Seigneur Saint Martin, mon cœur t’acceuille aujourd’hui.coeur
Tes blés sont moissonnés, engrangés sont tois les fruits.
L’hiver est à la porte, obscure est la nuit.
Éclaire nous la route qui mène jusqu’à lui.
Bibliotheek
Canons
Liederen kleuters
Liederen klas 1
Liederen klas 2
Liederen klas 3
Liederen klas 4
Liederen klas 5
Liederen klas 6
Liederen klas 7
Liederen - jaarfeesten
Liederen - thema's
Meerstemmig
Helioskampen
Auteurs
De 25 favorieten van ...
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
Lied • Chant de la Saint Martin
Lied • Martijn, Martijn
Martijn turref in de murref in de maneschijn.
Gooi in de most, gooi in de wijn! Hier woont Sint Martijn.
Martijn had een schaartje, dat wou niet knippen.
Martijn had een mesje, dat wou niet snijden.
Martijn had een touwtje, dat wou niet knopen.
Een zwaard, een zwaard, en laat me lopen!
Gooi in de most, gooi in de wijn! Hier woont Sint Martijn.
Martijn had een schaartje, dat wou niet knippen.
Martijn had een mesje, dat wou niet snijden.
Martijn had een touwtje, dat wou niet knopen.
Een zwaard, een zwaard, en laat me lopen!
Lied • Eenzaam in regen en wind
1.
Eenzaam in regen en wind
rijdt Maarten te paard door de nacht,
zijn mantel hij vaster nu bindt,
hij houdt er de teugels met kracht.
rijdt Maarten te paard door de nacht,
zijn mantel hij vaster nu bindt,
hij houdt er de teugels met kracht.
2.
Eenzaam in regen en wind
een bedelaar staat in de nacht,
die nergens bescherming meer vindt
en bevend van koude daar wacht.
een bedelaar staat in de nacht,
die nergens bescherming meer vindt
en bevend van koude daar wacht.
3.
Eenzaam in regen en wind
ziet Maarten de oude man staan.
"O, geef mij wat, edele vrind,
en rijdt niet weer snel hier vandaan!"
ziet Maarten de oude man staan.
"O, geef mij wat, edele vrind,
en rijdt niet weer snel hier vandaan!"
4.
Ondanks de regen en wind
snijdt Maarten zijn mantel in twee.
"Ik schenk je de helft, arme vrind,
bedek er je lompen maar mee!"
snijdt Maarten zijn mantel in twee.
"Ik schenk je de helft, arme vrind,
bedek er je lompen maar mee!"
5.
Dromend van regen en wind
hoort Maarten een stem in de nacht,
die diep in zijn hart nu begint
en spreekt met een god'lijke macht:
hoort Maarten een stem in de nacht,
die diep in zijn hart nu begint
en spreekt met een god'lijke macht:
6.
"Toen jij in regen en wind
je mantel wegschonk in de nacht,
werd God in de beed'laar je vrind
en heb je Hem liefde gebracht."
je mantel wegschonk in de nacht,
werd God in de beed'laar je vrind
en heb je Hem liefde gebracht."
Lied • Er staat een boom daarbuiten (1)
1.
Er staat een boom daarbuiten, hij wenkt nabij de wind,
en laat zijn vruchten vallen voor een goedaardig kind.
en laat zijn vruchten vallen voor een goedaardig kind.
Lantaren, ach, lantaren, breng mij door deze nacht,
de herfst is mij zo dierbaar, die heeft mij veel gebracht.
de herfst is mij zo dierbaar, die heeft mij veel gebracht.
2.
Er staat een man daarbuiten, swingt met zijn hoge hoed,
laat daaruit brezel springen, die smaken mij zo goed.
laat daaruit brezel springen, die smaken mij zo goed.
Lantaren, ach, lantaren, breng mij door deze nacht,
de herfst is mij zo dierbaar, die heeft mij veel gebracht.
de herfst is mij zo dierbaar, die heeft mij veel gebracht.
3.
Er staat een huis daarbuiten, ik zie het licht ervan.
Het zal nog even duren, tot ik naar binnen kan.
Het zal nog even duren, tot ik naar binnen kan.
Lantaren, ach, lantaren, breng mij door deze nacht,
de herfst is mij zo dierbaar, die heeft mij veel gebracht.
de herfst is mij zo dierbaar, die heeft mij veel gebracht.
Lied • Lantaren, lantaren (2)
Lantaren lopen we in een lange rij
Lantaren, lantaren, lopen wij in een lange rij,
ik erbij en jij erbij. Lantaren in de donk're nacht.
De sterren, de sterren stralen in de donk're nacht,
houden over ons de wacht.
De sterren, de sterren maken ons zo blij.
Lantaren, lantaren, lopen wij in een lange rij,
ik erbij en jij erbij. Lantaren in de donk're nacht.
De sterren, de sterren stralen in de donk're nacht,
houden over ons de wacht.
De sterren, de sterren maken ons zo blij.
Lied • Sint Maarten, Sint Maarten (1)
1.
Sint Maarten, Sint Maarten, de koeien hebben staarten,
de meisjes hebben rokjes aan, daar komt Sint Martinus aan!
de meisjes hebben rokjes aan, daar komt Sint Martinus aan!
2.
Sint Maarten, Sint Maarten, de koeien hebben staarten,
geef een appel of een peer, dan kom ik dit jaar niet meer.
geef een appel of een peer, dan kom ik dit jaar niet meer.
3.
Sint Maarten, Sint Maarten, er liepen twee tomaten;
de ene had een petje op, de and're had een kale kop.
de ene had een petje op, de and're had een kale kop.
Lied • Sinte Maartens keuveltje
Sinte Maartens keuveltje, met je rood, rood reuveltje.
Met je rood, rood rokje aan, daar komt Sinte Maarten aan.
Sinte Maarten 't is zo koud; geef m' een turfje of wat hout.
Geef m' een hallef centje, ben j' een aardig ventje.
Geef m' een appel of een peer, kom 'k het hele jaar niet meer.
Met je rood, rood rokje aan, daar komt Sinte Maarten aan.
Sinte Maarten 't is zo koud; geef m' een turfje of wat hout.
Geef m' een hallef centje, ben j' een aardig ventje.
Geef m' een appel of een peer, kom 'k het hele jaar niet meer.
Lied • De wilde herfstwind
Hoor o hoor de regen ruist!
de wilde herfstwind briest en bruist,
en stoeit met de bladeren lustig rond,
wee, o wee voor 't winterduister wijkt de zoete zomerluister.
Schaduw dekt de aarde grond,
a ha ha verjaag uw zorgen Maarten brengt een nieuwe morgen,
in de donk're winterstond.
de wilde herfstwind briest en bruist,
en stoeit met de bladeren lustig rond,
wee, o wee voor 't winterduister wijkt de zoete zomerluister.
Schaduw dekt de aarde grond,
a ha ha verjaag uw zorgen Maarten brengt een nieuwe morgen,
in de donk're winterstond.
Lied • Es dunkelt schon
1.
Es dunkelt schon, der Wind der weht,
kein Sternlein an dem Himmel steht.
Sankt Martin, leuchte du voran,
dass deiner Spur ich folgen kann.
kein Sternlein an dem Himmel steht.
Sankt Martin, leuchte du voran,
dass deiner Spur ich folgen kann.
2.
Nimm freundlich uns in deinen Arm.
Umhüll uns mit dem Mantel warm.
Mit der Laterne leuchte vor
und führ uns an das goldene Tor.
Umhüll uns mit dem Mantel warm.
Mit der Laterne leuchte vor
und führ uns an das goldene Tor.
Lied • Sinte Maarten had een veugeltje (1)
Sinte Maarten had een veugeltje, en het had een gouden keuveltje,
het was gevoerd met wit satijn, en 't zal morgen Sinte Maarten zijn.
het was gevoerd met wit satijn, en 't zal morgen Sinte Maarten zijn.
Lied • Licht in mijn lantaren (1)
Licht in mijn lantaren, wij komen alle jaren zingen
langs de huizen luid: "Lichtje, lichtje, ga niet uit!"
langs de huizen luid: "Lichtje, lichtje, ga niet uit!"
Lied • In het najaar
In het najaar als het donker wordt;
de zonne gaat slapen, de dagen zijn kort,
is er altijd nog een licht om ons heen:
het licht van Sint Maarten, zo straalt er maar één.
de zonne gaat slapen, de dagen zijn kort,
is er altijd nog een licht om ons heen:
het licht van Sint Maarten, zo straalt er maar één.
Lied • Martinslied (2)
1.
Martin, Martin, Martin war ein frommer Mann.
Zündet viele Lichter an, dass er oben sehen kann, was er unten hat getan.
Zündet viele Lichter an, dass er oben sehen kann, was er unten hat getan.
2.
Martin, Martin, Martin ritt durch dunk'len Wald.
Wind, der wehte bitterkalt. Saß am Weg ein Bettler alt, wäre gar erfroren bald.
Wind, der wehte bitterkalt. Saß am Weg ein Bettler alt, wäre gar erfroren bald.
3.
Martin, Martin, Martin hält und unverweilt seinen Mantel mit ihm teilt.
Ohne Dank er weiter eilt, Bettlers Not war nun geheilt.
Ohne Dank er weiter eilt, Bettlers Not war nun geheilt.
Lied • Sint Maarten reed door weer en wind (2)
1.
Sint Maarten, Sint Maarten,
Sint Maarten reed door weer en wind,
zijn vurig paard droeg hem gezwind.
Sint Maarten reed met volle moed,
zijn mantel dekt' hem warm en goed.
Sint Maarten reed door weer en wind,
zijn vurig paard droeg hem gezwind.
Sint Maarten reed met volle moed,
zijn mantel dekt' hem warm en goed.
2.
Een oude man, een oude,
een oude man stond aan de baan,
hij keek de ridder smekend aan:
"Och, help mij, help mij uit de nood.
Ik vind hier in de kou de dood."
een oude man stond aan de baan,
hij keek de ridder smekend aan:
"Och, help mij, help mij uit de nood.
Ik vind hier in de kou de dood."
3.
Sint Maarten, Sint Maarten,
Sint Maarten was zeer aangedaan,
hij bleef voor d'arme bedelaar staan.
Hij trok zijn slagzwaard uit de scheê
en sneed zijn mantel vlug in twee.
Sint Maarten was zeer aangedaan,
hij bleef voor d'arme bedelaar staan.
Hij trok zijn slagzwaard uit de scheê
en sneed zijn mantel vlug in twee.
4.
De oude, de oude,
de oude man kwam 's nachts weerom,
hij had de halve mantel om.
Hij sprak tot Maarten zonder spot
en zei: "Ik ben de lieve God!"
de oude man kwam 's nachts weerom,
hij had de halve mantel om.
Hij sprak tot Maarten zonder spot
en zei: "Ik ben de lieve God!"
Lied • Es steht ein Baum im Garten
1.
Es steht ein Baum im Garten,
der winkt herbei den Wind, will ein paar Nüsse schütteln
für ein nussbraunes Kind.
der winkt herbei den Wind, will ein paar Nüsse schütteln
für ein nussbraunes Kind.
Laterne, ach, Laterne,
leit mich durch diese Nacht. Den Herbst, den hab' ich gerne,
der hat mir viel gebracht.
leit mich durch diese Nacht. Den Herbst, den hab' ich gerne,
der hat mir viel gebracht.
2.
Es steht ein Mann im Garten,
schwenkt seinen hohen Hut, lässt lauter Brezeln springen,
die schmecken uns so gut.
schwenkt seinen hohen Hut, lässt lauter Brezeln springen,
die schmecken uns so gut.
Laterne, ach, Laterne,
leit mich durch diese Nacht. Den Herbst, den hab' ich gerne,
der hat mir viel gebracht.
leit mich durch diese Nacht. Den Herbst, den hab' ich gerne,
der hat mir viel gebracht.
3.
Es steht ein Haus im Garten,
hat alle Lichter an. Es wird noch lange dauern,
bis ich drin wohnen kann.
hat alle Lichter an. Es wird noch lange dauern,
bis ich drin wohnen kann.
Laterne, ach, Laterne,
leit mich durch diese Nacht. Den Herbst, den hab' ich gerne,
der hat mir viel gebracht.
leit mich durch diese Nacht. Den Herbst, den hab' ich gerne,
der hat mir viel gebracht.
Lied • Vandaag is Sinte Maarten
Vandaag is Sinte Maarten, morgen Sinte Kruk.
En we komen van goeien harte, en we hajen zo gère een stuk.
Een houtje of een turrefke, Sinte Maartes kurrefke.
We zullen van hier nie gaan, of we hebben wat opgedaan. 2x
En we komen van goeien harte, en we hajen zo gère een stuk.
Een houtje of een turrefke, Sinte Maartes kurrefke.
We zullen van hier nie gaan, of we hebben wat opgedaan. 2x
Lied • Ik loop hier met mijn lantaren
Ik loop hier met mijn lantaren en mijn lantaren met mij.
Daarboven stralen de sterren, beneden stralen wij.
Mijn lichtje schijnt, ik zing bij uw deur, uw gave maakt mij blij.
En als mijn lichtje uit is gegaan, dan gaan wij weer samen naar huis.
Daarboven stralen de sterren, beneden stralen wij.
Mijn lichtje schijnt, ik zing bij uw deur, uw gave maakt mij blij.
En als mijn lichtje uit is gegaan, dan gaan wij weer samen naar huis.
Lied • Buiten is er wind en regen
1.
Buiten is er wind en regen, buiten is het koud en guur.
Buiten komt de donk’re nacht al, in het vroege avonduur.
Buiten komt de donk’re nacht al, in het vroege avonduur.
Maar hier binnen branden kaarsen en hier binnen is het licht.
Want hier binnen zijn gedachten naar elkander toe gericht.
Want hier binnen zijn gedachten naar elkander toe gericht.
2.
Buiten is er sneeuw en ijzel, buiten is het koud en kil.
Buiten komt de donk’re nacht al, die het licht verjagen wil.
Buiten komt de donk’re nacht al, die het licht verjagen wil.
Maar hier binnen branden kaarsen en hier binnen is het licht.
Want hier binnen zijn gedachten naar elkander toe gericht.
Want hier binnen zijn gedachten naar elkander toe gericht.
3.
Buiten is er wind en hagel, buiten is het kil en kaal.
Buiten is de barre winter, voor ons mensen allemaal.
Buiten is de barre winter, voor ons mensen allemaal.
Maar hier binnen branden kaarsen en hier binnen is het licht.
Want hier binnen zijn gedachten naar elkander toe gericht.
Want hier binnen zijn gedachten naar elkander toe gericht.
Lied • Sinte Maarten had een mantel aan
Sinte Maarten had een mantel aan en daar zat een gouden kantel aan,
hij was gevoerd met wit satijn. Het zal morgen Sinte Maarten zijn.
hij was gevoerd met wit satijn. Het zal morgen Sinte Maarten zijn.
Lied • Daar rijdt door de avond (1)
1.
Daar rijdt door de avond een ridder te paard.
Zo wijd hangt zijn mantel, tot over zijn zwaard.
't Is ridder Sint Maarten op weg naar de stad.
Zo wijd hangt zijn mantel, tot over zijn zwaard.
't Is ridder Sint Maarten op weg naar de stad.
Soldaat van de koning met God in zijn hart. 2x
2.
Een bedelaar ziet hem, luid roept hij hem aan:
"O, Maarten, heb medelij en blijf bij mij staan!"
Wat doet nu Sint Maarten op weg naar de stad?
"O, Maarten, heb medelij en blijf bij mij staan!"
Wat doet nu Sint Maarten op weg naar de stad?
Soldaat van de koning met God in zijn hart. 2x
3.
Hij heeft niets te geven, geen geld en geen brood.
Hij heeft slechts zijn mantel, die wijd is en groot.
Wat doet nu Sint Maarten op weg naar de stad?
Hij heeft slechts zijn mantel, die wijd is en groot.
Wat doet nu Sint Maarten op weg naar de stad?
Soldaat van de koning met God in zijn hart. 2x
4.
Hij snijdt nu zijn mantel in tweeën uiteen.
De helft krijgt de bedelaar, heel warm om zich heen.
En voort rijdt Sint Maarten op weg naar de stad.
De helft krijgt de bedelaar, heel warm om zich heen.
En voort rijdt Sint Maarten op weg naar de stad.
Soldaat van de koning met God in zijn hart. 2x
5.
En ’s nachts heeft Sint Maarten een groots droomgezicht.
Hij ziet daar de bedelaar in ’t hemelse licht.
En dan weet Sint Maarten wie kruiste zijn pad:
zijn God en zijn koning, die leeft in zijn hart.
Soldaat van de koning met God in zijn hart.
Hij ziet daar de bedelaar in ’t hemelse licht.
En dan weet Sint Maarten wie kruiste zijn pad:
zijn God en zijn koning, die leeft in zijn hart.
Soldaat van de koning met God in zijn hart.
Lied • Sint Maarten reed door weer en wind (1)
1.
Sint Maarten, Sint Maarten, Sint Maarten reed door weer en wind,
zijn vurig paard droeg hem gezwind.
Sint Maarten reed met volle moed, zijn mantel dekt hem warm en goed.
zijn vurig paard droeg hem gezwind.
Sint Maarten reed met volle moed, zijn mantel dekt hem warm en goed.
2.
Een oude man, een oude, een oude man stond aan de baan,
hij keek de ridder smekend aan:
"Och, help mij, help mij uit de nood. Ik vind hier in de kou de dood."
hij keek de ridder smekend aan:
"Och, help mij, help mij uit de nood. Ik vind hier in de kou de dood."
3.
Sint Maarten, Sint Maarten, Sint Maarten was zeer aangedaan,
hij bleef voor d'arme bedelaar staan.
Hij trok zijn slagzwaard uit de scheê en sneed zijn mantel vlug in twee.
hij bleef voor d'arme bedelaar staan.
Hij trok zijn slagzwaard uit de scheê en sneed zijn mantel vlug in twee.
4.
De oude, de oude, de oude man kwam ’s nachts weerom,
hij had de halve mantel om.
Hij sprak tot Maarten zonder spot en zei: "Ik ben de lieve God!"
hij had de halve mantel om.
Hij sprak tot Maarten zonder spot en zei: "Ik ben de lieve God!"
Lied • Sint Martinus, bisschop (2)
Sint Martinus, bisschop, roem van alle landen.
Dat wij hier met lichtjes lopen is voor ons geen schande.
Hier woont een rijke man die ons wel wat geven kan.
Veel zal hij geven, lang zal hij leven.
Zalig zal hij sterven, de hemel zal hij erven.
God zal hem lonen met honderdduizend kronen,
met honderdduizend lichtjes aan.
Daar komt Sinte Maarten aan.
Dat wij hier met lichtjes lopen is voor ons geen schande.
Hier woont een rijke man die ons wel wat geven kan.
Veel zal hij geven, lang zal hij leven.
Zalig zal hij sterven, de hemel zal hij erven.
God zal hem lonen met honderdduizend kronen,
met honderdduizend lichtjes aan.
Daar komt Sinte Maarten aan.
Lied • Het schemert al
1.
Het schemert al, de wind hij waait, geen sterretje aan de hemel staat.
Sint Maarten, draag uw licht vooraan, dat ik uw lichtspoor volgen kan!
Sint Maarten, draag uw licht vooraan, dat ik uw lichtspoor volgen kan!
2.
Mag ’k lopen veilig in uw arm en om mij heen uw mantel warm.
Gij gaat met de lantaren voort en brengt ons aan de gouden poort.
Gij gaat met de lantaren voort en brengt ons aan de gouden poort.
Lied • Wij trekken vrolijk door het land (1)
Wij trekken vrolijk door het land met onze lichtjes in de hand.
Sint Michaël gaf ons kracht en moed, Sint Maarten maakt ons vroom en goed.
Al is het buiten kil en koud, ons lichtje is van stralend goud.
Sint Michaël gaf ons kracht en moed, Sint Maarten maakt ons vroom en goed.
Al is het buiten kil en koud, ons lichtje is van stralend goud.