Vogels zongen in de bomen,
vogels zongen op de wei,
vogels zongen in de luchten,
vogels zongen op de hei.
En Franciscus die hen hoorde,
riep: "Kom allen nu bij mij!
Lieve vogels van de hemel,
kom toch allen naderbij!"
Bibliotheek
Liederen voor de fluitles
Houding
Luisteren
Toonladders
Vingers
Niveau speelstukken
Repertoire voor schoolorkest
Lied • Franciscus en de vogels
1.
2.
"Vogels, mooi zijn jullie veren,
vogels, lieflijk klinkt je stem.
Dat alle vogels kunnen vliegen,
alles is een geschenk van hem.
Zing en prijs en loof de Schepper,
ieder met zijn eigen stem;
laat je danklied helder klinken,
eeuwig zingen wij dank aan hem."
vogels, lieflijk klinkt je stem.
Dat alle vogels kunnen vliegen,
alles is een geschenk van hem.
Zing en prijs en loof de Schepper,
ieder met zijn eigen stem;
laat je danklied helder klinken,
eeuwig zingen wij dank aan hem."
3.
Vogels kregen 't heilig teken;
Broeder Franciscus maakt' een kruis.
Vogels vlogen op en gingen
oost en west en noord en zuid.
Tussen hemel en de aarde zingen
allen hun eigen zang:
roepen, tsjilpen, fluiten en jub'len,
zingen zo hun leven lang.
Broeder Franciscus maakt' een kruis.
Vogels vlogen op en gingen
oost en west en noord en zuid.
Tussen hemel en de aarde zingen
allen hun eigen zang:
roepen, tsjilpen, fluiten en jub'len,
zingen zo hun leven lang.
Lied • Kalevalainen runosävelmä (1)
1.
Mieleni minun tekevi, aivoni ajattelevi,
lähteäni laulamahan, saa'ani sanelemahan,
sukuvirttä suoltamahan, lajivirttä laulamahan. 2x
lähteäni laulamahan, saa'ani sanelemahan,
sukuvirttä suoltamahan, lajivirttä laulamahan. 2x
2.
Sanat suussani sulavat, puhe'et putoelevat, 2x
kielelleni kerkiävät, hampahilleni hajoovat. 2x
kielelleni kerkiävät, hampahilleni hajoovat. 2x
3.
Lyökäämme käsi kätehen, sormet sormien lomahan,
lauloaksemme hyviä, parahia pannaksemme,
kuulla noien kultaisien, tietä mielitehtoisien,
nuorisossa nousevassa, kansassa kasuavassa:
lauloaksemme hyviä, parahia pannaksemme,
kuulla noien kultaisien, tietä mielitehtoisien,
nuorisossa nousevassa, kansassa kasuavassa:
4.
noita saamia sanoja, virsiä virittämiä,
vyöltä vanhan Väinämöisen, alta ahjon Ilmarisen,
päästä kalvan Kaukomielen, Joukahaisen jousen tiestä,
Pohjan peltojen periltä, Kalevalan kankahilta.
vyöltä vanhan Väinämöisen, alta ahjon Ilmarisen,
päästä kalvan Kaukomielen, Joukahaisen jousen tiestä,
Pohjan peltojen periltä, Kalevalan kankahilta.
Lied • 't Ros Beiaard
1.
't_Ros Beiaard doet zijn ronde
in de stad van Dendermonde.
Die van Aalst die zijn zo kwaad,
omdat hier 't_Ros Beiaard gaat.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
't_Ros Beiaard hoog verheven,
hij is in het vuur gebleven.
Zie, 't_Ros Beiaard hoog verheven!
Zie, 't_Ros Beiaard zeer charmant!
in de stad van Dendermonde.
Die van Aalst die zijn zo kwaad,
omdat hier 't_Ros Beiaard gaat.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
't_Ros Beiaard hoog verheven,
hij is in het vuur gebleven.
Zie, 't_Ros Beiaard hoog verheven!
Zie, 't_Ros Beiaard zeer charmant!
2.
't_Ros Beiaards ogen fonk'len,
zijne brede manen kronk'len.
En hij wendt hem fraai en vlug
met vier broers op zijne rug.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
Hun harnas, schild en lansen
blinken bij de zonneglanzen.
En den Beiaard 't_vooisken geeft,
daar het Ros zijn eer in heeft.
zijne brede manen kronk'len.
En hij wendt hem fraai en vlug
met vier broers op zijne rug.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
Hun harnas, schild en lansen
blinken bij de zonneglanzen.
En den Beiaard 't_vooisken geeft,
daar het Ros zijn eer in heeft.
3.
O, Dendermondenaren
blijf altijd de roem bewaren
van het paard zo wijd vermaard,
als de grootste man op aard.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
't_Ros Beiaard is ons glorie
en benijdt g'ons de victorie,
Aalst, gij hebt nog min verstand
als ons ridderros vaillant.
blijf altijd de roem bewaren
van het paard zo wijd vermaard,
als de grootste man op aard.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
't_Ros Beiaard is ons glorie
en benijdt g'ons de victorie,
Aalst, gij hebt nog min verstand
als ons ridderros vaillant.
4.
't_Ros Beiaard hoog verheven,
hij heeft hem in_'t vuur begeven.
En het werk, op_'t oorlogsveld,
alles voor zijn groot geweld.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
't_Ros Beiaard doet zijn rond
in de stad Dendermonde.
Die van Aalst die zijn zo kwaad,
omdat hier 't_Ros Beiaard gaat.
hij heeft hem in_'t vuur begeven.
En het werk, op_'t oorlogsveld,
alles voor zijn groot geweld.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
't_Ros Beiaard doet zijn rond
in de stad Dendermonde.
Die van Aalst die zijn zo kwaad,
omdat hier 't_Ros Beiaard gaat.
Lied • Sint-Jorislied (1)
1.
Sint Joris, hij is een moedig man.
Waar gaat zijn rit wel heen? Naar de prinses alleen!
Waar gaat zijn rit wel heen? Naar de prinses alleen!
2.
Sint Joris, hij is een moedig man.
Hij steekt de draak terneer, bevrijdt het prinsesje teer.
Hij steekt de draak terneer, bevrijdt het prinsesje teer.
Lied • Sint Joris was een dapp're held
Sint Joris was een dapp’re held, Sint Michaël.
De boze draak heeft hij geveld.
Help ons te strijden, van ’t kwaad ons bevrijden, Sint Michaël.
De boze draak heeft hij geveld.
Help ons te strijden, van ’t kwaad ons bevrijden, Sint Michaël.
Lied • Sint Joris en Michaël
1.
't Is herfst in het land van de koning, de oogst wordt al binnen gehaald.
Het is de tijd voor een offer, een offer voor een draak.
Het is de tijd voor een offer, een offer voor een draak.
2.
Een offer wordt er gevonden, een offer voor de draak.
De koningsdochter is moedig, 't is zij, die haar lot aanvaardt.
De koningsdochter is moedig, 't is zij, die haar lot aanvaardt.
3.
De mensen lopen gebogen, zwaarmoedig door dit bericht.
De koningsdochter geofferd, dat is een te zwaar bericht.
De koningsdochter geofferd, dat is een te zwaar bericht.
4.
Sint Joris slaapt in de herberg, een droom valt over hem heen.
Hij zal de draak bedwingen in heftige strijd, heel alleen.
Hij zal de draak bedwingen in heftige strijd, heel alleen.
5.
't Is Michaël, die hem de kracht geeft, de kracht van een sterrenzwaard.
Het goede is sterker dan 't kwade, dat is ons allen wat waard.
Het goede is sterker dan 't kwade, dat is ons allen wat waard.
Lied • Seal-woman's sea-joy
Ionn da, ionn do, ionn da, odar da. Hiodan dao, odar da.
Ionn da, ionn do, ionn da, odar da.
Ionn da, ionn do, ionn da, odar da.
Lied • Ridder Joris komt eraan
1.
Ridder Joris komt eraan, kan de boze draak verslaan.
Met zijn ijzersterke zwaard, stoot hij nu de draak ter aard’.
Met zijn ijzersterke zwaard, stoot hij nu de draak ter aard’.
2.
Ridder Joris rijdt te paard, komt eraan met reuze vaart.
Hij komt helpen in de nood, hij is machtig, sterk en groot.
Hij komt helpen in de nood, hij is machtig, sterk en groot.
Lied • Zie hier ridder Joris rijden
1.
Zie hier ridder Joris rijden door de bossen, over weiden,
hij wil helpen en moedig strijden, mensen van ’t kwaad bevrijden.
hij wil helpen en moedig strijden, mensen van ’t kwaad bevrijden.
2.
’s Konings dochter ziet hem komen in de verte bij de bomen,
roept: "Gij moet snel henen gaan, de draak zal spoedig komen!"
roept: "Gij moet snel henen gaan, de draak zal spoedig komen!"
3.
Joris echter komt naar voren, hij wil van geen wijken horen.
Als de draak uit het water komt, geeft hij zijn paard de sporen.
Als de draak uit het water komt, geeft hij zijn paard de sporen.
4.
Strijdend met zijn sterke speer, tegen ’t monster uit het meer,
met Gods hulp kan hij overwinnen, slaat hij de draak nu neer.
met Gods hulp kan hij overwinnen, slaat hij de draak nu neer.
Lied • Franciscus en de wolf
1.
O, Broeder Franciscus, help ons hier
tegen de wolf, dat wrede dier!
Hij vreet mensen, hond en kat,
niemand durft meer uit de stad!
tegen de wolf, dat wrede dier!
Hij vreet mensen, hond en kat,
niemand durft meer uit de stad!
2.
En Broeder Franciscus, in Gods naam,
gaat naar de wolf en spreekt hem aan:
"'k_Maak dit kruis dat jou gebied:
staak je roofzucht en moord niet!"
gaat naar de wolf en spreekt hem aan:
"'k_Maak dit kruis dat jou gebied:
staak je roofzucht en moord niet!"
3.
"Kom, Broeder Wolf, arm dier kom bij mij,
geef mij je poot en ik zeg erbij:
dat je mens en dier belooft,
dat je nooit meer vreet en rooft!"
geef mij je poot en ik zeg erbij:
dat je mens en dier belooft,
dat je nooit meer vreet en rooft!"
4.
En Broeder Wolf, hij werd heel tam,
toen Franciscus hem naar de stad meenam.
Eten gaf men hem voortaan,
men kon in vrede gaan en staan.
toen Franciscus hem naar de stad meenam.
Eten gaf men hem voortaan,
men kon in vrede gaan en staan.