Wer klopfet an? O, zwei gar arme Leut'!
Was wollt ihr dann? O, gebt uns Herberg heut'!
O, durch Gottes Lieb' wir bitten, öffnet uns doch eure Hütten!
O, nein, o, nein! O, lasset uns doch ein! Das kann nicht sein.
Wir wollen dankbar sein. Nein, das kann einmal nicht sein,
Drum geht nur fort, ihr kommt nicht rein.
Bibliotheek
Canons
Liederen kleuters
Liederen klas 1
Liederen klas 2
Liederen klas 3
Liederen klas 4
Liederen klas 5
Liederen klas 6
Liederen klas 7
Liederen - jaarfeesten
Liederen - thema's
Meerstemmig
Helioskampen
Auteurs
De 25 favorieten van ...
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
Lied • Wer klopfet an?
1.
2.
Wer vor der Tür? Ein Weib mit seinem Mann.
Was wollt denn ihr? Hört uns're Bitte an!
Lasset uns bei euch heut' doch wohnen,
Gott wird euch schon alles lohnen!
Was zahlt ihr mir? Kein Geld besitzen wir!
Dann fort von hier! O, öffnet uns die Tür!
Ei, macht mir kein Ungestüm, da packt euch,
geht woanders hin!
Was wollt denn ihr? Hört uns're Bitte an!
Lasset uns bei euch heut' doch wohnen,
Gott wird euch schon alles lohnen!
Was zahlt ihr mir? Kein Geld besitzen wir!
Dann fort von hier! O, öffnet uns die Tür!
Ei, macht mir kein Ungestüm, da packt euch,
geht woanders hin!
3.
Wer drauß' doch heut'? O, Lieber, kommt heraus!
Sind's Bettelleut'? O, öffnet uns das Haus!
Freunde, habt mit uns Erbarmen,
einen Winkel gönnt uns Armen!
Da is nichts leer. So weit geh'n wir heut' her.
Ich kann nicht mehr. O, lieber Gott und Herr!
Ei, die Bettelsprach führt ihr,
Ich kenn sie schon, geht nur von hier!
Sind's Bettelleut'? O, öffnet uns das Haus!
Freunde, habt mit uns Erbarmen,
einen Winkel gönnt uns Armen!
Da is nichts leer. So weit geh'n wir heut' her.
Ich kann nicht mehr. O, lieber Gott und Herr!
Ei, die Bettelsprach führt ihr,
Ich kenn sie schon, geht nur von hier!
4.
Da geht nur, geht! O, Freund, wohin, wo aus? Zum Viehstall dort! Geh, Josef, nur hinaus! Sei es denn durch Gottes Willen wollen wir die Armut fühlen! Jetzt packt euch, fort! O, das sind harte Wort'! Zum Viehstall dort! O, welch ein harter Ort! Ei, der Ort ist gut für euch;
es braucht nicht viel, da geht nur gleich!
es braucht nicht viel, da geht nur gleich!
Lied • Donker wordt de aarde (1)
Donker wordt de aarde, duister overal.
Maar ons hart beware ’t licht dat blijven zal.
Dat het helder strale, lichten mag het ver.
Dan zal eens de aarde worden tot een ster.
Maar ons hart beware ’t licht dat blijven zal.
Dat het helder strale, lichten mag het ver.
Dan zal eens de aarde worden tot een ster.
Lied • Donker wordt de aarde (3)
Donker wordt de aarde, de bomen zijn nu kaal, maar ons hart bewaarde het licht dat blijven zal. Dat het helder brande, stralen mag heel ver. Dan zal eens de aarde worden tot een ster.
Lied • Donker is de aarde (3)
1.
Donker is de aarde,
de bomen zijn nu kaal.
Voor 't kwaad bewaar' ons,
de dapp're Michaël. 2x
de bomen zijn nu kaal.
Voor 't kwaad bewaar' ons,
de dapp're Michaël. 2x
2.
Heilige Sint Maarten,
hij schonk ons offerkracht.
Advent is nu gekomen
en heel de wereld wacht. 2x
hij schonk ons offerkracht.
Advent is nu gekomen
en heel de wereld wacht. 2x
3.
Nicolaas wil helpen
een beter mens te zijn.
Opdat het kerstlicht strale
in onze harten rein. 2x
een beter mens te zijn.
Opdat het kerstlicht strale
in onze harten rein. 2x
Lied • Stil nu! (1)
Stil nu, stil nu, maak nu geen gerucht!
Stil nu, stil nu, ’t ruist al door de lucht!
’t Wonder komt heel zachtjes aan;
’t Kerstkind wil hier binnengaan.
Stil nu, stil nu, ’t ruist al door de lucht!
’t Wonder komt heel zachtjes aan;
’t Kerstkind wil hier binnengaan.
Lied • Kom op, we gaan naar Bethlehem!
1.
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
Bethlehem, Bethlehem!
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen!
Bethlehem, Bethlehem!
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen!
2.
Wie vinden we daar in Bethlehem,
Bethlehem, Bethlehem?
Wie vinden we daar in Bethlehem,
op een ijzig koude morgen?
Bethlehem, Bethlehem?
Wie vinden we daar in Bethlehem,
op een ijzig koude morgen?
3.
De herders gingen naar Bethlehem,
Bethlehem, Bethlehem.
De herders gingen naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen.
Bethlehem, Bethlehem.
De herders gingen naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen.
4.
De engelen vlogen daar ook naar toe,
ook naar toe, ook naar toe.
De engelen vlogen daar ook naar toe,
op een ijzig koude morgen.
ook naar toe, ook naar toe.
De engelen vlogen daar ook naar toe,
op een ijzig koude morgen.
5.
De wijzen reisden van heel ver,
van heel ver, van heel ver.
De wijzen reisden van heel ver,
op een ijzig koude morgen.
van heel ver, van heel ver.
De wijzen reisden van heel ver,
op een ijzig koude morgen.
6.
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
Bethlehem, Bethlehem!
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen
Bethlehem, Bethlehem!
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen
Lied • People, look East! (1)
1.
People, look East, the time is near
of the crowning of the year!
Make your house fair as you are able,
trim the hearth and set the table.
People, look East and sing today:
"Love, the guest, is on the way."
of the crowning of the year!
Make your house fair as you are able,
trim the hearth and set the table.
People, look East and sing today:
"Love, the guest, is on the way."
2.
Furrows be glad, though earth is bare,
one more seed is planted there!
Give up your strength the seed to nourish,
that in course the flower may flourish.
People, look East and sing today:
"Love, the rose, is on the way."
one more seed is planted there!
Give up your strength the seed to nourish,
that in course the flower may flourish.
People, look East and sing today:
"Love, the rose, is on the way."
3.
Birds, though you long have ceased to build,
guard the nest that must be filled.
Even the hour when wings are frozen,
God for fledging time has chosen.
People, look East and sing today:
"Love, the bird, is on the way."
guard the nest that must be filled.
Even the hour when wings are frozen,
God for fledging time has chosen.
People, look East and sing today:
"Love, the bird, is on the way."
4.
Stars, keep the watch, when night is dim,
one more light the bowl shall brim!
Shining beyond the frosty weather,
bright us sun and moon together.
People, look East and sing today:
"Love, the bird, is on the way."
one more light the bowl shall brim!
Shining beyond the frosty weather,
bright us sun and moon together.
People, look East and sing today:
"Love, the bird, is on the way."
5.
Angels announce with shouts of mirth;
Christ who brings new life to earth.
Set every peak and valley humming
with the word; the Lord is coming.
People, look East and sing today:
"Love, the Lord is on the way."
Christ who brings new life to earth.
Set every peak and valley humming
with the word; the Lord is coming.
People, look East and sing today:
"Love, the Lord is on the way."
Lied • Nu daagt het in het Oosten
1.
Nu daagt het in het Oosten, het licht schijnt overal.
Hij komt de volken troosten, die eeuwig heersen zal.
Hij komt de volken troosten, die eeuwig heersen zal.
2.
De duisternis gaat wijken van d'eeuwenlange nacht. Een nieuwe dag gaat prijken met ongekende pracht.
3.
Zij, die gebonden zaten in schaduw van de dood.
Van God en mens verlaten, begroeten 't morgenrood.
Van God en mens verlaten, begroeten 't morgenrood.
4.
De zonne, voor wier stralen het nacht'lijk duister zwicht. En die zal zegepralen is Christus, 't eeuwig licht.
5.
Reeds daagt het in het oosten, het licht schijnt overal. Hij komt de volken troosten, die eeuwig heersen zal.
Lied • Het was een maged uitverkoren (1)
1.
Het was een maged uitverkoren, daar Jezus af wou zijn geboren.
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
2.
Te Nazareth al in die stede, daar was een maged rein van zeden.
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
3.
Om haar Gods wil te gaan verkonden, werd de engel Gabriël gezonden.
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
4.
"Weest niet bevreesd, gij maagd vol ere, de moeder zult gij zijn des Heren!"
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
5.
"De Heil'ge Geest zal tot u komen, gelijk de dauw valt op de bloemen."
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
6.
Maria viel op hare knieën: "Dat 's_Heren wil aan mij geschiede."
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
Lied • Daar komt een schip geladen (3)
1.
Daar komt een schip geladen, tot aan het hoogste boord.
Maria houdt het roeder, die engel stuurt het voort.
Maria houdt het roeder, die engel stuurt het voort.
2.
In een zo stille wagen, komt ons dat schip aan land.
Het brengt ons rijke gaven, een Zoon is ons gezand.
Het brengt ons rijke gaven, een Zoon is ons gezand.
3.
Het ligt in ene kribbe, dat lieve kleine Kind,
In ener beesten kribbe, in arme doekelkijn.
In ener beesten kribbe, in arme doekelkijn.
4.
Het ligt in ene wiege, dat lieve Kindelijn.
Het lichtet als een spiegel, geloved moet het zijn.
Het lichtet als een spiegel, geloved moet het zijn.
Lied • Het komt een schip geladen (2)
1.
Het komt een schip geladen tot aan het hoogste boord.
Draagt Gods Zoon vol genade, des Vaders eeuwig Woord.
Draagt Gods Zoon vol genade, des Vaders eeuwig Woord.
2.
Hoe 't schip het water kliefde! Het bergt een kostb're last;
het zeil, dat is de liefde, de Heil'ge Geest de mast.
het zeil, dat is de liefde, de Heil'ge Geest de mast.
3.
Het anker valt ter rede, nu is het schip aan land.
Het Woord is vlees geworden, Gods Zoon reikt ons de hand.
Het Woord is vlees geworden, Gods Zoon reikt ons de hand.
4.
Te Bethlehem geboren als kindje in een stal,
geeft zich voor ons verloren, de Heiland van 't heelal.
geeft zich voor ons verloren, de Heiland van 't heelal.
5.
En wie in groot verblijden dit kindje kussen wil,
moet vooraf met Hem lijden zijn kruis, om zijnentwil.
moet vooraf met Hem lijden zijn kruis, om zijnentwil.
6.
En daarna met Hem sterven, om geest'lijk op te staan
en 't leven te verwerven, gelijk Hij heeft gedaan.
en 't leven te verwerven, gelijk Hij heeft gedaan.
Lied • Het komt een schip geladen (1)
1.
Het komt een schip geladen tot aan het hoogste boord.
Draagt Gods Zoon vol genade, des Vaders eeuwig Woord.
Draagt Gods Zoon vol genade, des Vaders eeuwig Woord.
2.
Hoe 't schip het water kliefde! Het bergt een kostb're last;
het zeil, dat is de liefde, de Heil'ge Geest de mast.
het zeil, dat is de liefde, de Heil'ge Geest de mast.
3.
Het anker valt ter rede, nu is het schip aan land.
Het Woord is vlees geworden, Gods Zoon reikt ons de hand.
Het Woord is vlees geworden, Gods Zoon reikt ons de hand.
4.
Te Bethlehem geboren als kindje in een stal,
geeft zich voor ons verloren, de Heiland van 't heelal.
geeft zich voor ons verloren, de Heiland van 't heelal.
5.
En wie in groot verblijden dit kindje kussen wil,
moet vooraf met Hem lijden zijn kruis, om zijnentwil.
moet vooraf met Hem lijden zijn kruis, om zijnentwil.
6.
En daarna met Hem sterven, om geest'lijk op te staan
en 't leven te verwerven, gelijk Hij heeft gedaan.
en 't leven te verwerven, gelijk Hij heeft gedaan.
Lied • Wo bleibst du, Trost der ganzen Welt?
1.
Wo bleibst du, Trost der ganzen Welt? Herberg' ist dir schon längst bestellt.
Verlangend sieht ein jedes dich und öffnet deinem Segen sich.
Verlangend sieht ein jedes dich und öffnet deinem Segen sich.
2.
Geuß, Vater, ihn gewaltig aus, gib ihn aus deinem Arm heraus,
nur Unschuld, Lieb' und süße Scham hielt ihn, dass er nicht längst schon kam.
nur Unschuld, Lieb' und süße Scham hielt ihn, dass er nicht längst schon kam.
3.
Treib ihn von dir in unsern Arm, dass er von deinem Hauch noch warm,
in schweren Wolken sammle ihn und lass ihn so hernieder zieh'n.
in schweren Wolken sammle ihn und lass ihn so hernieder zieh'n.
4.
In kühlen Strömen send' ihn her, in Feuerflammen lod're er.
In Luft und Öl, in Klang und Thau durchdring' er uns'rer Erde Bau.
In Luft und Öl, in Klang und Thau durchdring' er uns'rer Erde Bau.
5.
So wird der heil'ge Kampf gekämpft, so wird der Hölle Grimm gedämpft.
Und ewig blühend geht allhier das alte Paradies herfür.
Und ewig blühend geht allhier das alte Paradies herfür.
6.
Die Erde regt sich, grünt und lebt, des Geistes voll ein jedes strebt
den Heiland lieblich zu empfah'n und beut die vollen Brüst' ihm an.
den Heiland lieblich zu empfah'n und beut die vollen Brüst' ihm an.
7.
Der Winter weicht, ein neues Jahr steht an der Krippe Hochaltar.
Es ist das erste Jahr der Welt, die sich dies Kind erst selbst bestellt.
Es ist das erste Jahr der Welt, die sich dies Kind erst selbst bestellt.
8.
Die Augen seh'n den Heiland wohl und doch sind sie des Heilands voll
von Blumen wird sein Haupt geschmückt aus denen er selbst holdselig blickt.
von Blumen wird sein Haupt geschmückt aus denen er selbst holdselig blickt.
9.
Er ist der Stern, er ist die Sonn', er ist des ew'gen Lebensbrunn',
aus Kraut und Stein und Meer und Licht schimmert sein kindlich‘ Angesicht.
aus Kraut und Stein und Meer und Licht schimmert sein kindlich‘ Angesicht.
10.
In allen Dingen sein kindlich Thun, seine heisse Liebe wird nimmer ruh'n.
Er schmiegt sich seiner unbewusst unendlich fest an jede Brust.
Er schmiegt sich seiner unbewusst unendlich fest an jede Brust.
11.
Ein Gott für uns, ein Kind für sich, liebt er uns all' herzinniglich.
Wird uns're Speis' und unser Trank, Treusinn ist ihm der liebste Dank.
Wird uns're Speis' und unser Trank, Treusinn ist ihm der liebste Dank.
12.
Das Elend wächst je mehr und mehr, ein düstrer Gram bedrückt uns sehr.
Lass, Vater, den Geliebten geh'n, mit uns wirst du ihn wieder seh'n.
Lass, Vater, den Geliebten geh'n, mit uns wirst du ihn wieder seh'n.
Lied • Open wijd uw deur!
1.
Open wijd uw deur, uw poorten wijd, nu komt de Heer der heerlijkheid!
De Heer van 't hoogste Koninkrijk, ons aller Heiland insgelijk,
die heil en zegen onvermengd en vreugde alle harten schenkt.
Tot Hem klinkt wereldwijd: "Geloofd in eeuwigheid!"
De Heer van 't hoogste Koninkrijk, ons aller Heiland insgelijk,
die heil en zegen onvermengd en vreugde alle harten schenkt.
Tot Hem klinkt wereldwijd: "Geloofd in eeuwigheid!"
2.
O, heil het land, o, heil de stad, waar deze Koning binnentrad.
Heil, allen harten insgelijk, waar deze Koning kiest zijn rijk.
Hij is de rechte vreugdezon, Hij schenkt geluk uit lout're bron.
Geprezen zij mijn God, mijn Trooster in de nood!
Heil, allen harten insgelijk, waar deze Koning kiest zijn rijk.
Hij is de rechte vreugdezon, Hij schenkt geluk uit lout're bron.
Geprezen zij mijn God, mijn Trooster in de nood!
Lied • I saw three ships (2)
1.
I saw three ships come sailing by, on Christmas Day, on Christmas Day.
I saw three ships come sailing by, on Christmas Day in the morning.
I saw three ships come sailing by, on Christmas Day in the morning.
2.
And who were on those ships all three? On Christmas Day, on Christmas Day.
And who were on those ships all three? On Christmas Day in the morning.
And who were on those ships all three? On Christmas Day in the morning.
3.
The virgin Mary and Christ were there, on Christmas Day, on Christmas Day.
The virgin Mary and Christ were there, on Christmas Day in the morning.
The virgin Mary and Christ were there, on Christmas Day in the morning.
Lied • Maria durch ein' Dornwald ging (4)
1.
Maria durch ein' Dornwald ging.
Kyrie eleison!
Maria durch ein' Dornwald ging,
der hat sieb'n Jahr kein Laub getrag'n.
Jesus und Maria.
Kyrie eleison!
Maria durch ein' Dornwald ging,
der hat sieb'n Jahr kein Laub getrag'n.
Jesus und Maria.
2.
Was trug Maria unterm Herz'n?
Kyrie eleison!
Ein kleines Kindlein ohne Schmerz'n, das trug Maria unterm Herz'n.
Jesus und Maria.
Kyrie eleison!
Ein kleines Kindlein ohne Schmerz'n, das trug Maria unterm Herz'n.
Jesus und Maria.
3.
Da hab'n die Dornen Rosen getrag'n.
Kyrie eleison!
Als sie das Kind durch den Wald getrag'n, da hab'n die Dornen Ros'n getrag'n.
Jesus und Maria.
Kyrie eleison!
Als sie das Kind durch den Wald getrag'n, da hab'n die Dornen Ros'n getrag'n.
Jesus und Maria.
Lied • Lobgesang der Maria
Meine Seele erhebet, erhebet den Herrn
und mein Geist freuet sich, freuet sich Gottes,
freuet sich Gottes, meines Heilandes.
und mein Geist freuet sich, freuet sich Gottes,
freuet sich Gottes, meines Heilandes.
Lied • Daar komt een schip geladen (2)
1.
Daar komt een schip geladen tot aan het hoogste boord.
Draagt Gods zoon vol genade, des Vaders eeuwig woord.
Draagt Gods zoon vol genade, des Vaders eeuwig woord.
2.
Hoe 't schip het water kliefde! Het bergt een kostb're last;
het zeil, dat is de liefde, de heil'ge Geest de mast.
het zeil, dat is de liefde, de heil'ge Geest de mast.
3.
Het anker valt ter rede, nu is het schip aan land.
Het Woord is vlees geworden, Gods Zoon reikt ons de hand.
Het Woord is vlees geworden, Gods Zoon reikt ons de hand.
4.
Te Bethlehem geboren, als kindje in een stal,
geeft zich voor ons verloren, de Heiland van 't heelal.
geeft zich voor ons verloren, de Heiland van 't heelal.
5.
En wie in groot verblijden dit kindje kussen wil,
moet vooraf met Hem lijden zijn kruis, om zijnentwil.
moet vooraf met Hem lijden zijn kruis, om zijnentwil.
6.
En daarna met Hem sterven, om geest'lijk op te staan
en 't leven te verwerven, gelijk Hij heeft gedaan.
en 't leven te verwerven, gelijk Hij heeft gedaan.
Lied • God is good
God is good, God is great,
God is higher than the time.
In the light, in the sound,
God's eternity is mine.
All the angels floating downward
sing and praise the Lord divine.
God is higher than the time.
In the light, in the sound,
God's eternity is mine.
All the angels floating downward
sing and praise the Lord divine.
Lied • Daar komt een schip geladen (1)
1.
Daar komt een schip geladen,
tot aan het hoogste boord.
Maria houdt het roeder,
die engel stuurt het voort.
tot aan het hoogste boord.
Maria houdt het roeder,
die engel stuurt het voort.
2.
In een zo stille wagen, komt ons dat schip aan land.
Het brengt ons rijke gaven, een Zoon is ons gezand.
Het brengt ons rijke gaven, een Zoon is ons gezand.
3.
Het ligt in ene kribbe, dat lieve kleine Kind,
In ener beesten kribbe, in arme doekelkijn.
In ener beesten kribbe, in arme doekelkijn.
4.
Het ligt in ene wiege, dat lieve Kindelijn.
Het lichtet als een spiegel, geloved moet het zijn.
Het lichtet als een spiegel, geloved moet het zijn.
Lied • From the forest
1.
From the forest bring the boughs
of fir and spruce and pine.
Bring them home, bedeck the house,
for now it's Advent time.
of fir and spruce and pine.
Bring them home, bedeck the house,
for now it's Advent time.
Bring the boughs, bring the boughs,
for now it's Advent time.
for now it's Advent time.
2.
Light the candles one by one,
count off the days in rhyme.
Ev'ry day a task well done,
for now its Advent time.
count off the days in rhyme.
Ev'ry day a task well done,
for now its Advent time.
Bring the boughs, bring the boughs,
for now it's Advent time.
for now it's Advent time.
3.
In the hearth a fire lay
of oak and yew and pine.
Drive the winter chill away,
for now it's Advent time.
of oak and yew and pine.
Drive the winter chill away,
for now it's Advent time.
Bring the boughs, bring the boughs,
for now it's Advent time.
for now it's Advent time.
4.
Tune the fiddle and the lute,
oh, let the music chime.
Let none be mute,
for now it's Advent time.
oh, let the music chime.
Let none be mute,
for now it's Advent time.
Bring the boughs, bring the boughs,
for now it's Advent time.
for now it's Advent time.
5.
Come, oh, Christ Child do thy part
thy crèche awaits thee here;
enter thou, do well my heart,
for now is Christmas near!
thy crèche awaits thee here;
enter thou, do well my heart,
for now is Christmas near!
Lied • Stil nu! (2)
Stil nu, stil nu, maak nu geen gerucht!
Stil nu, stil nu, ’t ruist al door de lucht!
’t Wonder komt heel zachtjes aan;
’t Kerstkind wil hier binnengaan.
Stil nu, stil nu, maak nu geen gerucht!
Stil nu, stil nu, ’t ruist al door de lucht!
’t Wonder komt heel zachtjes aan;
’t Kerstkind wil hier binnengaan.
Stil nu, stil nu, maak nu geen gerucht!
Lied • Het lied van de kaarsen
1.
Eerste kaars, ik steek je aan, want het nieuwe licht breekt aan! De belofte eens gegeven
doet ons allen leven.
doet ons allen leven.
2.
Tweede kaars, ga nu je gang, want het wachten duurt al lang! Maar wij blijven zeker weten: God zal ons niet vergeten.
3.
Derde kaars, schenk ons je licht, God geeft ons een beter zicht. 't_Donker kan niet meer verhullen wat Gods dag ons gaat onthullen.
4.
Vierde kaars, nu jij ook schijnt zien we hoe de nacht verdwijnt. Want jouw vlam is ons een teken, dat de vrede aan zal breken.
5.
Grote kaars, ik steek je aan, want het Licht is opgegaan. Wie het horen wil, die hore: de Messias is geboren!
Lied • Gabriel's message (2)
1.
The angel Gabriel from heaven came,
his wings as drifted snow, his eyes as flame.
"All hail," said he, "thou lowly maiden, Mary,
"Most highly favor'd lady, gloria!"
his wings as drifted snow, his eyes as flame.
"All hail," said he, "thou lowly maiden, Mary,
"Most highly favor'd lady, gloria!"
2.
"For know a blessed mother thou shalt be,
all generations laud and honor thee.
Thy Son shall be Emmanuel, by seers foretold.
"Most highly favor'd lady, gloria!"
all generations laud and honor thee.
Thy Son shall be Emmanuel, by seers foretold.
"Most highly favor'd lady, gloria!"
3.
Then gentle Mary meekly bowed her head.
"To me be as it pleaseth, God," she said.
"My soul shall laud and magnify his holy name."
"Most highly favor'd lady, gloria!"
"To me be as it pleaseth, God," she said.
"My soul shall laud and magnify his holy name."
"Most highly favor'd lady, gloria!"
4.
Of her, Emmanuel, the Christ, was born
in Bethlehem all on a Christmas morn,
and Christian folk throughout the world will ever say:
"Most highly favor'd lady, gloria!"
in Bethlehem all on a Christmas morn,
and Christian folk throughout the world will ever say:
"Most highly favor'd lady, gloria!"