't Is feest vandaag, 't is Pinksterfeest, wij staan in vuur en vlam,
want Hij, die bij ons is geweest, werkt verder aan zijn plan.
Bibliotheek
Canons
Liederen kleuters
Liederen klas 1
Liederen klas 2
Liederen klas 3
Liederen klas 4
Liederen klas 5
Liederen klas 6
Liederen klas 7
Liederen - jaarfeesten
Liederen - thema's
Meerstemmig
Helioskampen
Auteurs
De 25 favorieten van ...
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
Lied • 't Is feest vandaag
1.
2.
Wij weten het nu zonneklaar: al ging Hij van ons heen,
wat Hij beloofd heeft, maakt Hij waar; wij zijn niet meer alleen.
wat Hij beloofd heeft, maakt Hij waar; wij zijn niet meer alleen.
3.
Wij gaan op weg, de wereld rond, er is geen houden aan.
De woorden gaan van mond tot mond, voor ieder te verstaan.
De woorden gaan van mond tot mond, voor ieder te verstaan.
4.
De wonderen zijn om ons heen, ze waaien op de wind.
't Is feest vandaag, voor iedereen: een nieuwe tijd begint!
't Is feest vandaag, voor iedereen: een nieuwe tijd begint!
Lied • Waarom moet de haan?
Waarom moet de haan altijd vroeg opstaan?
Hij jaagt de kippen van de stok en drijft ze ook nog uit het hok!
De kippen roepen: "Tok-tok-tok, wij willen nog niet van de stok,
Hij jaagt de kippen van de stok en drijft ze ook nog uit het hok!
De kippen roepen: "Tok-tok-tok, wij willen nog niet van de stok,
Lied • Dorozhenika
1.
Dalyeka, pylina mo'ya dorozhenika,
myezh polyej, myezh niv ona prolozhena. Eh!
Molchalivymi obozami ukatana,
vdol' kolyosami dorozhenika izmyeryena.
myezh polyej, myezh niv ona prolozhena. Eh!
Molchalivymi obozami ukatana,
vdol' kolyosami dorozhenika izmyeryena.
2.
Nyet konza, nyety kraya toj dorozhenikye,
dolgij dyen 'k_ zakatu tiho klonitsya. Eh!
Dlinnoj tyen'yu ot byer'yozki pyeryeryezana, ah,
v_nyevyedomu’yu dal' ushla dorozhenika.
dolgij dyen 'k_ zakatu tiho klonitsya. Eh!
Dlinnoj tyen'yu ot byer'yozki pyeryeryezana, ah,
v_nyevyedomu’yu dal' ushla dorozhenika.
Lied • Auld lang syne (1)
1.
Should auld acquaintance be forgot and never brought to mind?
Should auld acquaintance be forgot and auld lang syne?
Should auld acquaintance be forgot and auld lang syne?
For auld lang syne, my dear, for auld lang syne.
We'll take a cup of kindness yet, for auld lang syne.
We'll take a cup of kindness yet, for auld lang syne.
2.
And surely you'll buy your pint cup! And surely I'll buy mine!
And we'll take a cup o' kindness yet, for auld lang syne.
And we'll take a cup o' kindness yet, for auld lang syne.
For auld lang syne, my dear, for auld lang syne.
We'll take a cup of kindness yet, for auld lang syne.
We'll take a cup of kindness yet, for auld lang syne.
3.
We two have run about the slopes and picked the daisies fine.
But we've wandered many a weary foot, since auld lang syne.
But we've wandered many a weary foot, since auld lang syne.
For auld lang syne, my dear, for auld lang syne.
We'll take a cup of kindness yet, for auld lang syne.
We'll take a cup of kindness yet, for auld lang syne.
4.
We two have paddled in the stream, from morning sun till dine.
But seas between us broad have roared, since auld lang syne.
But seas between us broad have roared, since auld lang syne.
For auld lang syne, my dear, for auld lang syne.
We'll take a cup of kindness yet, for auld lang syne.
We'll take a cup of kindness yet, for auld lang syne.
5.
And there's a hand my trusty friend! And give us a hand o' thine!
And we'll take a right good-will draught, for auld lang syne.
And we'll take a right good-will draught, for auld lang syne.
For auld lang syne, my dear, for auld lang syne.
We'll take a cup of kindness yet, for auld lang syne.
We'll take a cup of kindness yet, for auld lang syne.
Lied • Terschellingerdans
1.
Hier op Terschelling danst iedereen.
Alle mensen dansen om de speelman heen.
Kom toch eens kijken, kom toch eens hier,
alle mensen dansen hier de Schotse vier.
Alle mensen dansen om de speelman heen.
Kom toch eens kijken, kom toch eens hier,
alle mensen dansen hier de Schotse vier.
2.
Over de duinen, over de zee
draagt de wind de klanken van de speelman mee;
roept alle kind'ren, roept vrouw en man:
laat nog maar es kijken of je dansen kan.
draagt de wind de klanken van de speelman mee;
roept alle kind'ren, roept vrouw en man:
laat nog maar es kijken of je dansen kan.
Lied • Voorjaar in aantocht
Paasbloempjes bloeien, ze zijn zo mooi geel,
crocusjes groeien al boven de sneeuw.
Lammetjes dartelen rond in de wei,
voorjaar in aantocht, dat maakt me zo blij.
crocusjes groeien al boven de sneeuw.
Lammetjes dartelen rond in de wei,
voorjaar in aantocht, dat maakt me zo blij.
Lied • Ere zij God in de hoge (1)
Ere zij God in de hoge, vrede op aarde, op aarde,
in de mensen een welbehagen, amen. (2x)
in de mensen een welbehagen, amen. (2x)
Lied • 't Is Meie! (1)
1.
Nu breekt uit alle twijgen, het frisse jonge groen,
de leeuweriken stijgen de hemel tegemoet, de hemel tegemoet.
De bloemen staan in bonte tooi; natuur, wat ben je wondermooi;
't is Meie, 't_is Meie, 't_is Meie, 't_is Meie!
de leeuweriken stijgen de hemel tegemoet, de hemel tegemoet.
De bloemen staan in bonte tooi; natuur, wat ben je wondermooi;
't is Meie, 't_is Meie, 't_is Meie, 't_is Meie!
2.
En als de knoppen springen, ontwaakt het gans heelal;
de vogels gaan weer zingen, de beek ruist door het dal, de beek ruist door het dal.
En daav'rend schalt de jubeltoon: "Natuur, wat ben je wonderschoon,
in Meie, in Meie, in Meie, in Meie!"
de vogels gaan weer zingen, de beek ruist door het dal, de beek ruist door het dal.
En daav'rend schalt de jubeltoon: "Natuur, wat ben je wonderschoon,
in Meie, in Meie, in Meie, in Meie!"
3.
De hoge bomen wiegen in gulden zonneschijn.
Hoe hoog de vogels vliegen, o, mocht ik met hen zijn, o, mocht ik met hen zijn!
En jubelen op blijde toon: "Natuur, wat ben je wonderschoon,
in Meie, in Meie, in Meie, in Meie!"
Hoe hoog de vogels vliegen, o, mocht ik met hen zijn, o, mocht ik met hen zijn!
En jubelen op blijde toon: "Natuur, wat ben je wonderschoon,
in Meie, in Meie, in Meie, in Meie!"
Lied • Mieke, hou je vast! (2)
1.
Mieke hou je vast aan de takken van de bomen!
Mieke hou je vast aan de touwen van de mast! Hou vast!
Mieke hou je vast aan de touwen van de mast! Hou vast!
2.
Mieke, maak je los van de takken van de bomen!
Mieke, maak je los van de takken van het bos!
Maak je los!
Mieke, maak je los van de takken van het bos!
Maak je los!
3.
Mieke, als je valt, dan val je in het water.
Mieke, als je valt, dan val je in het nat.
Als je valt!
Mieke, als je valt, dan val je in het nat.
Als je valt!
Lied • Roodkapje
1.
Allen:
Zeg, Roodkapje, waar ga je henen,
zo alleen, zo alleen?
Zeg, Roodkapje, waar ga je henen,
zo alleen?
Zeg, Roodkapje, waar ga je henen,
zo alleen, zo alleen?
Zeg, Roodkapje, waar ga je henen,
zo alleen?
2.
Roodkapje:
'k_Ga naar grootmoeder koekjes brengen,
in het bos, in het bos.
'k_Ga naar grootmoeder koekjes brengen,
in het bos.
'k_Ga naar grootmoeder koekjes brengen,
in het bos, in het bos.
'k_Ga naar grootmoeder koekjes brengen,
in het bos.
3.
Allen:
In het bos zijn de wilde dieren,
in het bos, in het bos.
In het bos zijn de wilde dieren,
in het bos.
In het bos zijn de wilde dieren,
in het bos, in het bos.
In het bos zijn de wilde dieren,
in het bos.
4.
Roodkapje:
'k_Ben niet bang voor de wilde dieren,
'k_ben niet bang, 'k_ben niet bang.
'k_Ben niet bang voor de wilde dieren,
'k_ben niet bang.
'k_Ben niet bang voor de wilde dieren,
'k_ben niet bang, 'k_ben niet bang.
'k_Ben niet bang voor de wilde dieren,
'k_ben niet bang.
5.
Allen:
'k_Zal eens zien of jij niet bang bent,
'k_zal eens zien, 'k_zal eens zien.
'k_zal eens zien of jij niet bang bent,
'k_zal eens zien.
'k_Zal eens zien of jij niet bang bent,
'k_zal eens zien, 'k_zal eens zien.
'k_zal eens zien of jij niet bang bent,
'k_zal eens zien.
6.
Allen:
Pas maar op daar komt de wolf aan,
pas maar op, pas maar op!
Pas maar op daar komt de wolf aan,
pas maar op!
Pas maar op daar komt de wolf aan,
pas maar op, pas maar op!
Pas maar op daar komt de wolf aan,
pas maar op!
Lied • De boon in de koek
1.
Wie zal de boon in de koek wel vinden?
Wie zal vandaag de koning zijn?
Raad nu maar eens wie; raden één, twee, drie!
Wie zal vandaag de koning zijn?
Wie zal vandaag de koning zijn?
Raad nu maar eens wie; raden één, twee, drie!
Wie zal vandaag de koning zijn?
2.
Wie zal de boon in de koek wel vinden?
Wie krijgt de koningskroon van goud?
Raad nu maar eens wie; raden één, twee, drie!
Wie zal vandaag de koning zijn?
Wie krijgt de koningskroon van goud?
Raad nu maar eens wie; raden één, twee, drie!
Wie zal vandaag de koning zijn?
3.
Wie zal de bruine boon wel vinden?
Wie zal de zwarte koning zijn?
Raad nu maar eens wie; raden één, twee, drie!
Wie zal vandaag de koning zijn?
Wie zal de zwarte koning zijn?
Raad nu maar eens wie; raden één, twee, drie!
Wie zal vandaag de koning zijn?
4.
Juf, snijd de koek nu maar in stukken!
Juf, deel de koek nu maar eens rond!
Delen, falderie; delen één, twee, drie!
Jongens, als ik die boon eens vond!
Juf, deel de koek nu maar eens rond!
Delen, falderie; delen één, twee, drie!
Jongens, als ik die boon eens vond!
Lied • Sung at harvest time
1.
Come, my sisters, come, my brothers
at the sounding of the horn;
on the hillsides, on the mountains,
harvest we the yellow corn.
Golden shines our Father Sun,
silver shines our Mother Moon
Sickles flashing fill your baskets,
reaping in the yellow noon.
at the sounding of the horn;
on the hillsides, on the mountains,
harvest we the yellow corn.
Golden shines our Father Sun,
silver shines our Mother Moon
Sickles flashing fill your baskets,
reaping in the yellow noon.
2.
Praise to thee, oh, mighty Inti,
for the barley and the cane;
in the wheatfields, in the cornfields,
harvest we the yellow grain.
Softly blows the autumn wind,
gently wave the silken leaves;
reapers singing, press we onward
tying up the yellow sheaves.
for the barley and the cane;
in the wheatfields, in the cornfields,
harvest we the yellow grain.
Softly blows the autumn wind,
gently wave the silken leaves;
reapers singing, press we onward
tying up the yellow sheaves.
Lied • Noah's ark (3)
1.
The animals went in two by two, hurrah, hurrah. 3x
The elephant and the kangaroo, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark for to get out of the rain.
The elephant and the kangaroo, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark for to get out of the rain.
2.
The animals went in three by three, hurrah, hurrah. 3x
The wasp, the ant and the bumblebee, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark for to get out of the rain.
The wasp, the ant and the bumblebee, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark for to get out of the rain.
3.
The animals went in four by four, hurrah, hurrah. 3x
The fat hippopotamus stuck in the door, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark for to get out of the rain.
The fat hippopotamus stuck in the door, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark for to get out of the rain.
4.
The animals went in five by five, hurrah, hurrah. 3x
They were so glad to be alive, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark for to get out of the rain.
They were so glad to be alive, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark for to get out of the rain.
5.
The animals went in six by six, hurrah, hurrah. 3x
The hyena laughed at the monkey’s tricks, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark for to get out of the rain.
The hyena laughed at the monkey’s tricks, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark for to get out of the rain.
6.
The animals went in seven by seven, hurrah, hurrah. 3x
The little pig thought he was going to heaven, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark, for to get out of the rain.
The little pig thought he was going to heaven, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark, for to get out of the rain.
7.
The animals went in eight by eight, hurrah, hurrah. 3x
The turtle thought he was coming late, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark, for to get out of the rain.
The turtle thought he was coming late, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark, for to get out of the rain.
8.
The animals went in nine by nine, hurrah, hurrah. 3x
Marching up in a long straight line, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark, for to get out of the rain.
Marching up in a long straight line, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark, for to get out of the rain.
9.
The animals went in ten by ten, hurrah, hurrah. 3x
The last one, it was the little red hen, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark, for to get out of the rain.
The last one, it was the little red hen, hurray, hurray, hurray, hurray.
And they all went into the ark, for to get out of the rain.
Lied • In der lauen Sommernacht
1.
In der lauen Sommernacht kommen Elflein leis' und sacht, leise und sacht
wollen tanzen ihren Reih'n, miteinander fröhlich sein.
wollen tanzen ihren Reih'n, miteinander fröhlich sein.
2.
Dunkel ist es, noch so fern, ist des Himmels erster Stern,
und die Vöglein slafen fest, keines sich mehr hören lässt.
und die Vöglein slafen fest, keines sich mehr hören lässt.
3.
Sieh', das erste Licht dort fliegt! Elflein sich vor Freude wiegt;
die Johanniskäferlein leuchten uns zum Tanz so fein.
die Johanniskäferlein leuchten uns zum Tanz so fein.
4.
Wichtelmännchen locken schon ihren Silberglockenton.
Zu den Klängen flink und leis' dreh'n die Elfen sich im Kreis.
Zu den Klängen flink und leis' dreh'n die Elfen sich im Kreis.
5.
Doch du siehst sie nur im Traum, denn vorm ersten Morgengrau'n
husch, sind Wicht und Elflein weg, Kindlein, such nur ihr Versteck!
husch, sind Wicht und Elflein weg, Kindlein, such nur ihr Versteck!
Lied • Wiegenlied der herders
1.
Slaap zacht, in deze donk're nacht,
o, godd'lijk Kind, slaap zacht!
Geboren in een stal zo arm,
wij herders houden wacht.
Wij waken tot de dag begint,
sluit d'oogjes toe, gij hemels kind.
Slaap zacht, slaap zacht,
lieflijk Kindje, slaap zacht!
o, godd'lijk Kind, slaap zacht!
Geboren in een stal zo arm,
wij herders houden wacht.
Wij waken tot de dag begint,
sluit d'oogjes toe, gij hemels kind.
Slaap zacht, slaap zacht,
lieflijk Kindje, slaap zacht!
2.
Op_'t harde bedje ligt gij neer,
o, godd'lijk Kind, slaap zacht!
Met stro een weinig toegedekt,
in deze koude nacht.
Gij kwam voor onze zaligheid,
gij, Heer en God van eeuwigheid.
Slaap zacht, slaap zacht,
lieflijk Kindje, slaap zacht!
o, godd'lijk Kind, slaap zacht!
Met stro een weinig toegedekt,
in deze koude nacht.
Gij kwam voor onze zaligheid,
gij, Heer en God van eeuwigheid.
Slaap zacht, slaap zacht,
lieflijk Kindje, slaap zacht!
3.
Wij herders zingen u ter eer,
o, godd'lijk Kind, slaap zacht!
Gij kwam vanuit de hoogte neer,
zolang door ons verwacht.
Geef vrede aan onze harten weer,
blijf altijd bij ons, lieve Heer.
Slaap zacht, slaap zacht,
lieflijk Kindje, slaap zacht!
o, godd'lijk Kind, slaap zacht!
Gij kwam vanuit de hoogte neer,
zolang door ons verwacht.
Geef vrede aan onze harten weer,
blijf altijd bij ons, lieve Heer.
Slaap zacht, slaap zacht,
lieflijk Kindje, slaap zacht!
Lied • Zeven dikke Pietjes
1.
Er stonden zeven Pietjes in de keuken,
die snoepten speculaasjes uit de zak.
Ze werden veel te dik van al dat snoepen,
toch moesten ze met Sint mee op het dak.
die snoepten speculaasjes uit de zak.
Ze werden veel te dik van al dat snoepen,
toch moesten ze met Sint mee op het dak.
2.
Toen kwamen ze daar bij een grote schoorsteen
en zeven pakjes moesten er doorheen.
Maar al die Pietjes waren veel te langzaam,
dus dacht de Sint: dat gaat niet één voor één.
en zeven pakjes moesten er doorheen.
Maar al die Pietjes waren veel te langzaam,
dus dacht de Sint: dat gaat niet één voor één.
3.
't_Gaat sneller als ze even te gelijk gaan,
dus nam de Sint het volgende besluit:
hij stuurde alle Pietjes maar beneden,
maar onderaan kwam er niet eentje uit!
dus nam de Sint het volgende besluit:
hij stuurde alle Pietjes maar beneden,
maar onderaan kwam er niet eentje uit!
4.
Nu zitten er dus ergens in een schoorsteen
nog zeven dikke Pietjes op een rij.
Ze kunnen er pas uit als ze weer dun zijn,
maar dan is 5 december al voorbij.
nog zeven dikke Pietjes op een rij.
Ze kunnen er pas uit als ze weer dun zijn,
maar dan is 5 december al voorbij.
Lied • Auf, du junger Wandersmann!
1.
Auf, du junger Wandersmann! Jetzo kommt die Zeit heran,
die Wanderszeit, die gibt uns Freud'.
Woll'n uns auf die Fahrt begeben, das ist unser schönstes Leben;
große Wasser, Berg und Tal anzuschauen überall.
die Wanderszeit, die gibt uns Freud'.
Woll'n uns auf die Fahrt begeben, das ist unser schönstes Leben;
große Wasser, Berg und Tal anzuschauen überall.
2.
An dem schönen Donaufluss findet man ja seine Lust
und seine Freud' auf grüner Heid',
wo die Vöglein lieblich singen und die Hirschlein fröhlich springen;
dann kommt man an eine Stadt, wo man gute Arbeit hat.
und seine Freud' auf grüner Heid',
wo die Vöglein lieblich singen und die Hirschlein fröhlich springen;
dann kommt man an eine Stadt, wo man gute Arbeit hat.
3.
Mancher hinterm Ofen sitzt und gar fein die Ohren spitzt,
kein Schritt vors Haus' ist kommen aus.
Den soll man als G'sell erkennen oder gar ein' Meister nennen,
der noch nirgends ist gewest, nur gesessen in sein'm Nest.
kein Schritt vors Haus' ist kommen aus.
Den soll man als G'sell erkennen oder gar ein' Meister nennen,
der noch nirgends ist gewest, nur gesessen in sein'm Nest.
4.
Mancher hat auf seiner Reis', ausgestanden Müh' und Schweiß
und Not und Pein, das muss so sein, trägt's Felleisen auf dem Rücken,
trägt es über tausend Brücken, bis er kommt nach Innsbruck ein,
wo man trinkt Tirolerwein.
und Not und Pein, das muss so sein, trägt's Felleisen auf dem Rücken,
trägt es über tausend Brücken, bis er kommt nach Innsbruck ein,
wo man trinkt Tirolerwein.
5.
Morgens wenn der Tag angeht und die Sonn' am Himmel steht,
so herrlich rot wie Milch und Blut.
Auf, ihr Brüder lasst uns reisen, unser'm Herrgott Dank erweisen
für die fröhlich Wanderzeit, hier und in die Ewigkeit.
so herrlich rot wie Milch und Blut.
Auf, ihr Brüder lasst uns reisen, unser'm Herrgott Dank erweisen
für die fröhlich Wanderzeit, hier und in die Ewigkeit.
Lied • Sint, Piet en paard
Sinterklaas, die goede heer, komt hier alle jaren weer
met zijn trouwe Pieterbaas, hier is Sinterklaas!
Hij rijdt met zijn paard al over de daken,
wat voor geluid zou dat wel niet maken?
met zijn trouwe Pieterbaas, hier is Sinterklaas!
Hij rijdt met zijn paard al over de daken,
wat voor geluid zou dat wel niet maken?
Lied • De eng'len staken alle sterren aan
De eng'len staken alle sterren aan, toen zag ik plots een wolkje opengaan,
en langs de stralen van de zilv'ren maan kwam Sinterklaas gegaan.
Gloria, trouw is zijn knecht en zijn ezel zegt: "I-a, i-a".
zowaar als ik hier sta. trouw is zijn Piet
de zilveren maan
de engelen staken
en langs de stralen van de zilv'ren maan kwam Sinterklaas gegaan.
Gloria, trouw is zijn knecht en zijn ezel zegt: "I-a, i-a".
zowaar als ik hier sta. trouw is zijn Piet
de zilveren maan
de engelen staken
Lied • Martijn, Martijn
Martijn turref in de murref in de maneschijn.
Gooi in de most, gooi in de wijn! Hier woont Sint Martijn.
Martijn had een schaartje, dat wou niet knippen.
Martijn had een mesje, dat wou niet snijden.
Martijn had een touwtje, dat wou niet knopen.
Een zwaard, een zwaard, en laat me lopen!
Gooi in de most, gooi in de wijn! Hier woont Sint Martijn.
Martijn had een schaartje, dat wou niet knippen.
Martijn had een mesje, dat wou niet snijden.
Martijn had een touwtje, dat wou niet knopen.
Een zwaard, een zwaard, en laat me lopen!
Lied • In the bleak midwinter (1)
1.
In the bleak midwinter, frosty wind made moan,
earth stood hard as iron, water like a stone;
snow had fallen, snow on snow, snow on snow,
in the bleak midwinter, long ago.
earth stood hard as iron, water like a stone;
snow had fallen, snow on snow, snow on snow,
in the bleak midwinter, long ago.
2.
Our God, heaven cannot hold him, nor earth sustain;
heaven and earth shall flee away when he comes to reign.
In the bleak midwinter a stable place sufficed
the Lord God Almighty, Jesus Christ.
heaven and earth shall flee away when he comes to reign.
In the bleak midwinter a stable place sufficed
the Lord God Almighty, Jesus Christ.
3.
Enough for him, whom cherubim, worship night and day,
breastful of milk, and a mangerful of hay;
enough for him, whom angels fall before,
the ox and ass and camel which adore.
breastful of milk, and a mangerful of hay;
enough for him, whom angels fall before,
the ox and ass and camel which adore.
4.
Angels and archangels may have gathered there,
cherubim and seraphim thronged the air;
but his mother only, in her maiden bliss,
worshipped the beloved with a kiss.
cherubim and seraphim thronged the air;
but his mother only, in her maiden bliss,
worshipped the beloved with a kiss.
5.
What can I give Him, poor as I am?
If I were a shepherd, I would bring a lamb;
if I were a wise man, I would do my part;
yet what I can I give him: give my heart.
If I were a shepherd, I would bring a lamb;
if I were a wise man, I would do my part;
yet what I can I give him: give my heart.
Lied • De haaienbruiloft
1.
Een haai die wou eens bruiloft vieren
en nodigde alle waterdieren.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
en nodigde alle waterdieren.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
2.
Hij zocht een achternichtje uit
en maakte die toen tot zijn bruid.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
en maakte die toen tot zijn bruid.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
3.
Ze zijn toen naar de kerk gegaan
en moesten voor de preekstoel staan.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
en moesten voor de preekstoel staan.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
4.
Een snoek die hield een reuze preek
en maakte het paar geheel van streek.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
en maakte het paar geheel van streek.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
5.
Een dikke paling in gelei
die wrong zich op de voorste rij.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
die wrong zich op de voorste rij.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
6.
Toen zei een dikke waterbaars:
"Die preek die lap ik aan m'n laars."
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
"Die preek die lap ik aan m'n laars."
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
7.
En na de kerk zou het feestmaal zijn,
aan tafel dronk men fijne wijn.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
aan tafel dronk men fijne wijn.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
8.
Het maal bestond uit lekker wier
en daarna dronk men gemberbier.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
en daarna dronk men gemberbier.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
9.
De biefstuk die was reuze fijn;
van een verdronken zeekapitein.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
van een verdronken zeekapitein.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
10.
Een garnaal die wou eens aardig zijn
en trok aan de bel in de maneschijn.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
en trok aan de bel in de maneschijn.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
11.
De gasten waren zeer verschrikt;
de snoek heeft zich in_'t vlees verslikt.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
de snoek heeft zich in_'t vlees verslikt.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
12.
Toen werd de haai verschrikk'lijk kwaad
en stormde naar buiten in nachtgewaad.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
en stormde naar buiten in nachtgewaad.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
13.
De bruiloft werd een reuze strop,
want de haai at alle gasten op.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
want de haai at alle gasten op.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
14.
Alleen de garnaal die bleef gespaard,
die was de moeite toch niet waard.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
die was de moeite toch niet waard.
Fiederalala, fiederalala, fiederalalalala.
Lied • In the twilight stillness
In the twilight stillness the crickets all are singing
softly in the distance the churchbells are ringing:
ding-dong dingdong ding dong
softly in the distance the churchbells are ringing:
ding-dong dingdong ding dong
Lied • Fahrradlied "Pass auf!"
Auf der Fahrbahn ist ein Hindernis! Klingelingeling, pass auf!
Was mach’ ich jetzt? Ich weiß es schon! Klingelingeling, pass auf!
Erst umsehen! Dann Handzeichen! Ist Hinten frei? Dann einordnen!
Gloria Viktoria, widewidewitt, juchheisassa! Gloria Victoria, wide wide witt, pass auf!
Ich schau’ nach vorn: Kommt Gegehverkehr?
Wenn er vorbei ist, darf ich fahr’n! Ich schaue mache ich juch hei sassa
Was mach’ ich jetzt? Ich weiß es schon! Klingelingeling, pass auf!
Erst umsehen! Dann Handzeichen! Ist Hinten frei? Dann einordnen!
Gloria Viktoria, widewidewitt, juchheisassa! Gloria Victoria, wide wide witt, pass auf!
Ich schau’ nach vorn: Kommt Gegehverkehr?
Wenn er vorbei ist, darf ich fahr’n! Ich schaue mache ich juch hei sassa