dicht
van hemelhoog in korte wijl, Christus zal brengen alle heil.
Dat wonder ik nu jou bericht."
maar deze sprak: "Vreest nu niet meer, want God wil tot je komen dicht
van hemelhoog in korte wijl, Christus zal brengen alle heil.
Dat wonder ik nu jou bericht."
Lied • Die Vöglein singen nun nicht mehr
1.
Die Vöglein singen nun nicht mehr, nichts blüht uns mehr im Garten, und Mutter Sonne, groß und hehr, lässt uns so lange warten.
2.
Da hat ein Stern dies' Licht gebracht, lass meins mich dran entzünden, damit in dunk'ler Erdennacht
das Christkind uns kann finden.
das Christkind uns kann finden.
Stil nu, stil nu, maak nu geen gerucht!
Stil nu, stil nu, ’t ruist al door de lucht!
’t Wonder komt heel zachtjes aan;
’t Kerstkind wil hier binnengaan.
Stil nu, stil nu, ’t ruist al door de lucht!
’t Wonder komt heel zachtjes aan;
’t Kerstkind wil hier binnengaan.
Lied • Aller Augen warten auf dich (2) | speelstuk
Lied • Nun komm, der Heiden Heiland!
1.
Nun komm, der Heiden Heiland; der Jungfrauen Kind erkannt, dass sich wunder alle Welt, Gott solch Geburt ihm bestellt!
2.
Er ging aus der Kammer sein, dem königlichen Saal so rein, Gott von Art und Mensch ein Held, sein Weg er zu laufen eilt.
3.
Sein Lauf kam vom Vater her und kehrt wieder zum Vater, fuhr hinunter zu der Höll' und wieder zu Gottes Stuhl.
4.
Dein Krippen glänzt hell und klar, die Nacht gibt ein neu' Licht dar. Dunkel muss nicht kommen d'rein, der Glaub' bleib immer im Schein.
5.
Lob' sei Gott dem Vater g'ton; lob' sei Gott sein ein'gen Sohn, lob' sei Gott dem Heil'gen Geist immer und in Ewigkeit.
Aan dennentakken groen en fijn,
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
1.
Het mineraal dat om zich straalt,
verhaalt van_'t Kind dat nederdaalt.
verhaalt van_'t Kind dat nederdaalt.
Aan dennentakken groen en fijn,
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
2.
Het plantenrijk groeit naar de zon,
vertelt ons van het Kind dat komt.
vertelt ons van het Kind dat komt.
Aan dennentakken groen en fijn,
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
3.
De dieren overal op aard',
zij eren het Kind dat komen gaat.
zij eren het Kind dat komen gaat.
Aan dennentakken groen en fijn,
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
4.
De mensen voelen in hun hart;
licht van Christus in de nacht.
licht van Christus in de nacht.
Aan dennentakken groen en fijn,
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
Lied • Brandende kaarsjes
Brandende kaarsjes voor ieder één.
Flakkerende vlammetjes om ons heen.
Straks gaan we blazen, nu nog niet;
we zingen bij de kaarsjes eerst nog een lied.
Flakkerende vlammetjes om ons heen.
Straks gaan we blazen, nu nog niet;
we zingen bij de kaarsjes eerst nog een lied.
Lied • Blad'ren vallen
1.
Blad’ren vallen van de bomen, buiten waait de wind.
2.
't Kerstkind wil hier binnenkomen, stil, wees stil mijn kind!
3.
Midden in de stille winter brengt het Kind ons licht.
4.
Kijk hoe 't tussen os en ezel in zijn kribbe ligt.
Lied • Aller Augen warten auf dich (1)
Aller Augen warten auf dich, Herre,
und du gibest ihnen ihre Speise zu seiner Zeit.
Du tust deine milde Hand auf und sättigest
alles was da lebet mit Wohlgefallen.
und du gibest ihnen ihre Speise zu seiner Zeit.
Du tust deine milde Hand auf und sättigest
alles was da lebet mit Wohlgefallen.
Lied • Lied voor de Adventstuin
1.
Kind’ren kom, zie het licht gaat in het midden branden.
Kom met de kaars in je handen.
Kom met de kaars in je handen.
2.
’t Kaarsje brandt in je hand: laat het licht in harten ook schijnen,
dat het duister spoedig verdwijnen.
dat het duister spoedig verdwijnen.
Lied • Buiten waait de wilde wind
1.
Buiten waait de wilde wind, rukt aan alle takken.
Hier binnen is het warm en stil, lichtje, lichtje straal!
Hier binnen is het warm en stil, lichtje, lichtje straal!
2.
Blaast de blad'ren in het rond, wil je mutsje pakken.
't Licht van het Kindje naar binnen wil, voor ons allemaal.
't Licht van het Kindje naar binnen wil, voor ons allemaal.
Lied • Over sterren, over zonne
1.
Over sterren, over zonne, zachtjes gaat Maria's voet.
Louter goud en lichte vreugde brengt zij aan haar kindje zoet.
Als Maria blijde wandelt, hoog door 't godd'lijk licht omstraald,
weeft zij 't kleed uit sterrenzegen, waar Gods kind in nederdaalt.
Louter goud en lichte vreugde brengt zij aan haar kindje zoet.
Als Maria blijde wandelt, hoog door 't godd'lijk licht omstraald,
weeft zij 't kleed uit sterrenzegen, waar Gods kind in nederdaalt.
2.
Roep de zonne mee te weven aan het lichtend kleed voor het kind,
smeek de maan dan ook te geven vreugd' en blijdschap aan haar kind.
Zingend laat zij alle sterren voor de grote wagen gaan.
Trekt dan jub'lend door de hemel, komt met Kerst op aarde aan.
smeek de maan dan ook te geven vreugd' en blijdschap aan haar kind.
Zingend laat zij alle sterren voor de grote wagen gaan.
Trekt dan jub'lend door de hemel, komt met Kerst op aarde aan.
Lied • Donker wordt de aarde (1)
Donker wordt de aarde, duister overal.
Maar ons hart beware ’t licht dat blijven zal.
Dat het helder strale, lichten mag het ver.
Dan zal eens de aarde worden tot een ster.
Maar ons hart beware ’t licht dat blijven zal.
Dat het helder strale, lichten mag het ver.
Dan zal eens de aarde worden tot een ster.
Lied • People, look East! (1)
1.
People, look East, the time is near
of the crowning of the year!
Make your house fair as you are able,
trim the hearth and set the table.
People, look East and sing today:
"Love, the guest, is on the way."
of the crowning of the year!
Make your house fair as you are able,
trim the hearth and set the table.
People, look East and sing today:
"Love, the guest, is on the way."
2.
Furrows be glad, though earth is bare,
one more seed is planted there!
Give up your strength the seed to nourish,
that in course the flower may flourish.
People, look East and sing today:
"Love, the rose, is on the way."
one more seed is planted there!
Give up your strength the seed to nourish,
that in course the flower may flourish.
People, look East and sing today:
"Love, the rose, is on the way."
3.
Birds, though you long have ceased to build,
guard the nest that must be filled.
Even the hour when wings are frozen,
God for fledging time has chosen.
People, look East and sing today:
"Love, the bird, is on the way."
guard the nest that must be filled.
Even the hour when wings are frozen,
God for fledging time has chosen.
People, look East and sing today:
"Love, the bird, is on the way."
4.
Stars, keep the watch, when night is dim,
one more light the bowl shall brim!
Shining beyond the frosty weather,
bright us sun and moon together.
People, look East and sing today:
"Love, the bird, is on the way."
one more light the bowl shall brim!
Shining beyond the frosty weather,
bright us sun and moon together.
People, look East and sing today:
"Love, the bird, is on the way."
5.
Angels announce with shouts of mirth;
Christ who brings new life to earth.
Set every peak and valley humming
with the word; the Lord is coming.
People, look East and sing today:
"Love, the Lord is on the way."
Christ who brings new life to earth.
Set every peak and valley humming
with the word; the Lord is coming.
People, look East and sing today:
"Love, the Lord is on the way."
Lied • Venez, divin Messie!
Venez, divin Messie! Nous rendre espoir et nous sauver!
Vous êtes notre vie! Venez, venez, venez!
Vous êtes notre vie! Venez, venez, venez!
1.
Ô, Fils de Dieu, ne tardez pas, par votre corps
donnez la joie à notre monde en désarroi.
Redites-nous encore de quel amour vous nous aimez;
tant d'hommes vous ignorent. Venez, venez, venez!
donnez la joie à notre monde en désarroi.
Redites-nous encore de quel amour vous nous aimez;
tant d'hommes vous ignorent. Venez, venez, venez!
Venez, divin Messie! Nous rendre espoir et nous sauver!
Vous êtes notre vie! Venez, venez, venez!
Vous êtes notre vie! Venez, venez, venez!
2.
À Bethléem, les cieux chantaient, que le meilleur
de vos bienfaits c'était le don de votre paix.
Le monde la dédaigne: partout les cœurs sont divisés !
Qu'arrive votre règne. Venez, venez, venez !
de vos bienfaits c'était le don de votre paix.
Le monde la dédaigne: partout les cœurs sont divisés !
Qu'arrive votre règne. Venez, venez, venez !
Venez, divin Messie! Nous rendre espoir et nous sauver!
Vous êtes notre vie! Venez, venez, venez!
Vous êtes notre vie! Venez, venez, venez!
3.
Vous êtes né pour les pécheurs, que votre grâce, ô,
Dieu Sauveur, dissipe en nous la nuit, la peur !
Seigneur que votre enfance nous fasse vivre en la clarté,
Soyez la délivrance! Venez, venez, venez !
Dieu Sauveur, dissipe en nous la nuit, la peur !
Seigneur que votre enfance nous fasse vivre en la clarté,
Soyez la délivrance! Venez, venez, venez !
Venez, divin Messie! Nous rendre espoir et nous sauver!
Vous êtes notre vie! Venez, venez, venez!
Vous êtes notre vie! Venez, venez, venez!
4.
Quand vous viendrez au dernier jour juger le monde
sur l'amour, que nous veillions pour ce retour !
Que votre main nous prenne dans le Royaume des sauvés !
Que meure enfin la haine. Venez, venez, venez !
sur l'amour, que nous veillions pour ce retour !
Que votre main nous prenne dans le Royaume des sauvés !
Que meure enfin la haine. Venez, venez, venez !
Venez, divin Messie! Nous rendre espoir et nous sauver!
Vous êtes notre vie! Venez, venez, venez!
Vous êtes notre vie! Venez, venez, venez!
Lied • Kom op, we gaan naar Bethlehem!
1.
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
Bethlehem, Bethlehem!
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen!
Bethlehem, Bethlehem!
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen!
2.
Wie vinden we daar in Bethlehem,
Bethlehem, Bethlehem?
Wie vinden we daar in Bethlehem,
op een ijzig koude morgen?
Bethlehem, Bethlehem?
Wie vinden we daar in Bethlehem,
op een ijzig koude morgen?
3.
De herders gingen naar Bethlehem,
Bethlehem, Bethlehem.
De herders gingen naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen.
Bethlehem, Bethlehem.
De herders gingen naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen.
4.
De engelen vlogen daar ook naar toe,
ook naar toe, ook naar toe.
De engelen vlogen daar ook naar toe,
op een ijzig koude morgen.
ook naar toe, ook naar toe.
De engelen vlogen daar ook naar toe,
op een ijzig koude morgen.
5.
De wijzen reisden van heel ver,
van heel ver, van heel ver.
De wijzen reisden van heel ver,
op een ijzig koude morgen.
van heel ver, van heel ver.
De wijzen reisden van heel ver,
op een ijzig koude morgen.
6.
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
Bethlehem, Bethlehem!
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen
Bethlehem, Bethlehem!
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen
Lied • I saw three ships (1)
1.
I saw three ships come sailing in,
on Christmas Day, on Christmas Day.
I saw three ships come sailing in,
on Christmas Day in the morning.
on Christmas Day, on Christmas Day.
I saw three ships come sailing in,
on Christmas Day in the morning.
2.
And what was in those ships all three?
On Christmas Day, on Christmas Day.
And what was in those ships all three?
On Christmas Day in the morning.
On Christmas Day, on Christmas Day.
And what was in those ships all three?
On Christmas Day in the morning.
3.
Our Saviour Christ and his lady,
on Christmas Day, on Christmas Day.
Our Saviour Christ and his lady,
on Christmas Day in the morning.
on Christmas Day, on Christmas Day.
Our Saviour Christ and his lady,
on Christmas Day in the morning.
4.
Pray, whither sailed those ships all three!
On Christmas Day, on Christmas Day.
Pray, whither sailed those ships all three!
On Christmas Day in the morning.
On Christmas Day, on Christmas Day.
Pray, whither sailed those ships all three!
On Christmas Day in the morning.
5.
Oh, they sailed into Bethlehem,
on Christmas Day, on Christmas Day.
Oh, they sailed into Bethlehem,
on Christmas Day in the morning.
on Christmas Day, on Christmas Day.
Oh, they sailed into Bethlehem,
on Christmas Day in the morning.
6.
And all the bells on earth shall ring,
on Christmas Day, on Christmas Day.
And all the bells on earth shall ring,
on Christmas Day in the morning.
on Christmas Day, on Christmas Day.
And all the bells on earth shall ring,
on Christmas Day in the morning.
7.
And all the Angels in heaven shall sing,
on Christmas Day, on Christmas Day.
And all the Angels in heaven shall sing,
on Christmas Day in the morning.
on Christmas Day, on Christmas Day.
And all the Angels in heaven shall sing,
on Christmas Day in the morning.
8.
And all the souls on earth shall sing,
on Christmas Day, on Christmas Day.
And all the souls on earth shall sing,
on Christmas Day in the morning.
on Christmas Day, on Christmas Day.
And all the souls on earth shall sing,
on Christmas Day in the morning.
9.
Then let us all rejoice, amain,
on Christmas Day, on Christmas Day.
Then let us all rejoice, amain,
on Christmas Day in the morning.
on Christmas Day, on Christmas Day.
Then let us all rejoice, amain,
on Christmas Day in the morning.
Lied • Open wijd uw deur!
1.
Open wijd uw deur, uw poorten wijd, nu komt de Heer der heerlijkheid!
De Heer van 't hoogste Koninkrijk, ons aller Heiland insgelijk,
die heil en zegen onvermengd en vreugde alle harten schenkt.
Tot Hem klinkt wereldwijd: "Geloofd in eeuwigheid!"
De Heer van 't hoogste Koninkrijk, ons aller Heiland insgelijk,
die heil en zegen onvermengd en vreugde alle harten schenkt.
Tot Hem klinkt wereldwijd: "Geloofd in eeuwigheid!"
2.
O, heil het land, o, heil de stad, waar deze Koning binnentrad.
Heil, allen harten insgelijk, waar deze Koning kiest zijn rijk.
Hij is de rechte vreugdezon, Hij schenkt geluk uit lout're bron.
Geprezen zij mijn God, mijn Trooster in de nood!
Heil, allen harten insgelijk, waar deze Koning kiest zijn rijk.
Hij is de rechte vreugdezon, Hij schenkt geluk uit lout're bron.
Geprezen zij mijn God, mijn Trooster in de nood!
Lied • Nu daagt het in het Oosten
1.
Nu daagt het in het Oosten, het licht schijnt overal.
Hij komt de volken troosten, die eeuwig heersen zal.
Hij komt de volken troosten, die eeuwig heersen zal.
2.
De duisternis gaat wijken van d'eeuwenlange nacht. Een nieuwe dag gaat prijken met ongekende pracht.
3.
Zij, die gebonden zaten in schaduw van de dood.
Van God en mens verlaten, begroeten 't morgenrood.
Van God en mens verlaten, begroeten 't morgenrood.
4.
De zonne, voor wier stralen het nacht'lijk duister zwicht. En die zal zegepralen is Christus, 't eeuwig licht.
5.
Reeds daagt het in het oosten, het licht schijnt overal. Hij komt de volken troosten, die eeuwig heersen zal.
Lied • Bijna Kerstmis
1.
Als de bijen niet meer zoemen niet meer vliegen naar de bloemen,
is het dan al bijna Kerstmis? Ja, ja, ja.
is het dan al bijna Kerstmis? Ja, ja, ja.
2.
Als de bloemen zich verbergen in de aarde bij de dwergen,
is het dan al bijna Kerstmis? Ja, ja, ja.
is het dan al bijna Kerstmis? Ja, ja, ja.
3.
Als we 't ijs al horen kraken en er sneeuw ligt op de daken,
is het dan al bijna Kerstmis? Ja, ja, ja.
is het dan al bijna Kerstmis? Ja, ja, ja.
4.
Als het 's avonds al vroeg donkert en één ster zo helder fonkelt,
is het dan al bijna Kerstmis? Ja, ja, ja.
is het dan al bijna Kerstmis? Ja, ja, ja.
5.
Als het sneeuwt en we met mooie ronde sneeuwballen gaan gooien,
is het dan al bijna Kerstmis? Ja, ja, ja.
is het dan al bijna Kerstmis? Ja, ja, ja.
6.
Als de klokken vrolijk klingen als wij steeds maar liedjes zingen,
is het dan al bijna Kerstmis? Ja, ja, ja.
is het dan al bijna Kerstmis? Ja, ja, ja.
7.
Als wij 's nachts van 't kindje dromen en van licht in alle bomen,
is het dan al bijna Kerstmis? Ja, ja, ja.
is het dan al bijna Kerstmis? Ja, ja, ja.
Lied • Nu zoekt de ziel een weg
Nu zoekt de ziel een weg naar ’t kribbeke van’t Kind, kribbetje
verwachting klopt in ’t hart of zij het wonder vindt.
In ’t donker ligt de aard, toch mogen wij vertrouwen
en wij zullen in de nacht het licht des hemels schouwen.
Het geeft een nieuwe glans aan sterren, zon en maan.
Kom, laat ons ’t Kindje zoeken, laat ons samen gaan!
verwachting klopt in ’t hart of zij het wonder vindt.
In ’t donker ligt de aard, toch mogen wij vertrouwen
en wij zullen in de nacht het licht des hemels schouwen.
Het geeft een nieuwe glans aan sterren, zon en maan.
Kom, laat ons ’t Kindje zoeken, laat ons samen gaan!
Lied • I saw three ships (2)
1.
I saw three ships come sailing by, on Christmas Day, on Christmas Day.
I saw three ships come sailing by, on Christmas Day in the morning.
I saw three ships come sailing by, on Christmas Day in the morning.
2.
And who were on those ships all three? On Christmas Day, on Christmas Day.
And who were on those ships all three? On Christmas Day in the morning.
And who were on those ships all three? On Christmas Day in the morning.
3.
The virgin Mary and Christ were there, on Christmas Day, on Christmas Day.
The virgin Mary and Christ were there, on Christmas Day in the morning.
The virgin Mary and Christ were there, on Christmas Day in the morning.
Lied • As I sat on a sunny bank (2)
1.
As I sat on a sunny bank, a sunny bank, a sunny bank.
As I sat on a sunny bank on Christmas Day in the morning.
As I sat on a sunny bank on Christmas Day in the morning.
2.
I saw three ships come sailing by, come sailing by, come sailing by.
I saw three ships come sailing by on Christmas Day in the morning.
I saw three ships come sailing by on Christmas Day in the morning.
3.
And who d'you think were on the ship, were on the ship, were on the ship? And who d'you think were on the ship, but Joseph and his Fair Lady?
4.
Oh, he did whistle and she did sing and all the bells on earth did ring.
For joy our Saviour Christ was born on Christmas Day in the morning.
For joy our Saviour Christ was born on Christmas Day in the morning.
Lied • Eén kaars gaat er nu branden
1.
Eén kaars gaat er nu branden
en zegt aan iedereen:
"Er is een feest op handen,
de duisternis verdween."
en zegt aan iedereen:
"Er is een feest op handen,
de duisternis verdween."
2.
Twee kaarsen staan te schijnen,
hun licht is nog maar klein.
Toch zal de nacht verdwijnen,
dan zal er vrede zijn.
hun licht is nog maar klein.
Toch zal de nacht verdwijnen,
dan zal er vrede zijn.
3.
Een derde kaars gaat stralen,
wij wachten met geduld
en horen in verhalen
hoe God zijn woord vervult.
wij wachten met geduld
en horen in verhalen
hoe God zijn woord vervult.
4.
Vier kaarsen in het donker
vertellen in de nacht,
met licht en blij geflonker
dat ons de vrede wacht.
vertellen in de nacht,
met licht en blij geflonker
dat ons de vrede wacht.
5.
Het licht waar van wij dromen,
het grote Licht is daar!
Want Jezus is gekomen;
zó worden dromen waar!
het grote Licht is daar!
Want Jezus is gekomen;
zó worden dromen waar!