Abraham had zeven zonen.
Ze aten niet, ze dronken niet, ze deden allemaal zo!
Bibliotheek
Canons
Liederen kleuters
Liederen klas 1
Liederen klas 2
Liederen klas 3
Liederen klas 4
Liederen klas 5
Liederen klas 6
Liederen klas 7
Liederen - jaarfeesten
Liederen - thema's
Meerstemmig
Helioskampen
Auteurs
De 25 favorieten van ...
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
Lied • Abraham had zeven zonen
Lied • Ain boer wol noar zien noaber (1)
1.
Ain boer wol noar zien noaber tou, hai, boer, hai! 2x
Zien wief dat wol met hom goan, dom-dom-dom, dai! 2x
Zien wief dat wol met hom goan, dom-dom-dom, dai! 2x
2.
"Nee, wief, doe most toeze bliev'n, hai, boer, hai! 2x
Most spinnen en naaien," van dom-dom-dom, dai! 2x
Most spinnen en naaien," van dom-dom-dom, dai! 2x
3.
Dou boer weer in hoeze kwam, hai, boer, hai! 2x
Zee'e: "Wief, wat hes toe wel doan? Dom-dom-dom, dai! 2x
Zee'e: "Wief, wat hes toe wel doan? Dom-dom-dom, dai! 2x
4.
Moar_'t wief kreeg tou bèrestok, hai, boer, hai! 2x
En sloug hom dou op zien kop, dom-dom-dom, dai! 2x
En sloug hom dou op zien kop, dom-dom-dom, dai! 2x
5.
En boer gong noar zien noaber kloagn, hai, boer, hai! 2x
"Mien wief het mie op kop sloagn," van dom-dom-dom, dai! 2x
"Mien wief het mie op kop sloagn," van dom-dom-dom, dai! 2x
6.
En noaber zee: "Net zie zo", hai, boer, hai! 2x
"Mien wief dei dut krek zie zo!" Dom-dom-dom, dai! 2x
"Mien wief dei dut krek zie zo!" Dom-dom-dom, dai! 2x
Lied • Ain boer wol noar zien noaber (2)
1.
Ain boer wol noar zien noaber tou, hai, boer, hai! 2x
Zien wief dat wol met hom goan, dom-dom-dom, dai! 2x
Zien wief dat wol met hom goan, dom-dom-dom, dai! 2x
2.
"Nee, wief, doe most toeze bliev'n, hai, boer, hai! 2x
Most spinnen en naaien," van dom-dom-dom, dai! 2x
Most spinnen en naaien," van dom-dom-dom, dai! 2x
3.
Dou boer weer in hoeze kwam, hai, boer, hai! 2x
Zee'e: "Wief, wat hes toe wel doan? Dom-dom-dom, dai! 2x
Zee'e: "Wief, wat hes toe wel doan? Dom-dom-dom, dai! 2x
4.
Moar_'t wief kreeg tou bèrestok, hai, boer, hai! 2x
En sloug hom dou op zien kop, dom-dom-dom, dai! 2x
En sloug hom dou op zien kop, dom-dom-dom, dai! 2x
5.
En boer gong noar zien noaber kloagn, hai, boer, hai! 2x
"Mien wief het mie op kop sloagn," van dom-dom-dom, dai! 2x
"Mien wief het mie op kop sloagn," van dom-dom-dom, dai! 2x
6.
En noaber zee: "Net zie zo", hai, boer, hai! 2x
"Mien wief dei dut krek zie zo!" Dom-dom-dom, dai! 2x
"Mien wief dei dut krek zie zo!" Dom-dom-dom, dai! 2x
Lied • Al die willen te kaap'ren varen
1.
Al die willen te kaap'ren varen moeten mannen met baarden zijn.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, die hebben baarden.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, zij varen mee.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, die hebben baarden.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, zij varen mee.
2.
Al die ranzige tweebak lusten moeten mannen met baarden zijn.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, die hebben baarden.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, zij varen mee.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, die hebben baarden.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, zij varen mee.
3.
Al die deftige pijpkens smoren moeten mannen met baarden zijn.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, die hebben baarden.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, zij varen mee.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, die hebben baarden.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, zij varen mee.
4.
Al die met ons de walrus kelen moeten mannen met baarden zijn.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, die hebben baarden.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, zij varen mee.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, die hebben baarden.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, zij varen mee.
5.
Al die de dood en de duivel niet duchten moeten mannen met baarden zijn.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, die hebben baarden.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, zij varen mee.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, die hebben baarden.
Jan, Pier, Tjores en Corneel, die hebben baarden, zij varen mee.
Lied • Als de grote klokke luidt
1.
Als de grote klokke luidt, de klokke luidt, de reuze komt uit.
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
2.
Moeder hangt de pot op_'t vier, de pot op_'t vier, de reuze komt hier.
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
3.
Moeder snijdt een boterham, een boterham, de reuze is gram.
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
4.
Moeder tapt het beste bier, het beste bier, de reuze is gier.
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
5.
Moeder stopt alras het vat, alras het vat, de reuze is zat.
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
6.
Moeder geeft maar kaas en brood, maar kaas en brood, de reuze is dood.
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
7.
Die daar zegt: "De reus die kom, de reus die kom", die liegen erom.
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
Kere weerom, reuze, reuze, kere weerom, reuzegom!
Lied • Arie Bombarie
1.
Arie Bombarie, waar ga je naar toe?
Naar de dwergen op de zeven bergen, over de zee.
Arie Bombarie, wie gaat er met je mee?
Naar de dwergen op de zeven bergen, over de zee.
Arie Bombarie, wie gaat er met je mee?
2.
Naar de reuzen met hun lange neuzen, over de zee.
Lied • Boerenblaaskapel (1)
Dom-dom-dom dobbe-dobbe-dom dobbe dobbe dom
doebe doebe, doedada doe-da-da
rom-pom-pom rom pom pom
doebe doebe, doedada doe-da-da
rom-pom-pom rom pom pom
Lied • Boerenblaaskapel (2) - Quodlibet
Dom-dom-dom dobbe-dobbe-dom dobbe dobbe dom
doebe doebe, doedada doe-da-da
rom-pom-pom rom pom pom
doebe doebe, doedada doe-da-da
rom-pom-pom rom pom pom
Lied • Bommeling, ting-ting
Bommeling, tingting, en ik speel de beiaard op de toren
Bommeling ting ting, en zo laat ik mij van verre horen.
Bommeling ting ting, en zo laat ik mij van verre horen.
Lied • Calypso
Any time you need a calypso, here is what you must do.
First of all you need a rhythm, so shake a little,
shake a little shaker, and you bang a drum and you
sing and strum and then there's a calypso for you.
First of all you need a rhythm, so shake a little,
shake a little shaker, and you bang a drum and you
sing and strum and then there's a calypso for you.
Lied • Carnaval (1)
1.
Waarheen trekt die bonte troep? Waarom schalt hun luide roep?
Dwergen, reuzen, een prinses, gaan zij allen mee op weg?
Dwergen, reuzen, een prinses, gaan zij allen mee op weg?
2.
Kom, ga mee en blijf niet staan, iedereen moet verder gaan:
haasjes, vos en dikke beer, ga op weg en keer niet weer!
haasjes, vos en dikke beer, ga op weg en keer niet weer!
3.
Waarheen gaat die lange stoet? Wie zegt dat ik volgen moet?
Waarom trekt ook Mozes mee, ging hij door de Rode Zee?
Waarom trekt ook Mozes mee, ging hij door de Rode Zee?
4.
Draag uw kleding zonder klacht, ieder heeft zijn eigen dracht.
Kom, Germanen, wapen u, Odin’s zonen roepen nu!
Kom, Germanen, wapen u, Odin’s zonen roepen nu!
5.
Wat is dan uw reisdoel wel? Waarom klinkt uw roep zo schel?
Griekse helden, een Romein, waarom zou dat schip wel zijn?
Griekse helden, een Romein, waarom zou dat schip wel zijn?
6.
In dat schip schuilt ons geheim. Wat zal onze toekomst zijn?
Perronik, je krijgt een kans, ga op reis, vind schaal en lans!
Perronik, je krijgt een kans, ga op reis, vind schaal en lans!
Lied • Carnaval (2)
1.
Waarheen trekt die bonte troep? Waarom schalt hun luide roep?
Dwergen, reuzen, een prinses, gaan zij allen mee op weg?
Dwergen, reuzen, een prinses, gaan zij allen mee op weg?
2.
Kom, ga mee en blijf niet staan, iedereen moet verder gaan:
haasjes, vos en dikke beer, ga op weg en keer niet weer!
haasjes, vos en dikke beer, ga op weg en keer niet weer!
3.
Waarheen gaat die lange stoet? Wie zegt dat ik volgen moet?
Waarom trekt ook Mozes mee, ging hij door de Rode Zee?
Waarom trekt ook Mozes mee, ging hij door de Rode Zee?
4.
Draag uw kleding zonder klacht, ieder heeft zijn eigen dracht.
Kom, Germanen, wapen u, Odin’s zonen roepen nu!
Kom, Germanen, wapen u, Odin’s zonen roepen nu!
5.
Wat is dan uw reisdoel wel? Waarom klinkt uw roep zo schel?
Griekse helden, een Romein, waarom zou dat schip wel zijn?
Griekse helden, een Romein, waarom zou dat schip wel zijn?
6.
In dat schip schuilt ons geheim. Wat zal onze toekomst zijn?
Perronik, je krijgt een kans, ga op reis, vind schaal en lans!
Perronik, je krijgt een kans, ga op reis, vind schaal en lans!
Lied • Carnaval, jongens wat een pret!
Carnaval Carnaval, jongens wat een pret!
Allemaal nu vlug een boerenpetje opgezet.
We zingen en we dansen en we maken grote gein,
om Carnaval te vieren moet je samen vrolijk zijn.
Hiep hiep hoi ’t is Carnaval!
Trek je kiel maar aan, zet je feestneus op
en zet de hele school maar op z’n kop!
Allemaal nu vlug een boerenpetje opgezet.
We zingen en we dansen en we maken grote gein,
om Carnaval te vieren moet je samen vrolijk zijn.
Hiep hiep hoi ’t is Carnaval!
Trek je kiel maar aan, zet je feestneus op
en zet de hele school maar op z’n kop!
Lied • Carnavalslied
Hoe ga jij naar het Carnaval? Dibbe dibbe dibdomdom!
Ik ga als een toverbal! Dib-be dib-be dib-dom-dom!
Want Gerard gaat als harlekijn en Willem wil als tamboerijn,
en Liesje gaat als modepop, en Loes-je als een paardekop!
Carnaval vieren is gezond; zwieren en zwaaien in het rond!
Ik ga als een toverbal! Dib-be dib-be dib-dom-dom!
Want Gerard gaat als harlekijn en Willem wil als tamboerijn,
en Liesje gaat als modepop, en Loes-je als een paardekop!
Carnaval vieren is gezond; zwieren en zwaaien in het rond!
Lied • Chilliwack
Chil - li - wack, Chil - li-wack, Chil-li - wack-wack-wack, Chil -li - wack, Chil - li-wack, Chil - li
wack - wack - wack, in Bie - Cie, in Bie - Cie, Chil-li-wack, Chil - li - wack, Chil -li -
wack - wack - wack, Chil - li - wack, Chil - li - wack, Chil - li - wack - wack - wack.
wack - wack - wack, in Bie - Cie, in Bie - Cie, Chil-li-wack, Chil - li - wack, Chil -li -
wack - wack - wack, Chil - li - wack, Chil - li - wack, Chil - li - wack - wack - wack.
Lied • Clown Bastiaan
Op handen en voeten kan hij lopen, op handen en voeten kan hij staan.
Ik koop een kaartje en ik zit vooraan in het circus van clown Bastiaan.
Op handen en voeten kan hij lopen, op handen en voeten kan hij staan.
Ik koop een kaartje en ik zit vooraan in het circus van clown Bastiaan.
Op handen en voeten kan hij lopen, op handen en voeten kan hij staan.
Lied • Daar liep een oude vrouw op straat
Daar liep een oude vrouw op straat, jutekei, jutekeisasa!
Zij had haar rode mutsje op, ju-te-kei, ju-te-kei-sa-sa!
En waar die oude vrouw ook liep, vergat z’ haar rode mutsje niet,
jute kei sa sa
Zij had haar rode mutsje op, ju-te-kei, ju-te-kei-sa-sa!
En waar die oude vrouw ook liep, vergat z’ haar rode mutsje niet,
jute kei sa sa
Lied • De bezem (1)
De bezem, de bezem, wat doe je ermee, wat doe je ermee?
Je veegt ermee, je veegt ermee de vloer, de vloer!
Je veegt ermee, je veegt ermee de vloer, de vloer!
Lied • De bezem (2) - Quodlibet
De bezem, wat doe je ermee? je veegt ermee de vloer.
Heksen op hun bezemsteel vliegen door de nacht. Oe oe, zo gaan zij op jacht.
Suddert en pruttelt de drank in de pan, roeren, roeren. Om middernacht volvoer ik mijn plan.
Heksen op hun bezemsteel vliegen door de nacht. Oe oe, zo gaan zij op jacht.
Suddert en pruttelt de drank in de pan, roeren, roeren. Om middernacht volvoer ik mijn plan.
Lied • De deur uit!
1.
De deur uit, de deur uit, de bakker heeft er geen broodjes meer!
De deur uit, de deur uit, het brood bij de bakker is op!
De deur uit, de deur uit, het brood bij de bakker is op!
2.
De deur uit, de deur uit, de slager heeft er geen worstje meer!
De deur uit, de deur uit, de worst bij de slager is op!
De deur uit, de deur uit, de worst bij de slager is op!
3.
De deur uit, de deur uit, de meester heeft er geen krijtjes meer!
De deur uit, de deur uit, het krijt van de meester is op!
De deur uit, de deur uit, het krijt van de meester is op!
Lied • De echoput
1.
Achter het huisje van oma Schut, woont een echo onder in de put,
maar die echo praat zo raar, wat hij zegt is toch niet waar.
Luister maar: "Wie zit daar te huilen?" "Uilen!"
maar die echo praat zo raar, wat hij zegt is toch niet waar.
Luister maar: "Wie zit daar te huilen?" "Uilen!"
2.
Achter het huisje van oma Vlug, woont een echo onder de brug,
maar die echo praat zo raar, wat hij zegt is toch niet waar.
Luister maar: "Wat hebben wij verloren?" "Oren!"
maar die echo praat zo raar, wat hij zegt is toch niet waar.
Luister maar: "Wat hebben wij verloren?" "Oren!"
3.
Achter het huisje van oma Schuur, woont een echo tegen de muur,
maar die echo praat zo raar, wat hij zegt is toch niet waar.
Luister maar: "Wie is mijn broertje Barend?" "Arend!"
maar die echo praat zo raar, wat hij zegt is toch niet waar.
Luister maar: "Wie is mijn broertje Barend?" "Arend!"
4.
Achter het huis van oma Mos, woont een echo midden in het bos,
maar die echo praat zo raar, wat hij zegt is toch niet waar.
Luister maar: "Wie passen op de schapen?" "Apen!"
maar die echo praat zo raar, wat hij zegt is toch niet waar.
Luister maar: "Wie passen op de schapen?" "Apen!"
5.
Achter het huis van oma Merg, woont een echo achter de berg,
maar die echo praat zo raar, wat hij zegt is toch niet waar.
Luister maar: "Wie is de stoute bengel?" "Engel!"
maar die echo praat zo raar, wat hij zegt is toch niet waar.
Luister maar: "Wie is de stoute bengel?" "Engel!"
Lied • De griezelige tovenaar
In het bos woont een griezelige tovenaar, die maakt daar vreemde drankjes klaar,
daar doet hij rare dingen mee, hokus pilatus, hotsikee.
Hij maakt van een mug een olifant, en van een boom een neus.
En als hij erg zijn best doet, maakt hij van een dwerg een reus.
daar doet hij rare dingen mee, hokus pilatus, hotsikee.
Hij maakt van een mug een olifant, en van een boom een neus.
En als hij erg zijn best doet, maakt hij van een dwerg een reus.
Lied • De grote Sultan heeft gefuifd
De grote Sultan heeft gefuifd,
hij heeft gedronken, hij heeft gekluifd,
hij heeft genoten spijs en drank,
daarvoor zegt hij nu vrolijk dank!
hij heeft gedronken, hij heeft gekluifd,
hij heeft genoten spijs en drank,
daarvoor zegt hij nu vrolijk dank!
Lied • De koning van Siam
1.
De koning van Siam die had het zo koud,
toen heeft hij zijn hoofd in de kachel gedouwd. 2x
toen heeft hij zijn hoofd in de kachel gedouwd. 2x
2.
Hij moest voor z'n vrouw een paar boodschappen doen:
een pak lucifers en een dotje katoen. 2x
een pak lucifers en een dotje katoen. 2x
3.
Hij kocht nog wat zout en een flesje azijn,
dat smaakt bij de pudding zo pittig en fijn. 2x
dat smaakt bij de pudding zo pittig en fijn. 2x
4.
Hij was maar net thuis of daar buldert zijn vrouw:
"Ben jij nou een koning, wat heb ik aan jou?" 2x
"Ben jij nou een koning, wat heb ik aan jou?" 2x
5.
Toen kreeg ie_'t zo warm en toen kreeg ie_'t zo koud,
toen heeft hij zijn hoofd in de kachel gedouwd. 2x
toen heeft hij zijn hoofd in de kachel gedouwd. 2x
6.
De koning van Siam die ging toen kapoet.
Dat heb je ervan als je boodschappen doet! 2x
Dat heb je ervan als je boodschappen doet! 2x