Kristallen den fina som solen månd' skina,
som stjärnorna blänka i skyn.
Jag känner en flicka i dygden den fina,
en flicka i denna här byn, min vän.
Bibliotheek
Canons
Liederen kleuters
Liederen klas 1
Liederen klas 2
Liederen klas 3
Liederen klas 4
Liederen klas 5
Liederen klas 6
Liederen klas 7
Liederen - jaarfeesten
Liederen - thema's
Meerstemmig
Helioskampen
Auteurs
De 25 favorieten van ...
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
Lied • Kristallen den fina (2)
1.
Min vän och älskogsblomma!
Ack, om vi kunde tillsammans komma,
och jag vore vännen din och du allra kärestan min!
Du ädela ros och förgyllande skrin.
Ack, om vi kunde tillsammans komma,
och jag vore vännen din och du allra kärestan min!
Du ädela ros och förgyllande skrin.
2.
Och om jag än före till värdenes ände
så ropar mitt hjärta till dig.
Och om jag än före till värdenes ände
så ropar mitt hjärta till dig, till dig.
så ropar mitt hjärta till dig.
Och om jag än före till värdenes ände
så ropar mitt hjärta till dig, till dig.
Min vän och älskogsblomma!
Ack, om vi kunde tillsammans komma,
och jag vore vännen din och du allra kärestan min!
Du ädela ros och förgyllande skrin.
Ack, om vi kunde tillsammans komma,
och jag vore vännen din och du allra kärestan min!
Du ädela ros och förgyllande skrin.
Lied • Een koetje en een kalfje
Een koetje en een kalfje liepen in de wei.
Toen kwam daar een heel dik varkentje voorbij.
Dat zei: geef dat kalfje maar aan mij. Nee, zei de koe. Boe boe boe.
Toen kwam daar een heel dik varkentje voorbij.
Dat zei: geef dat kalfje maar aan mij. Nee, zei de koe. Boe boe boe.
Lied • Heks Dovenetel
Ik ben Heks Dovenetel.
Ik roer graag in een ketel.
Daar doe ik de getallen in,
dat is héél erg naar mijn zin.
Wiedewiedewiet wiede wiede wiet,
zeg me welk getal je ziet!
Ik roer graag in een ketel.
Daar doe ik de getallen in,
dat is héél erg naar mijn zin.
Wiedewiedewiet wiede wiede wiet,
zeg me welk getal je ziet!
Lied • Wip, weg!
1.
Een vogeltje liep in de tuin hip hip hip
Een roodborstje liep in de tuin, hip-hip-hip!
Ik huppelde gauw ernaartoe, wip-wip-wip!
Juist wilde ik vragen: "Hoe gaat het met je, zeg?"
Toen schudde hij ’t staartje, en wip, hij was weg.
Een roodborstje liep in de tuin, hip-hip-hip!
Ik huppelde gauw ernaartoe, wip-wip-wip!
Juist wilde ik vragen: "Hoe gaat het met je, zeg?"
Toen schudde hij ’t staartje, en wip, hij was weg.
2.
Een vogeltje liep in de tuin, hip-hip-hip!
Ik huppelde gauw ernaartoe, wip, wip, wip!
Juist wou ik het vragen: "Hoe gaat het je, zeg?"
Toen schudde hij ’t staartje, en wip, hij was weg.
Ik huppelde gauw ernaartoe, wip, wip, wip!
Juist wou ik het vragen: "Hoe gaat het je, zeg?"
Toen schudde hij ’t staartje, en wip, hij was weg.
Lied • De jaarklok
Januari februari maart april de maanden gaan voort en de tijd staat nooit stil.
Mei, juni, juli en augustus komen dan, en alles gaat bloeien een hele zomer lang.
September, oktober, november, december gaan voorbij, dan opent januari weer de nieuwe rij.
Mei, juni, juli en augustus komen dan, en alles gaat bloeien een hele zomer lang.
September, oktober, november, december gaan voorbij, dan opent januari weer de nieuwe rij.
Lied • Zie, ginds komt de stoomboot! (3)
1.
Zie ginds komt de stoomboot
uit Spanje weer aan!
Hij brengt ons Sint Nicolaas,
ik zie hem al staan.
Hoe huppelt zijn paardje
het dek op en neer.
Hoe waaien de wimpels
al heen en al weer.
uit Spanje weer aan!
Hij brengt ons Sint Nicolaas,
ik zie hem al staan.
Hoe huppelt zijn paardje
het dek op en neer.
Hoe waaien de wimpels
al heen en al weer.
2.
Zijn Piet* staat te lachen
en roept ons reeds toe:
"Wie zoet is krijgt lekkers,
wie stout is de roe".
O, lieve Sint Nicolaas,
kom ook eens bij mij
en rijdt dan niet stilletjes
ons huisje voorbij.
en roept ons reeds toe:
"Wie zoet is krijgt lekkers,
wie stout is de roe".
O, lieve Sint Nicolaas,
kom ook eens bij mij
en rijdt dan niet stilletjes
ons huisje voorbij.
Lied • Tierelierelet-let-let
Van je tiere liere liere let let let. Ik heb zo'n pret. Weet je wat de kat nu heeft gedaan? Met miesje mee naar school gegaan?
Lied • Though Philomela lost her love (1)
Though Philomela lost her love, fresh note she warbleth, yes! again.
Fa-la-la-la fa-la-la-la fa-la-la-la-la Fa-la-la-la-la-la-la-la
He is a fool that lovers prove: and leaves to sing, to live in pain.
Fa-la-la-la-la-la-la-la Fa-la-la-la-la-la-la-la Fa-la-la-la-la-la Fa-la-la-la-la-la-la-la-la
Fa-la-la-la fa-la-la-la fa-la-la-la-la Fa-la-la-la-la-la-la-la
He is a fool that lovers prove: and leaves to sing, to live in pain.
Fa-la-la-la-la-la-la-la Fa-la-la-la-la-la-la-la Fa-la-la-la-la-la Fa-la-la-la-la-la-la-la-la
Lied • Steh fest, du Haus!
Steh fest, du Haus, und wanke nicht!
Führe die Jugend ins Reich guter Geister,
pflege das Leben und hütte das Licht.
Führe die Jugend ins Reich guter Geister,
pflege das Leben und hütte das Licht.
Lied • Appelen eten
Eén appel voor de honger, één appel voor de dorst,
en één omdat een jongen daar groot en sterk van wordt.
Eén appel om te geuren, één appel om te kleuren,
en als ik er nog één eten zou dan is het omdat ik er zo van hou.
en één omdat een jongen daar groot en sterk van wordt.
Eén appel om te geuren, één appel om te kleuren,
en als ik er nog één eten zou dan is het omdat ik er zo van hou.
Lied • Où t'en vas-tu donc si vite
1.
Où t'en vas-tu donc si vite,
mon petit Pierrot?
Courre, courr'aussi, Jeannette,
laisse tes agneaux! 2x
mon petit Pierrot?
Courre, courr'aussi, Jeannette,
laisse tes agneaux! 2x
2.
Un enfant plein de lumière
est né cette nuit,
sur un peu de paille fraîche,
dans un vieil abri. 2x
est né cette nuit,
sur un peu de paille fraîche,
dans un vieil abri. 2x
3.
Jacquot apportait un lièvre
qu'il avait nourri,
Toinot une jeune chèvre,
Jeannot quelques fruits. 2x
qu'il avait nourri,
Toinot une jeune chèvre,
Jeannot quelques fruits. 2x
4.
Pierre un petit pot de crème
et les fleurs des prés.
tous les autr's ont fait de même
et moi à peu près. 2x
et les fleurs des prés.
tous les autr's ont fait de même
et moi à peu près. 2x
Lied • Herfstochtend
1.
O, heerlijk ontwaken als 't oosten zich kleurt,
de zon met haar goud alle nevelen scheurt!
Zo keert onze ziel uit de nacht'lijke sfeer
en geeft onze ogen de morgenglans weer.
de zon met haar goud alle nevelen scheurt!
Zo keert onze ziel uit de nacht'lijke sfeer
en geeft onze ogen de morgenglans weer.
2.
De wind neemt de blad'ren en strooit ze in 't rond,
zoals onze klanken uit hart en uit mond.
Maar God gaf ons voeten om stevig te staan
en scheppende handen om werken te gaan.
zoals onze klanken uit hart en uit mond.
Maar God gaf ons voeten om stevig te staan
en scheppende handen om werken te gaan.
Lied • Diep in 't bos
1.
Diep in 't bos in zonnestralen, in het heim'lijk stille dal,
zag ik kleine elfen dwalen, hielden daar een vrolijk bal.
zag ik kleine elfen dwalen, hielden daar een vrolijk bal.
2.
En de blauwe klokkebloemen klonken daar met held're toon
en in hoge lindebomen, zoemden bijtjes wonderschoon.
en in hoge lindebomen, zoemden bijtjes wonderschoon.
3.
Kwam de wind en blies de wolken voor de warme zonneglans,
stil nu werd het bijenvolkje en voorbij de elfendans.
stil nu werd het bijenvolkje en voorbij de elfendans.
Lied • The hart, he loves the high wood
The hart, he loves the high wood,
the hare, het loves the hill,
the knight het loves the bright sword,
the lady loves herr will.
the hare, het loves the hill,
the knight het loves the bright sword,
the lady loves herr will.
Lied • Sur le pont d'Avignon (2) | speelstuk
Lied • Herder, herder
Herder, herder laat je schaapjes gaan.
Ik durf niet, waarom niet?
Om de boze wolf niet.
De boze wolf zit gevangen
tussen twee ijzeren tangen.
Hij ziet geen zon, hij ziet geen maan.
Herder, herder, laat je schaapjes gaan!"
Ik durf niet, waarom niet?
Om de boze wolf niet.
De boze wolf zit gevangen
tussen twee ijzeren tangen.
Hij ziet geen zon, hij ziet geen maan.
Herder, herder, laat je schaapjes gaan!"
Lied • De tamboerijn
Tingelingeling, tingelingeling, wat hoor ik daar?
Ja, het is Arjen, Arjen met de tamboerijn. Ja, dat is fijn!
Ja, het is Arjen, Arjen met de tamboerijn. Ja, dat is fijn!
Lied • Sinte Lucia
1.
Ster in de duisternis, stralend geheim'nis,
vol vuur en gouden glans, warmte en luister.
Licht dat het donker breekt, van vreugd' en blijdschap spreekt,
Sinte Lucia, Sinte Lucia! 2x
vol vuur en gouden glans, warmte en luister.
Licht dat het donker breekt, van vreugd' en blijdschap spreekt,
Sinte Lucia, Sinte Lucia! 2x
2.
Zing met de zangers mee, licht in de sterrenzee,
een lied van hoop en vreugd', geluk en vrede.
Bid toch dat onze Heer geeft licht en leven weer,
Sinte Lucia, Sinte Lucia! 2x
een lied van hoop en vreugd', geluk en vrede.
Bid toch dat onze Heer geeft licht en leven weer,
Sinte Lucia, Sinte Lucia! 2x
Lied • Guten Abend, Herr Spielmann (1)
1.
Guten Abend Herr Spielmann, wie geht es euch denn,
mit der kleinen Violine, mit der grossem Schrum-schrum?
Da rasselt der Kesse; da klinget der Topf.
Da tanzen die Leute einen Galopp, tralalalala!
mit der kleinen Violine, mit der grossem Schrum-schrum?
Da rasselt der Kesse; da klinget der Topf.
Da tanzen die Leute einen Galopp, tralalalala!
2.
Guten Abend, Herr Spielmann, wie geht es denn euch
auf der kleinen Violine, auf der großen Schrumm-schrumm?
Da rasselt der Kessel, da klingelt der Topf.
Es rascheln die Kinder in einem Galopp, tralalalalala!
auf der kleinen Violine, auf der großen Schrumm-schrumm?
Da rasselt der Kessel, da klingelt der Topf.
Es rascheln die Kinder in einem Galopp, tralalalalala!
Lied • Laat mij een Godesstrijder zijn (1)
1.
Laat mij een Godesstrijder zijn, in de ridderschap der Graal.
Hem volgen naar mijns harten wil, hem volgen naar mijns harten wil,
hem dienen altemaal.
Hem volgen naar mijns harten wil, hem volgen naar mijns harten wil,
hem dienen altemaal.
2.
Aartsengel, gij voor Godestroon, gij ridder onvervaard,
geef mij, als ik de draak bestrijd, geef mij, als ik de draak bestrijd,
uw heilig Michaëlszwaard.
geef mij, als ik de draak bestrijd, geef mij, als ik de draak bestrijd,
uw heilig Michaëlszwaard.
Lied • Eenzaam in regen en wind
1.
Eenzaam in regen en wind
rijdt Maarten te paard door de nacht,
zijn mantel hij vaster nu bindt,
hij houdt er de teugels met kracht.
rijdt Maarten te paard door de nacht,
zijn mantel hij vaster nu bindt,
hij houdt er de teugels met kracht.
2.
Eenzaam in regen en wind
een bedelaar staat in de nacht,
die nergens bescherming meer vindt
en bevend van koude daar wacht.
een bedelaar staat in de nacht,
die nergens bescherming meer vindt
en bevend van koude daar wacht.
3.
Eenzaam in regen en wind
ziet Maarten de oude man staan.
"O, geef mij wat, edele vrind,
en rijdt niet weer snel hier vandaan!"
ziet Maarten de oude man staan.
"O, geef mij wat, edele vrind,
en rijdt niet weer snel hier vandaan!"
4.
Ondanks de regen en wind
snijdt Maarten zijn mantel in twee.
"Ik schenk je de helft, arme vrind,
bedek er je lompen maar mee!"
snijdt Maarten zijn mantel in twee.
"Ik schenk je de helft, arme vrind,
bedek er je lompen maar mee!"
5.
Dromend van regen en wind
hoort Maarten een stem in de nacht,
die diep in zijn hart nu begint
en spreekt met een god'lijke macht:
hoort Maarten een stem in de nacht,
die diep in zijn hart nu begint
en spreekt met een god'lijke macht:
6.
"Toen jij in regen en wind
je mantel wegschonk in de nacht,
werd God in de beed'laar je vrind
en heb je Hem liefde gebracht."
je mantel wegschonk in de nacht,
werd God in de beed'laar je vrind
en heb je Hem liefde gebracht."
Lied • Adieu, adieu, adieu!
Lied • Unconquered hero of the skies (1)
1.
Unconquered hero of the skies, Saint Michael,
against the foe with us arise.
Thine aid we pray the foe to slay, Saint Michael.
against the foe with us arise.
Thine aid we pray the foe to slay, Saint Michael.
2.
The heavenly banner thou dost bear, Saint Michael,
the angels do thine armour wear.
Thine aid we pray the foe to slay, Saint Michael.
the angels do thine armour wear.
Thine aid we pray the foe to slay, Saint Michael.
3.
Great is thy might, strong is thy hand, Saint Michael,
great o´er the sea, great o'er the land.
Thine aid we pray the foe to slay, Saint Michael.
great o´er the sea, great o'er the land.
Thine aid we pray the foe to slay, Saint Michael.
Lied • Quanno nascette Ninno (2)
1.
Quanno nascette Ninno a Betlemme, era notte e pareva miezojuorno.
Maje le stelle, lustre e belle, se vedèttero accussì.
E 'a cchiù lucente, jett' a chiammà li magge a ll'Uriente.
Maje le stelle, lustre e belle, se vedèttero accussì.
E 'a cchiù lucente, jett' a chiammà li magge a ll'Uriente.
2.
Guardavano le ppecore 'e pasture e n'angelo, sbrennente cchiù d' ’o sole,
comparette, e lle decette: "Non ve spaventate, no.
Contento e riso, la terra è addeventata paraviso!"
comparette, e lle decette: "Non ve spaventate, no.
Contento e riso, la terra è addeventata paraviso!"