Bibliotheek
Canons
Liederen kleuters
Liederen klas 1
Liederen klas 2
Liederen klas 3
Liederen klas 4
Liederen klas 5
Liederen klas 6
Liederen klas 7
Liederen - jaarfeesten
Liederen - thema's
Meerstemmig
Helioskampen
Auteurs
De 25 favorieten van ...
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
Lied • Ezekiel saw the wheel
Lied • Wat kunnen wij hem geven?
Wat kunnen wij hem geven, die heel de wereld schiep,
die sterren, zon en aarde tot stralend leven riep?
Hij drenkt de bloem met koele dauw, waakt dat het dier zijn wegen vindt,
schenkt kloeke handen, klare stem aan ieder mensenkind.
Wat de mensenhanden bouwen, wat de mensenharten voelen,
wat de mensenstemmen spreken. Dat willen wij hem geven,
die heel de wereld schiep,
die sterren, zon en aarde tot stralend leven riep!
die sterren, zon en aarde tot stralend leven riep?
Hij drenkt de bloem met koele dauw, waakt dat het dier zijn wegen vindt,
schenkt kloeke handen, klare stem aan ieder mensenkind.
Wat de mensenhanden bouwen, wat de mensenharten voelen,
wat de mensenstemmen spreken. Dat willen wij hem geven,
die heel de wereld schiep,
die sterren, zon en aarde tot stralend leven riep!
Lied • Toen de wereld begon
1.
Toen de wereld begon
in het licht van de zon,
en de sterren en maan
in hun hemelse baan,
schonk Gods Woord hun een dans
vol van vreugde en glans.
in het licht van de zon,
en de sterren en maan
in hun hemelse baan,
schonk Gods Woord hun een dans
vol van vreugde en glans.
2.
En het klinkende Woord
is op aarde gehoord
door de bergen en 't land,
door de duinen en 't strand
en de stem van de zee
zong het jubelend mee.
is op aarde gehoord
door de bergen en 't land,
door de duinen en 't strand
en de stem van de zee
zong het jubelend mee.
3.
En op aarde ontspruit
nu de boom en het kruid,
al wat groen wordt en groeit,
al wat geurt en wat bloeit,
al wat vrucht draag op aard'
heeft het Woord stil bewaard.
nu de boom en het kruid,
al wat groen wordt en groeit,
al wat geurt en wat bloeit,
al wat vrucht draag op aard'
heeft het Woord stil bewaard.
4.
En de vissen en vogels
en alles wat leeft,
al wat zwemt, al wat springt,
al wat loopt en wat zweeft,
het beweegt op het Woord
dat het eens heeft gehoord.
en alles wat leeft,
al wat zwemt, al wat springt,
al wat loopt en wat zweeft,
het beweegt op het Woord
dat het eens heeft gehoord.
5.
En de mens hoort de klank
en zijn hart is vol dank,
hij doet mee aan die dans
vol van vreugde en glans
in het licht van de zon
sinds de wereld begon.
en zijn hart is vol dank,
hij doet mee aan die dans
vol van vreugde en glans
in het licht van de zon
sinds de wereld begon.
Lied • Joshua fought the battle of Jericho (1)
Joshua fit de battle of Jericho
Joshua fit the battle of Jericho
Joshua fought the battle of Jericho, Jericho, Jericho.
Joshua fought the battle of Jericho,
and the walls came tumbling down.
Joshua fit the battle of Jericho
Joshua fought the battle of Jericho, Jericho, Jericho.
Joshua fought the battle of Jericho,
and the walls came tumbling down.
1.
You may talk about your men of Gideon,
you may talk about your men of Saul,
but there's none like good old Joshua
and the battle of Jericho!
you may talk about your men of Saul,
but there's none like good old Joshua
and the battle of Jericho!
Joshua fit de battle of Jericho
Joshua fit the battle of Jericho
Joshua fought the battle of Jericho, Jericho, Jericho.
Joshua fought the battle of Jericho,
and the walls came tumbling down.
Joshua fit the battle of Jericho
Joshua fought the battle of Jericho, Jericho, Jericho.
Joshua fought the battle of Jericho,
and the walls came tumbling down.
2.
Up to the walls of Jericho
they marched with spear in hand.
"Go blow those ram horns," Joshua cried,
" 'cause the battle is in our hands."
they marched with spear in hand.
"Go blow those ram horns," Joshua cried,
" 'cause the battle is in our hands."
Joshua fit de battle of Jericho
Joshua fit the battle of Jericho
Joshua fought the battle of Jericho, Jericho, Jericho.
Joshua fought the battle of Jericho,
and the walls came tumbling down.
Joshua fit the battle of Jericho
Joshua fought the battle of Jericho, Jericho, Jericho.
Joshua fought the battle of Jericho,
and the walls came tumbling down.
3.
Then the ram horns they began to blow,
and the trumpets began to sound,
Joshua commanded the children to shout,
and the walls came tumbling down!
and the trumpets began to sound,
Joshua commanded the children to shout,
and the walls came tumbling down!
Joshua fit de battle of Jericho
Joshua fit the battle of Jericho
Joshua fought the battle of Jericho, Jericho, Jericho.
Joshua fought the battle of Jericho,
and the walls came tumbling down.
Joshua fit the battle of Jericho
Joshua fought the battle of Jericho, Jericho, Jericho.
Joshua fought the battle of Jericho,
and the walls came tumbling down.
4.
Hin zu den Mauern vor Jericho
schritt er den Speer in der Hand.
"Blast in die Hörner," rief Josua,
"denn ich hab' die Schlacht in der Hand!"
schritt er den Speer in der Hand.
"Blast in die Hörner," rief Josua,
"denn ich hab' die Schlacht in der Hand!"
Joshua fit de battle of Jericho
Joshua fit the battle of Jericho
Joshua fought the battle of Jericho, Jericho, Jericho.
Joshua fought the battle of Jericho,
and the walls came tumbling down.
Joshua fit the battle of Jericho
Joshua fought the battle of Jericho, Jericho, Jericho.
Joshua fought the battle of Jericho,
and the walls came tumbling down.
5.
Ein Getön von vielen Hörnern,
Posaunen fallen ein,
die Kinder heißt Josua schrei'n,
und die Mauern stürzten ein.
Posaunen fallen ein,
die Kinder heißt Josua schrei'n,
und die Mauern stürzten ein.
Joshua fit de battle of Jericho
Joshua fit the battle of Jericho
Joshua fought the battle of Jericho, Jericho, Jericho.
Joshua fought the battle of Jericho,
and the walls came tumbling down.
Joshua fit the battle of Jericho
Joshua fought the battle of Jericho, Jericho, Jericho.
Joshua fought the battle of Jericho,
and the walls came tumbling down.
Lied • Vom Aufgang der Sonne
Vom Aufgang der Sonne bis zu ihrem Niedergang
sei gelobet der Name des Herrn.
sei gelobet der Name des Herrn.
Lied • Jacob's ladder (1)
1.
We are climbing Jacob's ladder, we are climbing Jacob's ladder,
we are climbing Jacob's ladder, soldiers of the cross.
we are climbing Jacob's ladder, soldiers of the cross.
2.
Ev'ry round goes higher, higher, ev'ry round goes higher, higher,
ev'ry round goes higher, higher, soldiers of the cross.
ev'ry round goes higher, higher, soldiers of the cross.
3.
Sinner, do you love my Jesus, sinner, do you love my Jesus,
sinner, do you love my Jesus, soldiers of the cross?
sinner, do you love my Jesus, soldiers of the cross?
4.
If you love him, why not serve him, if you love him, why not serve him,
if you love him, why not serve him, soldiers of the cross?
if you love him, why not serve him, soldiers of the cross?
5.
We are climbing higher, higher, we are climbing higher, higher,
we are climbing higher, higher, soldiers of the cross.
we are climbing higher, higher, soldiers of the cross.
Lied • Kol dodi (2)
Koldodi hine ze ba.
hineh zeh ba
Medaleg al heharim, mekapetz al hag’va’ot.
mekapets al hagevaot
hineh zeh ba
Medaleg al heharim, mekapetz al hag’va’ot.
mekapets al hagevaot
Lied • Alles wat adem heeft
Lied • Doortocht door de Rode Zee
1.
Mozes is sterk, en hij leidt alle mensen;
gezamenlijk trekken zij door de woestijn.
Farao's leger nu snel achtervolgt hen;
de voorsprong van Mozes' volk wordt wel erg klein
gezamenlijk trekken zij door de woestijn.
Farao's leger nu snel achtervolgt hen;
de voorsprong van Mozes' volk wordt wel erg klein
2.
Mozes, hij vraagt Jahweh hen te helpen;
hij heft zijn staf en de golfslag wijkt.
Daar ligt in_'t zonlicht een pad door de golven;
de kracht van Jahweh heeft zich voor hen bereid.
hij heft zijn staf en de golfslag wijkt.
Daar ligt in_'t zonlicht een pad door de golven;
de kracht van Jahweh heeft zich voor hen bereid.
3.
Farao's leger komt bij het water,
maar Mozes is reeds aan de overkant.
Paarden met ruiters stormen naar voren;
dan sluit de zee zich weer door Godes hand.
maar Mozes is reeds aan de overkant.
Paarden met ruiters stormen naar voren;
dan sluit de zee zich weer door Godes hand.
Lied • De timmermans
1.
De timmermans hebben 'n ambacht goed,
ze hebben een ambacht vol eren.
Wat zouder de wereld geworden zijn,
wou niemand het timmeren leren?
ze hebben een ambacht vol eren.
Wat zouder de wereld geworden zijn,
wou niemand het timmeren leren?
Die mensen die waren ten onder gegaan,
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
2.
Wat zou van ons mensen geworden zijn,
had Noë geen timmerman goed geweest?
Hij heeft er met hamer en beitel gewerkt,
zijn arke gebouwd voor mens en beest.
had Noë geen timmerman goed geweest?
Hij heeft er met hamer en beitel gewerkt,
zijn arke gebouwd voor mens en beest.
Die mensen die waren ten onder gegaan,
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
3.
Een timmerman heeft onze Here behoed,
toen hij nog zo jong was, en kleine.
Voor 't bloedige zwaard van Herodes wreed:
Sint Jozef, de timmerman reine.
toen hij nog zo jong was, en kleine.
Voor 't bloedige zwaard van Herodes wreed:
Sint Jozef, de timmerman reine.
Die mensen die waren ten onder gegaan,
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
4.
Die timmerman maakt er zichzelve een bed,
hij maakt er een wieg voor zijn kinde,
hij maakt van zes plankjes zijn eigene kist:
Heer, wees hem dan vriend'lijk gezinde!
hij maakt er een wieg voor zijn kinde,
hij maakt van zes plankjes zijn eigene kist:
Heer, wees hem dan vriend'lijk gezinde!
Die mensen die waren ten onder gegaan,
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
5.
De timmermans hebben 'n ambacht goed,
ze hebben een ambacht vol eren.
Wat zouder de wereld geworden zijn,
wou niemand het timmeren leren?
ze hebben een ambacht vol eren.
Wat zouder de wereld geworden zijn,
wou niemand het timmeren leren?
Die mensen die waren ten onder gegaan,
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
Lied • Mozes in het biezen mandje
1.
In een mandje heel warm en zacht, heeft je moeder je hierheen gebracht.
Mirjam houdt urenlang de wacht heel de lange dag tot aan de nacht.
Jahweh, geef aan dit kind uw zegen, en laat het blijven leven.
Waak steeds over dit kindje klein, want een taak is hem gegeven.
Mirjam houdt urenlang de wacht heel de lange dag tot aan de nacht.
Jahweh, geef aan dit kind uw zegen, en laat het blijven leven.
Waak steeds over dit kindje klein, want een taak is hem gegeven.
2.
Biezen mandje op de baren, 't kindje moet nu varen. Golven, draag het in gevaren, help dit leven sparen.
Lied • De schepping (1)
1.
Dichtbij of in de verte,
't is God die alles schiep:
het koren en de sterren,
het zand en de zee zo diep.
't is God die alles schiep:
het koren en de sterren,
het zand en de zee zo diep.
2.
Hij laat de zon verschijnen
en 's_nachts de witte maan.
Hij laat de winden waaien
en laat de wolken gaan.
en 's_nachts de witte maan.
Hij laat de winden waaien
en laat de wolken gaan.
3.
De planten en de dieren
ontstonden uit Gods hand,
en aan de mensen schonk
hij het heldere verstand.
ontstonden uit Gods hand,
en aan de mensen schonk
hij het heldere verstand.
4.
Daarmee kunnen wij eren
Gods schepping: plant en dier,
de bomen en de meren,
het land en de rivier.
Gods schepping: plant en dier,
de bomen en de meren,
het land en de rivier.
Lied • Noach, luister naar mijn woord!
Noach, luister naar mijn woord!
heb je mij gehoord?
Ga hakken in het bos, zoek de grootste bomen,
die sterk zijn, dik en rond, een grote vloed gaat komen,
zaag planken en timmer een grote boot.
De ark die zal je dragen, over de watervloed zo groot.
heb je mij gehoord?
Ga hakken in het bos, zoek de grootste bomen,
die sterk zijn, dik en rond, een grote vloed gaat komen,
zaag planken en timmer een grote boot.
De ark die zal je dragen, over de watervloed zo groot.
Lied • Die Wurzel Jesse
Die Wurzel Jesse blüht mit Macht,
ein Zweig daraus hat Frucht gebracht.
Jetzt ist das Licht und Heil gebor’n,
die Nacht und der Tod ha’n verlor’n.
ein Zweig daraus hat Frucht gebracht.
Jetzt ist das Licht und Heil gebor’n,
die Nacht und der Tod ha’n verlor’n.
Lied • Noah's ark (1)
1.
How did old man Noah build the ark?
He built it out of hickory bark.
Built it wide, both long and tall;
with plenty of room for the large and small.
He built it out of hickory bark.
Built it wide, both long and tall;
with plenty of room for the large and small.
Who built the ark? …
2.
Now in came the animals two by two;
the hippopotamus and the kangaroo.
Now in came the animals three by three;
the two big cats and a bumblebee.
the hippopotamus and the kangaroo.
Now in came the animals three by three;
the two big cats and a bumblebee.
Who built the ark? …
3.
Now in came the animals four by four;
two through the window and two through the door.
Now in came the animals five by five;
five little sparrows doing the jive.
two through the window and two through the door.
Now in came the animals five by five;
five little sparrows doing the jive.
Who built the ark? …
4.
Now in came the animals six by six;
the elephant laughed at the monkey's tricks.
Now in came the animals seven by seven;
four from home and the rest from heaven.
the elephant laughed at the monkey's tricks.
Now in came the animals seven by seven;
four from home and the rest from heaven.
Who built the ark? …
5.
Now in came the animals eight by eight;
some were on time and the others were late.
Now in came the animals nine by nine;
some were laughing and some were crying.
some were on time and the others were late.
Now in came the animals nine by nine;
some were laughing and some were crying.
Who built the ark? …
6.
Now in came the animals ten by ten;
five black roosters and a black hen.
Noah said: "Go shut the door,
the rain starts falling and we can't take more!"
five black roosters and a black hen.
Noah said: "Go shut the door,
the rain starts falling and we can't take more!"
Who built the ark? …
Lied • Halleluja, looft de Heer in zijn heiligdom!
Halleluja! Looft de Heer in zijn heiligdom!
Looft hem in zijn grote heerlijkheid!
Looft hem met bazuinen, met lieren en harpen!
Looft hem met pauken en reidansen,
met snaren en fluiten, met welluidende cymbalen!
Alles wat adem heeft, love de Heer!
Halleluja Alleluja Alleluia
Looft hem in zijn grote heerlijkheid!
Looft hem met bazuinen, met lieren en harpen!
Looft hem met pauken en reidansen,
met snaren en fluiten, met welluidende cymbalen!
Alles wat adem heeft, love de Heer!
Halleluja Alleluja Alleluia
Lied • Het lied van het begin
1.
In het begin lag de aarde verloren,
in het begin in de duisternis;
God sprak zijn woord en het licht werd geboren,
't licht dat vandaag onze dag nog is.
in het begin in de duisternis;
God sprak zijn woord en het licht werd geboren,
't licht dat vandaag onze dag nog is.
2.
In het begin zijn de wolken en luchten,
in het begin is de hemel ontstaan.
God sprak zijn woord en de wateren vluchtten:
zo bracht hij scheiding en ruimte aan.
in het begin is de hemel ontstaan.
God sprak zijn woord en de wateren vluchtten:
zo bracht hij scheiding en ruimte aan.
3.
In het begin is de aarde geboren,
in het begin uit de diepte der zee.
In het begin kwam het gras en de bomen,
bloeiden de bloemen en graasde het vee.
in het begin uit de diepte der zee.
In het begin kwam het gras en de bomen,
bloeiden de bloemen en graasde het vee.
4.
In het begin zijn de sterren gaan branden,
in het begin kwam de zon en de maan.
Boven het land en de zee en de stranden
wijzen zij wegen en tijden aan.
in het begin kwam de zon en de maan.
Boven het land en de zee en de stranden
wijzen zij wegen en tijden aan.
5.
In het begin kwamen vogels gevlogen,
in het begin werd hun lied al gehoord.
Vissen in 't water, wat leeft op het droge:
God schiep de dieren, elk naar hun soort.
in het begin werd hun lied al gehoord.
Vissen in 't water, wat leeft op het droge:
God schiep de dieren, elk naar hun soort.
6.
In het begin riep God mensen tot leven,
in het begin was het woord in hun mond.
Wat was het goed om op aarde te leven,
wat was God blij dat de wereld bestond.
in het begin was het woord in hun mond.
Wat was het goed om op aarde te leven,
wat was God blij dat de wereld bestond.
Lied • Old ark's a-moverin'
Old arks is a movering a movering a movering
Old arks is a movering and I thank God!
Old ark, she reel’d, old ark, she rock’d,
old ark, she’s sit-tin’ on a mountain top.
Old arks is a movering and I thank God!
Old ark, she reel’d, old ark, she rock’d,
old ark, she’s sit-tin’ on a mountain top.
Lied • Jericho
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo! 2x
1.
Als wij Jericho niet winnen, komen wij het land niet binnen
en ons volk zal blijven staan aan de poort van Kanaän.
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo! 2x
en ons volk zal blijven staan aan de poort van Kanaän.
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo! 2x
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo! 2x
2.
God geeft Jozua een teken: trek de stad om zonder spreken,
doe dat zeven dagen lang, Ik strijd voor u, wees niet bang!
doe dat zeven dagen lang, Ik strijd voor u, wees niet bang!
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo! 2x
3.
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo! 2x
Maar als de bazuinen schallen gaan wij juichen met zijn allen
en de muren, dubbeldik, vallen in elkaar van schrik.
Maar als de bazuinen schallen gaan wij juichen met zijn allen
en de muren, dubbeldik, vallen in elkaar van schrik.
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo! 2x
Lied • Lo yisa goy (2)
Lied • Nimrod, de koning
1.
Nimrod de koning hoog op zijn tronen
denkt in de hemelen zelf te gaan wonen.
Ieder moet bouwen, dag en nacht,
strenge soldaten houden de wacht.
denkt in de hemelen zelf te gaan wonen.
Ieder moet bouwen, dag en nacht,
strenge soldaten houden de wacht.
2.
Terah, een hoofdman, leidt al het bouwen,
torent hoog uit boven 't hijsen en sjouwen.
Zijn woning stond waar niemand kwam,
daar werd geboren zijn zoon Abram.
torent hoog uit boven 't hijsen en sjouwen.
Zijn woning stond waar niemand kwam,
daar werd geboren zijn zoon Abram.
3.
Nimrod wil nu dit kind laten doden,
zendt met een list al zijn knechten en boden.
Maar door een wonder blijft het gespaard
en voor zijn grote taak toch bewaard.
zendt met een list al zijn knechten en boden.
Maar door een wonder blijft het gespaard
en voor zijn grote taak toch bewaard.
4.
Abram keert weer terug na veel jaren,
wil graag de woede van Nimrod bedaren,
ziet Babels toren hoger dan ooit;
't machtige bouwwerk is haast voltooid.
wil graag de woede van Nimrod bedaren,
ziet Babels toren hoger dan ooit;
't machtige bouwwerk is haast voltooid.
5.
Maar Jahweh's toorn slaat wervelend neder,
bouwers verstaan nu elkander niet weder.
Donderend storten de brokken en stenen
en koning Nimrod is spoorloos verdwenen
bouwers verstaan nu elkander niet weder.
Donderend storten de brokken en stenen
en koning Nimrod is spoorloos verdwenen
Lied • Lo yisa goy (1)
Lied • De schepping (2)
1.
God schiep het licht op een hemelse wijs,
't was avond en morgen: de eerste dag.
En op aarde de wolken, wit en grijs,
't was avond en morgen: de tweede dag.
God schiep het land uit de zee en toen was
er plaats voor de bomen, de bloemen, het gras.
En alles was goed, toen de Heer het bezag,
't was avond en morgen: de derde dag.
't was avond en morgen: de eerste dag.
En op aarde de wolken, wit en grijs,
't was avond en morgen: de tweede dag.
God schiep het land uit de zee en toen was
er plaats voor de bomen, de bloemen, het gras.
En alles was goed, toen de Heer het bezag,
't was avond en morgen: de derde dag.
2.
God schiep de sterren, de zon en de maan,
't was avond en morgen: de vierde dag.
En de vogels en de vissen zijn ontstaan,
't was avond en morgen: de vijfde dag.
God schiep het wild en het goedige vee,
Hij maakte de mens en zij leefden in vreê.
En alles was goed, toen de Heer het bezag,
't was avond en morgen: de zesde dag.
't was avond en morgen: de vierde dag.
En de vogels en de vissen zijn ontstaan,
't was avond en morgen: de vijfde dag.
God schiep het wild en het goedige vee,
Hij maakte de mens en zij leefden in vreê.
En alles was goed, toen de Heer het bezag,
't was avond en morgen: de zesde dag.
3.
Hemel en aarde en al wat er is,
en God heeft gerust op de zevende dag,
zijn geroepen uit leegte en duisternis.
En God heeft gerust op de zevende dag.
God gaf de mensen het woord in de mond
en zij gaven namen aan al wat bestond.
En alles was goed, toen de Heer het bezag,
't was avond en morgen: de zevende dag.
en God heeft gerust op de zevende dag,
zijn geroepen uit leegte en duisternis.
En God heeft gerust op de zevende dag.
God gaf de mensen het woord in de mond
en zij gaven namen aan al wat bestond.
En alles was goed, toen de Heer het bezag,
't was avond en morgen: de zevende dag.