In der lauen Sommernacht kommen Elflein leis' und sacht, leise und sacht
wollen tanzen ihren Reih'n, miteinander fröhlich sein.
Bibliotheek
Canons
Liederen kleuters
Liederen klas 1
Liederen klas 2
Liederen klas 3
Liederen klas 4
Liederen klas 5
Liederen klas 6
Liederen klas 7
Liederen - jaarfeesten
Liederen - thema's
Meerstemmig
Helioskampen
Auteurs
De 25 favorieten van ...
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
Lied • In der lauen Sommernacht
1.
2.
Dunkel ist es, noch so fern, ist des Himmels erster Stern,
und die Vöglein slafen fest, keines sich mehr hören lässt.
und die Vöglein slafen fest, keines sich mehr hören lässt.
3.
Sieh', das erste Licht dort fliegt! Elflein sich vor Freude wiegt;
die Johanniskäferlein leuchten uns zum Tanz so fein.
die Johanniskäferlein leuchten uns zum Tanz so fein.
4.
Wichtelmännchen locken schon ihren Silberglockenton.
Zu den Klängen flink und leis' dreh'n die Elfen sich im Kreis.
Zu den Klängen flink und leis' dreh'n die Elfen sich im Kreis.
5.
Doch du siehst sie nur im Traum, denn vorm ersten Morgengrau'n
husch, sind Wicht und Elflein weg, Kindlein, such nur ihr Versteck!
husch, sind Wicht und Elflein weg, Kindlein, such nur ihr Versteck!
Lied • Onder hele hoge bomen
1.
Onder hele hoge bomen in een groot kabouterbos
staat een heel klein aardig huisje zo maar midden op het mos.
staat een heel klein aardig huisje zo maar midden op het mos.
2.
'k Zou er best in willen wonen maar ik ben toch veel te groot.
't Is gemaakt voor de kabouters met hun jas en mutsjes rood.
't Is gemaakt voor de kabouters met hun jas en mutsjes rood.
3.
Als het 's avonds donker wordt is dat helemaal niet naar,
want dan zitten de kabouters zo gezellig bij elkaar.
want dan zitten de kabouters zo gezellig bij elkaar.
4.
Ieder zit dan op een krukje met een kaarsje in zijn hand
en dan zie je alle lichtjes van kaboutersprookjesland.
en dan zie je alle lichtjes van kaboutersprookjesland.
Lied • Klinkhamer, klinkhamer
Klinkhamer, klinkhamer, splinters vlogen in het rond,
klinkhamer, klinkhamer, kijk eens wat ik vond!
Hakte stenen om en om, dan weer recht en dan weer krom;
zie wat wij vergaarden, diep onder de aarde!
Klinkhamer, klinkhamer, fonkelende diamant,
klinkhamer, klinkhamer, houd ik in mijn hand.
klinkhamer, klinkhamer, kijk eens wat ik vond!
Hakte stenen om en om, dan weer recht en dan weer krom;
zie wat wij vergaarden, diep onder de aarde!
Klinkhamer, klinkhamer, fonkelende diamant,
klinkhamer, klinkhamer, houd ik in mijn hand.
Lied • Kaboutertjes drinken kabouterthee
Kaboutertjes drinken kabouterthee van dideldee kabouterthee van dideldi dideldi doekjes met kleine kabouterkoekjes.
Lied • Leise geht der Abendwind
Leise geht der Abendwind durch die müden Berge. Schläf'rig auch die Vögel sind und die kleine Zwerge. Suchen schnell ihr häuschen auf, dort in der alten Würzel. Schlafen nach des Tages Lauf, klein Pirzel und klein Purzel.Schläferig
Lied • Es geht eine Zipfelmütz'
Es geht eine Zipfelmütz'
in unserm Kreis herum, viddebum;
es geht eine Zipfelmütz'
in unserm Kreis herum.
Dreimal drei ist Neune,
du weißt ja, was ich meine,
dreimal drei und eins ist Zehn,
Zipfelmütz' bleib' steh'n, bleib' steh'n!
Sie rüttel'n sich, sie schüttel'n sich,
sie werf'n die Beine hinter sich.
Sie klatschen in die Hand,
wir beide sind verwandt.
in unserm Kreis herum, viddebum;
es geht eine Zipfelmütz'
in unserm Kreis herum.
Dreimal drei ist Neune,
du weißt ja, was ich meine,
dreimal drei und eins ist Zehn,
Zipfelmütz' bleib' steh'n, bleib' steh'n!
Sie rüttel'n sich, sie schüttel'n sich,
sie werf'n die Beine hinter sich.
Sie klatschen in die Hand,
wir beide sind verwandt.
Lied • Petite lanterne (1)
Lied • Reuzen stappen
Reuzen stappen sterk en zwaar, op de brug van hot naar haar!
Dwergen tripp’len flink en vlug, sluipen zachtjes heen en t’rug!
Sterren stralen over het dal; schijnen met hun licht overal!
Dwergen tripp’len flink en vlug, sluipen zachtjes heen en t’rug!
Sterren stralen over het dal; schijnen met hun licht overal!
Lied • Als kabouters schatten zoeken
Lied • Naar de zaadjes in de grond
Naar de zaadjes in de grond, gaan de dwergen nu terstond.
Wakker worden, lente wacht; boven met haar zonnepracht.
Zaadjes kom maar uit je huisje en trek uit je winterbuisje.
Trek je nieuwe kleertjes aan. Zaadjes vlug weer opgestaan!
Wakker worden, lente wacht; boven met haar zonnepracht.
Zaadjes kom maar uit je huisje en trek uit je winterbuisje.
Trek je nieuwe kleertjes aan. Zaadjes vlug weer opgestaan!
Lied • Wij dwergen werken vrolijk, blij
1.
Wij dwergen werken vrolijk blij, in de smidse, in de smidse.
Wij dwergen werken vrolijk blij, in de smidse werken wij.
Van klip, klap, klop, van klip, klap, klop, van klip, klap, klop, hohei!
Van klip, klap, klop! Van klip, klap, klop, ’t ijzer smeden wij!
Wij dwergen werken vrolijk blij, in de smidse werken wij.
Van klip, klap, klop, van klip, klap, klop, van klip, klap, klop, hohei!
Van klip, klap, klop! Van klip, klap, klop, ’t ijzer smeden wij!
2.
Wij dwergen werken vrolijk, blij, in ons schuurtje, in ons schuurtje.
Wij dwergen werken vrolijk, blij, al het brandhout hakken wij.
Van hakkehak, van hakkehak, van hakkehak, hohei!
Van hakkehak, van hakkehak, het brandhout hakken wij!
Wij dwergen werken vrolijk, blij, al het brandhout hakken wij.
Van hakkehak, van hakkehak, van hakkehak, hohei!
Van hakkehak, van hakkehak, het brandhout hakken wij!
3.
Wij dwergen werken, vrolijk, blij, in ons huisje, in ons huisje.
Wij dwergen werken vrolijk, blij, onze vloeren vegen wij.
Van sjoetsjoetsjuut, van sjoetsjoetsjuut, van sjoetsjoetsjuut, hohei!
Van sjoetsjoetsjuut, van sjoetsjoetsjuut, onze vloeren vegen wij!
Wij dwergen werken vrolijk, blij, onze vloeren vegen wij.
Van sjoetsjoetsjuut, van sjoetsjoetsjuut, van sjoetsjoetsjuut, hohei!
Van sjoetsjoetsjuut, van sjoetsjoetsjuut, onze vloeren vegen wij!
4.
Wij dwergen werken vrolijk, blij, in de keuken, in de keuken.
Wij dwergen werken vrolijk, blij, onze potjes roeren wij.
Van rirarom, van rirarom, van rirarom, hohei!
Van rirarom, van rirarom, onze potjes roeren wij!
Wij dwergen werken vrolijk, blij, onze potjes roeren wij.
Van rirarom, van rirarom, van rirarom, hohei!
Van rirarom, van rirarom, onze potjes roeren wij!
5.
Wij dwergen werken vrolijk, blij, op de tafel op de tafel.
Wij dwergen werken vrolijk, blij, onze broekjes naaien wij.
Van prikkeprik, van prikkeprik, van prikkeprik, hohei!
Van prikkeprik, van prikkeprik, onze broekjes naaien wij!
Wij dwergen werken vrolijk, blij, onze broekjes naaien wij.
Van prikkeprik, van prikkeprik, van prikkeprik, hohei!
Van prikkeprik, van prikkeprik, onze broekjes naaien wij!
6.
Wij dwergen zingen met elkaar nog een liedje, nog een liedje.
Wij dwergen zingen met elkaar nog een liedje, want ’t werk is klaar.
Van tralala, van tralala, van tralala, hohei!
Van tralala, van tralala, een liedje zingen wij!
Wij dwergen zingen met elkaar nog een liedje, want ’t werk is klaar.
Van tralala, van tralala, van tralala, hohei!
Van tralala, van tralala, een liedje zingen wij!
7.
Wij dwergen willen slapen gaan in ons bedje, in ons bedje.
Wij dwergen willen slapen gaan in ons bedje, want ’t werk is gedaan.
Van sujadoe, van sujadoe, van sujadoe, hohei!
Van sujadoe, van sujadoe, hoe heerlijk slapen wij!
Wij dwergen willen slapen gaan in ons bedje, want ’t werk is gedaan.
Van sujadoe, van sujadoe, van sujadoe, hohei!
Van sujadoe, van sujadoe, hoe heerlijk slapen wij!
Lied • Wij kabouters
1.
Wij kabouters, wij werken, vrolijk, keurig en net,
als het werk dan gedaan is, dan begint pas de pret:
Tiria, holdria, tiria, holdria, koekoek!
als het werk dan gedaan is, dan begint pas de pret:
Tiria, holdria, tiria, holdria, koekoek!
2.
Wij kabouters, wij spelen op het zacht’ groene mos,
waar wij juichen en zingen, ’t klinkt zo vrolijk in ’t bos:
Tiria, holdria, tiria, holdria, koekoek!
waar wij juichen en zingen, ’t klinkt zo vrolijk in ’t bos:
Tiria, holdria, tiria, holdria, koekoek!
Lied • Daar zit een klein, verdrietig meisje
Er zit een klein zigeunermeisje
Er zit een klein kaboutertje
Daar zit een klein verdrietig meisje huilend op een steen, heel de dag alleen.
Sta op, meisje lief, droog je traantjes af!
Kies een kindje uit de kring met wie je dansen mag!
Tra-la-la-la
Tralalala
Er zit een klein kaboutertje
Daar zit een klein verdrietig meisje huilend op een steen, heel de dag alleen.
Sta op, meisje lief, droog je traantjes af!
Kies een kindje uit de kring met wie je dansen mag!
Tra-la-la-la
Tralalala
Lied • Wiebelsnuit, die hazenman
Wiebelsnuit, die hazenman, komt met grote sprongen aan;
staat al voor de dwergendeur, buigt heel netjes met een oor.
Dwergje kijkt eerst door een kier, zegt: maar Haas, wat doe jij hier?
Dan stapt hij zijn deurtje uit, en zegt: welkom, Wiebelsnuit.
En hij vraagt eens aan de haas ga je een eindje lopen?
doe toch warme schoentjes aan, je hebt koude poten.
Haasje antwoordt: ja, 't is waar, ik heb koude tenen,
warme schoentjes heb ik niet, mag ik ze van je lenen?
staat al voor de dwergendeur, buigt heel netjes met een oor.
Dwergje kijkt eerst door een kier, zegt: maar Haas, wat doe jij hier?
Dan stapt hij zijn deurtje uit, en zegt: welkom, Wiebelsnuit.
En hij vraagt eens aan de haas ga je een eindje lopen?
doe toch warme schoentjes aan, je hebt koude poten.
Haasje antwoordt: ja, 't is waar, ik heb koude tenen,
warme schoentjes heb ik niet, mag ik ze van je lenen?
Lied • Die Blümelein, sie schlafen
1.
Die Blümelein, sie schlafen schon längst im Mondenschein,
sie nicken mit den Köpfchen auf ihren Stängelein.
Es rüttelt sich der Blütenbaum, er säuselt wie im Traum.
Schlafe, schlafe, schlaf' du, mein Kindelein!
sie nicken mit den Köpfchen auf ihren Stängelein.
Es rüttelt sich der Blütenbaum, er säuselt wie im Traum.
Schlafe, schlafe, schlaf' du, mein Kindelein!
2.
Die Vögelein, sie sangen so süß im Sonnenschein,
sie sind zur Ruh' gegangen in ihre Nestchen klein.
Das Heimchen in dem Ährengrund, es tut allein sich kund.
Schlafe, schlafe, schlaf' du, mein Kindelein!
sie sind zur Ruh' gegangen in ihre Nestchen klein.
Das Heimchen in dem Ährengrund, es tut allein sich kund.
Schlafe, schlafe, schlaf' du, mein Kindelein!
3.
Sandmännchen kommt geschlichen und guckt durchs Fensterlein,
ob irgend noch ein Liebchen nicht mag zu Bette sein.
Und wo er nur ein Kindchen fand, streut er ins Aug' ihm Sand.
Schlafe, schlafe, schlaf' du, mein Kindelein!
ob irgend noch ein Liebchen nicht mag zu Bette sein.
Und wo er nur ein Kindchen fand, streut er ins Aug' ihm Sand.
Schlafe, schlafe, schlaf' du, mein Kindelein!
4.
Sandmännchen aus dem Zimmer, es schläft mein Herzchen fein,
es ist gar fest verschlossen schon sein Guckäugelein.
Es leuchtet morgen mir; willkomm' das Äugelein so fromm!
Schlafe, schlafe, schlaf' du, mein Kindelein!
es ist gar fest verschlossen schon sein Guckäugelein.
Es leuchtet morgen mir; willkomm' das Äugelein so fromm!
Schlafe, schlafe, schlaf' du, mein Kindelein!
Lied • Er zat een klein kaboutertje (1)
Er zat een klein kaboutertje te huilen op een steen.
Huilend, heel de dag alleen. Sta op, kaboutertje, droog je traantjes af!
Kies er eentje uit de kring die dansen mag!
Tra-la-la-la tralalala tra la la la
Huilend, heel de dag alleen. Sta op, kaboutertje, droog je traantjes af!
Kies er eentje uit de kring die dansen mag!
Tra-la-la-la tralalala tra la la la
Lied • Drie kaboutertjes die dansen in het bos
Drie kaboutertjes die dansen in het bos;
één gaat er weg, die gaat slapen op het mos.
Twee kaboutertjes die dansen in het bos;
één gaat er weg, want zijn vetertje zit los.
Één kaboutertje danst nu helemaal alleen;
hij kruipt vlug in zijn paddestoel
en nu zie je er geen een!
één gaat er weg, die gaat slapen op het mos.
Twee kaboutertjes die dansen in het bos;
één gaat er weg, want zijn vetertje zit los.
Één kaboutertje danst nu helemaal alleen;
hij kruipt vlug in zijn paddestoel
en nu zie je er geen een!
Lied • Dwergen zijn wij, vlug en klein
Dwergen zijn wij vlug en fijn, werken als wij wakker zijn. Klip klap klap.
Vegen 't huis en poetsen daar, alles staat dan kant en klaar. S
tappen wij naar 't grote woud, hakken flink wat dennenhout. Hak hak hak.
Dat ons dwergenvuurtje dan in ons huisje branden kan.
Bij het vuurtje zitten wij, warmen ons en zingen blij. Hop hop hei!
Vegen 't huis en poetsen daar, alles staat dan kant en klaar. S
tappen wij naar 't grote woud, hakken flink wat dennenhout. Hak hak hak.
Dat ons dwergenvuurtje dan in ons huisje branden kan.
Bij het vuurtje zitten wij, warmen ons en zingen blij. Hop hop hei!
Lied • Onder de heuvels wonen wij
1.
Onder de heuvels wonen wij,
in onze huisje, fijn en blij.
Onder de groene weide. 2x
in onze huisje, fijn en blij.
Onder de groene weide. 2x
2.
's_Avonds komen we bij elkaar.
Kom ook eens langs dan hoor je daar
dit oude mooie liedje. 2x
Kom ook eens langs dan hoor je daar
dit oude mooie liedje. 2x
3.
Kom met me mee en dans met mij
tussen de bloempjes in de wei,
onder de hoge sterren. 2x
tussen de bloempjes in de wei,
onder de hoge sterren. 2x
4.
Ik ben zo blij dat jij er bent
en dat jij mij nu ook herkent.
Zullen we vriendjes worden? 2x
en dat jij mij nu ook herkent.
Zullen we vriendjes worden? 2x
Lied • Boven op de bergen
Boven op de bergen, li-li-li-li-li,
daar wonen alle dwergen, li-li-li-li-li.
daar wonen alle dwergen, li-li-li-li-li.
Lied • Wat doen nu toch de dwergen?
1.
Wat doen nu toch de dwergen des morgens om half acht?
Ze springen uit hun bedjes, voorbij is nu de nacht.
La-la-la-la-la-la-la, la-la-la-la-la-la-la-la.
Ze springen uit hun bedjes, voorbij is nu de nacht.
La-la-la-la-la-la-la, la-la-la-la-la-la-la-la.
2.
Wat doen nu toch de dwergen des morgens om half negen?
Ze gaan dan naar de weide, soms ook wel door de regen. La-la-la …
Ze gaan dan naar de weide, soms ook wel door de regen. La-la-la …
3.
Wat doen nu toch de dwergen des morgens om half tien?
Ze hakken kleine houtjes en grote ook misschien. La-la-la …
Ze hakken kleine houtjes en grote ook misschien. La-la-la …
4.
Wat doen nu toch de dwergen des morgens om half elf?
Ze werken in hun huisjes en doen daar alles zelf. La-la-la …
Ze werken in hun huisjes en doen daar alles zelf. La-la-la …
5.
Wat doen nu toch de dwergen des morgens om half twaalf?
Ze eten dan hun soep op en eten als een wolf. La-la-la …
Ze eten dan hun soep op en eten als een wolf. La-la-la …
6.
Wat doen nu toch de dwergen des middags om half één?
Dan halen zij hun hamertjes en werken dan metéén. La-la-la …
Dan halen zij hun hamertjes en werken dan metéén. La-la-la …
7.
Wat doen nu toch de dwergen des middags om half twee?
Dan gaan zij naar de haasjes toe en lopen allen mee. La-la-la …
Dan gaan zij naar de haasjes toe en lopen allen mee. La-la-la …
8.
Wat doen nu toch de dwergen des middags om half drie?
Zij wiegen dan hun kindertjes: Jan, Kokkie en Marie. La-la-la …
Zij wiegen dan hun kindertjes: Jan, Kokkie en Marie. La-la-la …
9.
Wat doen nu toch de dwergen des middags om half vier?
Doen peren in een mandje en maken veel plezier. La-la-la …
Doen peren in een mandje en maken veel plezier. La-la-la …
10.
Wat doen nu toch de dwergen des middags om half vijf?
Ze stappen door de plassen en wassen daar hun lijf. La-la-la …
Ze stappen door de plassen en wassen daar hun lijf. La-la-la …
11.
Wat doen nu toch de dwergen des middags om half zes?
Dan gaan zij naar het bos toe en plagen daar de heks. La-la-la …
Dan gaan zij naar het bos toe en plagen daar de heks. La-la-la …
12.
Wat doen nu toch de dwergen des avonds om half zeven?
Ze dansen in een kring rond en maken daar een leven. La-la-la …
Ze dansen in een kring rond en maken daar een leven. La-la-la …
13.
Wat doen nu toch de dwergen des avonds om half acht?
Dan gaan zij naar hun bedjes toe en zeggen: "Goede nacht!" La-la-la …
Dan gaan zij naar hun bedjes toe en zeggen: "Goede nacht!" La-la-la …
Lied • Himpeltje en Pimpeltje
Himpeltje en Pimpeltje, die klommen op de berg.
Himpe-tje ’t kaboutertje en Pimpeltje de dwerg.
Ze zetten zich op ’t topje neer, hun mutsjes wiebelden heen en weer,
maar na drieëndertig weken, toen hadden ze het wel bekeken.
Himpeltje ’t kaboutertje en Pimpeltje de dwerg, die klommen toen weer in de berg.
Himpe-tje ’t kaboutertje en Pimpeltje de dwerg.
Ze zetten zich op ’t topje neer, hun mutsjes wiebelden heen en weer,
maar na drieëndertig weken, toen hadden ze het wel bekeken.
Himpeltje ’t kaboutertje en Pimpeltje de dwerg, die klommen toen weer in de berg.