Bibliotheek
Canons
Liederen kleuters
Liederen klas 1
Liederen klas 2
Liederen klas 3
Liederen klas 4
Liederen klas 5
Liederen klas 6
Liederen klas 7
Liederen - jaarfeesten
Liederen - thema's
Meerstemmig
Helioskampen
Auteurs
De 25 favorieten van ...
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
Lied • Stratenmaker
Klop-klop-klop-klop, zand nu opzij. Leg nu de stenen, hamer de stenen, rij na rij, de straat is weer vrij. Klop klop klop klop
Lied • La laine des moutons
1.
La laine des moutons, c'est nous qui la tondaine.
La laine des moutons, c'est nous qui la tondons.
Tondons, tondons, la laine des moutaines.
Tondons, tondons, la laine des moutons.
La laine des moutons, c'est nous qui la tondons.
Tondons, tondons, la laine des moutaines.
Tondons, tondons, la laine des moutons.
2.
La laine des moutons, c'est nous qui la lavaine.
La laine des moutons, c'est nous qui la lavons.
Lavons, lavons, la laine des moutaines.
Lavons, lavons, la laine des moutons.
La laine des moutons, c'est nous qui la lavons.
Lavons, lavons, la laine des moutaines.
Lavons, lavons, la laine des moutons.
3.
La laine des moutons, c'est nous qui la cardaine.
La laine des moutons, c'est nous qui la cardons.
Cardons, cardons, la laine des moutaines.
Cardons, cardons, la laine des moutons.
La laine des moutons, c'est nous qui la cardons.
Cardons, cardons, la laine des moutaines.
Cardons, cardons, la laine des moutons.
4.
La laine des moutons, c'est nous qui la filaine.
La laine des moutons, c'est nous qui la filons.
Filons. filons, la laine des moutaines.
Filons. filons, la laine des moutons.
La laine des moutons, c'est nous qui la filons.
Filons. filons, la laine des moutaines.
Filons. filons, la laine des moutons.
5.
La laine des moutons, c'est nous qui la vendaine.
La laine des moutons, c'est nous qui la vendons.
Vendons, vendons, la laine des moutaines.
Vendons, vendons, la laine des moutons.
La laine des moutons, c'est nous qui la vendons.
Vendons, vendons, la laine des moutaines.
Vendons, vendons, la laine des moutons.
6.
La laine des moutons, c'est nous qui la chantaine.
La laine des moutons, c'est nous qui la chantons.
Chantons, chantons, la laine des moutaines.
Chantons, chantons, la laine des moutons.
La laine des moutons, c'est nous qui la chantons.
Chantons, chantons, la laine des moutaines.
Chantons, chantons, la laine des moutons.
Lied • Komt, vrienden, in het ronde! (3)
1.
Komt, vrienden, in het ronde,
minnaars van ene stiel! Ik zal u gaan verkonden,
hoe ik door 't slijperswiel de kost verdien voor vrouw en kind,
schoon blootgesteld aan sneeuw en wind.
minnaars van ene stiel! Ik zal u gaan verkonden,
hoe ik door 't slijperswiel de kost verdien voor vrouw en kind,
schoon blootgesteld aan sneeuw en wind.
Terlierelom, terla, van linksom,
rechtsom draait mijne steen
door het roeren van mijn been,
ju-ju-ju, ju-ju-ju-ju-ju.
rechtsom draait mijne steen
door het roeren van mijn been,
ju-ju-ju, ju-ju-ju-ju-ju.
2.
De smid die moet hard werken,
gestadig voor het vier. Hij durft zich niet versterken,
met ene kan goed bier. Terwijl ik ga op mijn gemak,
soms ook wel met een lege zak.
gestadig voor het vier. Hij durft zich niet versterken,
met ene kan goed bier. Terwijl ik ga op mijn gemak,
soms ook wel met een lege zak.
Terlierelom, terla, van linksom,
rechtsom draait mijne steen
door het roeren van mijn been,
ju-ju-ju, ju-ju-ju-ju-ju.
rechtsom draait mijne steen
door het roeren van mijn been,
ju-ju-ju, ju-ju-ju-ju-ju.
3.
De schoenpik stijf gezeten
op enen pikkelstoel
mag kaas en droog brood eten.
Maar als ik nood gevoel
dan slijp ik tot den avond toe
en zo heb ik nooit arremoe.
op enen pikkelstoel
mag kaas en droog brood eten.
Maar als ik nood gevoel
dan slijp ik tot den avond toe
en zo heb ik nooit arremoe.
Terlierelom, terla, van linksom,
rechtsom draait mijne steen
door het roeren van mijn been,
ju-ju-ju, ju-ju-ju-ju-ju.
rechtsom draait mijne steen
door het roeren van mijn been,
ju-ju-ju, ju-ju-ju-ju-ju.
4.
De kleerfrik maakt ons kleren,
voor acht stuivers per dag.
Wil hij zijn loon vermeren,
hij snijdt meer dan hij mag. Maar ik met mijne slijpersteen,
ik win meer op een uur alleen.
voor acht stuivers per dag.
Wil hij zijn loon vermeren,
hij snijdt meer dan hij mag. Maar ik met mijne slijpersteen,
ik win meer op een uur alleen.
Terlierelom, terla, van linksom,
rechtsom draait mijne steen
door het roeren van mijn been,
ju-ju-ju, ju-ju-ju-ju-ju.
rechtsom draait mijne steen
door het roeren van mijn been,
ju-ju-ju, ju-ju-ju-ju-ju.
5.
De maalder moet graan malen,
tot in het fijnste meel.
Hij doet dubbel betalen
voor zijne droge keel.
Maar ik door ijver en door vlijt,
ik win mijn brood in eerlijkheid.
tot in het fijnste meel.
Hij doet dubbel betalen
voor zijne droge keel.
Maar ik door ijver en door vlijt,
ik win mijn brood in eerlijkheid.
Terlierelom, terla, van linksom,
rechtsom draait mijne steen
door het roeren van mijn been,
ju-ju-ju, ju-ju-ju-ju-ju.
rechtsom draait mijne steen
door het roeren van mijn been,
ju-ju-ju, ju-ju-ju-ju-ju.
6.
Mijn vrouw die roept 'victoria'
over de slijpersstiel.
Zij vindt de grootste gloria
in_'t draaien van mijn wiel.
Mijn kinders hebben geen ongemak,
zij lopen met de bedelzak!
over de slijpersstiel.
Zij vindt de grootste gloria
in_'t draaien van mijn wiel.
Mijn kinders hebben geen ongemak,
zij lopen met de bedelzak!
Terlierelom, terla, van linksom,
rechtsom draait mijne steen
door het roeren van mijn been,
ju-ju-ju, ju-ju-ju-ju-ju.
rechtsom draait mijne steen
door het roeren van mijn been,
ju-ju-ju, ju-ju-ju-ju-ju.
7.
Sa, vrienden, voor het leste:
all' ambachten zijn goed,
maar 't mijne is toch het beste.
Schoon ik soms slapen moet op hooi
en strooi in enen stal,
dan heb ik de kost voor niemendal.
all' ambachten zijn goed,
maar 't mijne is toch het beste.
Schoon ik soms slapen moet op hooi
en strooi in enen stal,
dan heb ik de kost voor niemendal.
Terlierelom, terla, van linksom,
rechtsom draait mijne steen
door het roeren van mijn been,
ju-ju-ju, ju-ju-ju-ju-ju.
rechtsom draait mijne steen
door het roeren van mijn been,
ju-ju-ju, ju-ju-ju-ju-ju.
Lied • Windje waai en molen draai!
Windje waai en molen draai! Laat de wieken maar ronde om ronde gaan.
Laat de molenaar malen het glanzende graan.
Laat de bakker het deeg er van kneden, dan kunnen wij ’t brood samen delen.
Laat de molenaar malen het glanzende graan.
Laat de bakker het deeg er van kneden, dan kunnen wij ’t brood samen delen.
Lied • Als de smid het ijzer smeedt
Als de smid het ijzer smeedt,
klinkt tikketok zijn harde hamer.
't Vuur laait gloeiend rood en heet,
hoor tikketok: de smid die smeedt.
klinkt tikketok zijn harde hamer.
't Vuur laait gloeiend rood en heet,
hoor tikketok: de smid die smeedt.
Lied • Kommt, Freunde, in die Runde!
1.
Kommt Freunde in die Runde und stellt euch in den Kreis!
Und hört aus meinem Munde, wie ich auf Schleifers Weis'
die Kost verdien' für Frau und Kind, bös' ausgesetzt dem Schnee und Wind.
Und hört aus meinem Munde, wie ich auf Schleifers Weis'
die Kost verdien' für Frau und Kind, bös' ausgesetzt dem Schnee und Wind.
Terlirelom terla, und auf und ab, so schwing' ich mein Bein,
lirelom, es schnurrt der Stein, ju ju ju ju ju ju ju.
lirelom, es schnurrt der Stein, ju ju ju ju ju ju ju.
2.
Der Schuster ist ein armer Wicht, muss fressen trocken Brot.
Die Sorgen steh'n ihm im Gesicht, bei mir hat's keine Not:
von früh bis spät, den ganzen Tag, so lass ich's gehn wie's gehen mag.
Die Sorgen steh'n ihm im Gesicht, bei mir hat's keine Not:
von früh bis spät, den ganzen Tag, so lass ich's gehn wie's gehen mag.
Terlirelom terla, und auf und ab, so schwing' ich mein Bein,
lirelom, es schnurrt der Stein, ju ju ju ju ju ju ju.
lirelom, es schnurrt der Stein, ju ju ju ju ju ju ju.
3.
Mein Weib, das ruft Viktoria, wenn sie mich schleifen sieht.
Die Kinder schreien Gloria, wenn's Rädchen Funken sprüht.
Und wenn's mal nicht mehr sprühen mag, so gehn sie mit dem Bettelsack.
Die Kinder schreien Gloria, wenn's Rädchen Funken sprüht.
Und wenn's mal nicht mehr sprühen mag, so gehn sie mit dem Bettelsack.
Terlirelom terla, und auf und ab, so schwing' ich mein Bein,
lirelom, es schnurrt der Stein, ju ju ju ju ju ju ju.
lirelom, es schnurrt der Stein, ju ju ju ju ju ju ju.
4.
Ihr Freunde habt's vernommen, so hört nun auch den Rest:
All' Handwerk soll uns frommen, doch meines ist das best'.
Und schlaf ich auch auf Heu und Stroh, ist keiner doch wie ich so froh.
All' Handwerk soll uns frommen, doch meines ist das best'.
Und schlaf ich auch auf Heu und Stroh, ist keiner doch wie ich so froh.
Terlirelom terla, und auf und ab, so schwing' ich mein Bein,
lirelom, es schnurrt der Stein, ju ju ju ju ju ju ju.
lirelom, es schnurrt der Stein, ju ju ju ju ju ju ju.
Lied • Tingelingeling
Tingelingeling, wie belt daar? De bakker, de bakker!
Tingelingeling, wie belt daar? De bakker aan de deur.
Heb je centjes in de hand? Dan kun je wel wat kopen.
Ik heb goede waar, geloof mij maar.
Tingelingeling, wie belt daar? De bakker aan de deur.
Heb je centjes in de hand? Dan kun je wel wat kopen.
Ik heb goede waar, geloof mij maar.
Lied • De timmermans
1.
De timmermans hebben 'n ambacht goed,
ze hebben een ambacht vol eren.
Wat zouder de wereld geworden zijn,
wou niemand het timmeren leren?
ze hebben een ambacht vol eren.
Wat zouder de wereld geworden zijn,
wou niemand het timmeren leren?
Die mensen die waren ten onder gegaan,
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
2.
Wat zou van ons mensen geworden zijn,
had Noë geen timmerman goed geweest?
Hij heeft er met hamer en beitel gewerkt,
zijn arke gebouwd voor mens en beest.
had Noë geen timmerman goed geweest?
Hij heeft er met hamer en beitel gewerkt,
zijn arke gebouwd voor mens en beest.
Die mensen die waren ten onder gegaan,
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
3.
Een timmerman heeft onze Here behoed,
toen hij nog zo jong was, en kleine.
Voor 't bloedige zwaard van Herodes wreed:
Sint Jozef, de timmerman reine.
toen hij nog zo jong was, en kleine.
Voor 't bloedige zwaard van Herodes wreed:
Sint Jozef, de timmerman reine.
Die mensen die waren ten onder gegaan,
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
4.
Die timmerman maakt er zichzelve een bed,
hij maakt er een wieg voor zijn kinde,
hij maakt van zes plankjes zijn eigene kist:
Heer, wees hem dan vriend'lijk gezinde!
hij maakt er een wieg voor zijn kinde,
hij maakt van zes plankjes zijn eigene kist:
Heer, wees hem dan vriend'lijk gezinde!
Die mensen die waren ten onder gegaan,
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
5.
De timmermans hebben 'n ambacht goed,
ze hebben een ambacht vol eren.
Wat zouder de wereld geworden zijn,
wou niemand het timmeren leren?
ze hebben een ambacht vol eren.
Wat zouder de wereld geworden zijn,
wou niemand het timmeren leren?
Die mensen die waren ten onder gegaan,
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
had er ter wereld gene timmermans bestaan!
Lied • Er staat een molentje langs de dijk
1.
Er staat een molentje langs de dijk
en als de wind gaat waaien
beginnen de wieken, alle vier,
een vrolijk rondje te draaien.
en als de wind gaat waaien
beginnen de wieken, alle vier,
een vrolijk rondje te draaien.
Wind waai, molen draai,
maal het meel voor de bakker.
Wind waai, molen draai,
maal het meel voor de bakker.
maal het meel voor de bakker.
Wind waai, molen draai,
maal het meel voor de bakker.
2.
Er rijdt een wagentje over de dijk
en lustig draaft het paardje.
Hij brengt het graan naar de molenaar toe,
het paardje zwaait met zijn staartje.
Refrein: Wind waai, molen draai …
en lustig draaft het paardje.
Hij brengt het graan naar de molenaar toe,
het paardje zwaait met zijn staartje.
Refrein: Wind waai, molen draai …
3.
De molenaar fluit er een deuntje bij
en telt de witte zakken.
Als alles straks gemalen is
dan kan de bakker weer bakken.
Refrein: Wind waai, molen draai …
en telt de witte zakken.
Als alles straks gemalen is
dan kan de bakker weer bakken.
Refrein: Wind waai, molen draai …
Lied • 't Is van de wind
1.
't Is van de wind, dat de molen draait.
2.
't Is van de wind, dat de steen nu maalt.
3.
De bakker bakt het brood zo bruin.
Lied • Houthakkersliedje
Wij zagen en kappen van dzjinge, dzjang, dzjing,
wij spitten en hakken van klinge, klang, kling!
Wij binden de touwen om eiken en beuken;
wij trekken, zij breken met dreunend geweld:
de reus is geveld! Tra-la-la-la.
Wij kappen en zagen de takken en dragen
de stukken bijeen en daar komt de wagen
met paarden bespannen en rijdt alle stammen,
het werk is gedaan. Vort, paarden, wij gaan!
wij spitten en hakken van klinge, klang, kling!
Wij binden de touwen om eiken en beuken;
wij trekken, zij breken met dreunend geweld:
de reus is geveld! Tra-la-la-la.
Wij kappen en zagen de takken en dragen
de stukken bijeen en daar komt de wagen
met paarden bespannen en rijdt alle stammen,
het werk is gedaan. Vort, paarden, wij gaan!
Lied • Hout in de oven (1)
Hout in de oven, deurtje dicht,
vuurtje aan, zo kan de smid aan het smeden gaan.
Trek aan de blaasbalg, vuurtje loeit, ijzer gloeit.
Hoor die sterke smid op het aambeeld slaan!
vuurtje aan, zo kan de smid aan het smeden gaan.
Trek aan de blaasbalg, vuurtje loeit, ijzer gloeit.
Hoor die sterke smid op het aambeeld slaan!
Lied • De ketellapper
Solderen, m’n ketel is kapot!
En och, baasje, lap er m’n ketel maar,
al is hij de andere week pas klaar.
mijn ketel is kapot.
En och, baasje, lap er m’n ketel maar,
al is hij de andere week pas klaar.
mijn ketel is kapot.
Lied • Het is de timmerman
Hoor je dat geklop? Wie is daar iets van plan?
Het is de timmerman! Hij zaagt en hij zaagt, oh grote stukken.
Hij puft en hij steunt van al het bukken.
Met zijn bijl splijt hij grote stukken doormidden.
Maar nu, 't is tijd om te slapen, zegt hij met een lach.
Morgen is er weer een nieuwe dag.
Het is de timmerman! Hij zaagt en hij zaagt, oh grote stukken.
Hij puft en hij steunt van al het bukken.
Met zijn bijl splijt hij grote stukken doormidden.
Maar nu, 't is tijd om te slapen, zegt hij met een lach.
Morgen is er weer een nieuwe dag.
Lied • Klop-klop, de hamerslag
1.
Klop-klop, de hamerslag. 2x
van de jonge smeden in de smederij.
Slaat je wakker, laat je werken, maakt je blij.
van de jonge smeden in de smederij.
Slaat je wakker, laat je werken, maakt je blij.
2.
Klop-klop, het werk is af. 2x
Alle zware ijzerwaren hangen klaar
en we lachen en we praten met elkaar.
Alle zware ijzerwaren hangen klaar
en we lachen en we praten met elkaar.
3.
Doenja, ga met ons mee! 2x
En wij maaien in de moestuin alle vlas
en wij naaien dan voor jou een mooie jas!
En wij maaien in de moestuin alle vlas
en wij naaien dan voor jou een mooie jas!
4.
Doenja, pas op je jas! 2x
Dat hij schoon en heel en netjes blijven mag
tot die ene grote feestelijke dag!
Dat hij schoon en heel en netjes blijven mag
tot die ene grote feestelijke dag!
5.
Bim-bam, hoor 't klokgelui! 2x
Mooie Doenja heeft het feestkleed aangedaan
om met Iwan naar het altaar toe te gaan.
Mooie Doenja heeft het feestkleed aangedaan
om met Iwan naar het altaar toe te gaan.
Lied • Hout in de oven (2)
Hout in de oven, deurtje dicht, vuurtje aan, nu kan de smid aan het werken gaan. De smid, hij maakt het vuurtje aan, kan nu het ijzer smeden gaan. Hamerslag na hamerslag klinkt uit de smidse, dag na dag.
Lied • Schoenlappertje
Schoenlappertje zou uit lappen gaan,
's avonds al in de lichte maan.
Zo stak hij er zijn naaldetje,
zo trok hij er zijn dradetje,
zo sloeg hij er de pen pen pen.
Denk je dat ik niet lappen ken?
's avonds al in de lichte maan.
Zo stak hij er zijn naaldetje,
zo trok hij er zijn dradetje,
zo sloeg hij er de pen pen pen.
Denk je dat ik niet lappen ken?
Lied • An Schlosser hot an G'sellen g'hot
1.
An Schlosser hot an G'sellen g'hot, der hot gar langsam g'feilt,
doch wenn's zum Fresse 'gange ischt, do hot er grausam g'eilt.
Der Erschte in der Schüssel drin, der Letschte wieder draus,
do ischt ka Mensch so fleißig g'west als er im ganza Haus. 2x
doch wenn's zum Fresse 'gange ischt, do hot er grausam g'eilt.
Der Erschte in der Schüssel drin, der Letschte wieder draus,
do ischt ka Mensch so fleißig g'west als er im ganza Haus. 2x
2.
G'sell, hot amol der Meister g'sogt: "Hör, dös begreif i net!
Es ischt doch all' mei' Lebtag g'west, solang i denk', die Red',
so wie man frißt, so schafft ma' au, bei dir ischt's aber so:
so langsam hot no kaner g'feilt, un g'fresse so wie du!" 2x
Es ischt doch all' mei' Lebtag g'west, solang i denk', die Red',
so wie man frißt, so schafft ma' au, bei dir ischt's aber so:
so langsam hot no kaner g'feilt, un g'fresse so wie du!" 2x
3.
"Ho", sagt der G'sell, "dös b'greif i scho'; 's hot all's sei guta Grund;
das Fresse währt holt gar net lang und d' Arbeit verzeh' Stund'.
Wenn aner sollt' da ganza Tag in an'm Stück fresse fort,
's würd' au gar bald so langsam geh', als wie beim Feila dort." 2x
das Fresse währt holt gar net lang und d' Arbeit verzeh' Stund'.
Wenn aner sollt' da ganza Tag in an'm Stück fresse fort,
's würd' au gar bald so langsam geh', als wie beim Feila dort." 2x
Lied • In de haven
In de haven, daar ligt een heel groot schip en op dat schip zijn zakken en tonnetjes en pakken. En voor wie zal dat wel wezen, voor wie zal dat wel zijn? Voor de bakker zal het zijn.
Lied • Het smidsvuur
Blaas het vrolijk vuurtje aan, vlammen moeten hoger gaan.
Willen wij het ijzer smeden, hamerslag moet rondom staan.
Willen wij het ijzer smeden, hamerslag moet rondom staan.
Lied • Bakker, wat doe je?
Bakker, bakker, wat doe je vandaag?
Koekjes bakken. Koekjes bakken Bakker, bakker, wat doe je vandaag
Koekjes baken dat doe ik zo graag.
Koekjes bakken. Koekjes bakken Bakker, bakker, wat doe je vandaag
Koekjes baken dat doe ik zo graag.
Lied • Lientje Lepelaar
Lientje Lepelaar heeft een naald en een schaar,
van je knip-knap knipper, knap
en van 's morgens vroeg tot 's avonds laat
in de nacht maakt zij nieuwe kleren voor de mensen in de straat.
van je knip-knap knipper, knap
en van 's morgens vroeg tot 's avonds laat
in de nacht maakt zij nieuwe kleren voor de mensen in de straat.
Lied • Zeg, schoenmaker!
1.
Zeg, schoenmaker, zeg, schoenmaker, wil jij wat voor mij doen?
Zeg, schoenmaker, zeg, schoenmaker, maak eens een mooie schoen!
Zie hier mijn voeten, die schoenen krijgen moeten.
Zeg, schoenmaker, zeg, schoenmaker, wil jij dat voor mij doen?
Zeg, schoenmaker, zeg, schoenmaker, maak eens een mooie schoen!
Zie hier mijn voeten, die schoenen krijgen moeten.
Zeg, schoenmaker, zeg, schoenmaker, wil jij dat voor mij doen?
2.
Zeg, timmerman, zeg, timmerman, wat timmer jij vandaag?
Zeg, timmerman, zeg, timmerman, ik timmer ook zo graag!
Mag ik het leren, de hamer te hanteren?
Zeg, timmerman, zeg, timmerman, ik leer het nog vandaag!
Zeg, timmerman, zeg, timmerman, ik timmer ook zo graag!
Mag ik het leren, de hamer te hanteren?
Zeg, timmerman, zeg, timmerman, ik leer het nog vandaag!
3.
Klein snijdertje, klein snijdertje, wat naai jij aan elkaar?
Klein snijdertje, klein snijdertje, ben jij al bijna klaar?
Hemden en broeken, en mooie omslagdoeken.
Zeg, snijdertje, klein snijdertje, ben jij al bijna klaar?
Klein snijdertje, klein snijdertje, ben jij al bijna klaar?
Hemden en broeken, en mooie omslagdoeken.
Zeg, snijdertje, klein snijdertje, ben jij al bijna klaar?
4.
Jan-spring-in't-veld, Jan-spring-in't-veld, wat dans je in het rond?
Jan-spring-in't-veld, Jan-spring-in't-veld, wat stamp je op de grond?
Dansen en springen, lachen en zingen.
Jan-spring-in't-veld, Jan-spring-in't-veld, zo blijven wij gezond!
Jan-spring-in't-veld, Jan-spring-in't-veld, wat stamp je op de grond?
Dansen en springen, lachen en zingen.
Jan-spring-in't-veld, Jan-spring-in't-veld, zo blijven wij gezond!