Na de diepe donk're nacht donkere
komt het ochtendgloren. 2x
Stijgt omhoog en straalt in 't rond
over plant en steen op de grond,
over de donkere aarde.
Bibliotheek
Canons
Liederen kleuters
Liederen klas 1
Liederen klas 2
Liederen klas 3
Liederen klas 4
Liederen klas 5
Liederen klas 6
Liederen klas 7
Liederen - jaarfeesten
Liederen - thema's
Meerstemmig
Helioskampen
Auteurs
De 25 favorieten van ...
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
Lied • Lied van Bride met de mantel
1.
2.
Uit de duist're aarde-nacht duistere
wordt een kind geboren. 2x
Kleur en licht en warme schijn
zullen nu op de aarde zijn;
zij wordt een bloeiende gaarde.
wordt een kind geboren. 2x
Kleur en licht en warme schijn
zullen nu op de aarde zijn;
zij wordt een bloeiende gaarde.
Lied • Franciscus en de vogels
1.
Vogels zongen in de bomen,
vogels zongen op de wei,
vogels zongen in de luchten,
vogels zongen op de hei.
En Franciscus die hen hoorde,
riep: "Kom allen nu bij mij!
Lieve vogels van de hemel,
kom toch allen naderbij!"
vogels zongen op de wei,
vogels zongen in de luchten,
vogels zongen op de hei.
En Franciscus die hen hoorde,
riep: "Kom allen nu bij mij!
Lieve vogels van de hemel,
kom toch allen naderbij!"
2.
"Vogels, mooi zijn jullie veren,
vogels, lieflijk klinkt je stem.
Dat alle vogels kunnen vliegen,
alles is een geschenk van hem.
Zing en prijs en loof de Schepper,
ieder met zijn eigen stem;
laat je danklied helder klinken,
eeuwig zingen wij dank aan hem."
vogels, lieflijk klinkt je stem.
Dat alle vogels kunnen vliegen,
alles is een geschenk van hem.
Zing en prijs en loof de Schepper,
ieder met zijn eigen stem;
laat je danklied helder klinken,
eeuwig zingen wij dank aan hem."
3.
Vogels kregen 't heilig teken;
Broeder Franciscus maakt' een kruis.
Vogels vlogen op en gingen
oost en west en noord en zuid.
Tussen hemel en de aarde zingen
allen hun eigen zang:
roepen, tsjilpen, fluiten en jub'len,
zingen zo hun leven lang.
Broeder Franciscus maakt' een kruis.
Vogels vlogen op en gingen
oost en west en noord en zuid.
Tussen hemel en de aarde zingen
allen hun eigen zang:
roepen, tsjilpen, fluiten en jub'len,
zingen zo hun leven lang.
Lied • Peronnik de Onnozele (1)
1.
Wie durft de wegen wand'len
die Peronnik ons toont?
Wie durft de knaap te volgen,
hij wordt ervoor beloond!
De reus, de dwerg, de draken,
zij wijken voor de moed
die elke mens steeds opbrengt
in voor- en tegenspoed.
die Peronnik ons toont?
Wie durft de knaap te volgen,
hij wordt ervoor beloond!
De reus, de dwerg, de draken,
zij wijken voor de moed
die elke mens steeds opbrengt
in voor- en tegenspoed.
2.
De kleine knaap aanhoorde
de ridder zijn verhaal,
hij zal de wegen vinden,
al is de vlakte kaal:
geen vuur, geen wind, geen rotsen
weerhouden hem ervan
de schaal en lans te zoeken,
geen draak doorkruist zijn plan.
de ridder zijn verhaal,
hij zal de wegen vinden,
al is de vlakte kaal:
geen vuur, geen wind, geen rotsen
weerhouden hem ervan
de schaal en lans te zoeken,
geen draak doorkruist zijn plan.
3.
In 't duister doemt de stroom op,
de zwarte dame wacht.
Zij helpt de dapp're jongen:
Rogéar verliest zijn macht.
De leeuw, de bloem, het veulen,
de dwerg, de reuzeman,
zij wachten op de strijder
die 't slot betreden kan.
de zwarte dame wacht.
Zij helpt de dapp're jongen:
Rogéar verliest zijn macht.
De leeuw, de bloem, het veulen,
de dwerg, de reuzeman,
zij wachten op de strijder
die 't slot betreden kan.
Lied • 't Ros Beiaard
1.
't_Ros Beiaard doet zijn ronde
in de stad van Dendermonde.
Die van Aalst die zijn zo kwaad,
omdat hier 't_Ros Beiaard gaat.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
't_Ros Beiaard hoog verheven,
hij is in het vuur gebleven.
Zie, 't_Ros Beiaard hoog verheven!
Zie, 't_Ros Beiaard zeer charmant!
in de stad van Dendermonde.
Die van Aalst die zijn zo kwaad,
omdat hier 't_Ros Beiaard gaat.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
't_Ros Beiaard hoog verheven,
hij is in het vuur gebleven.
Zie, 't_Ros Beiaard hoog verheven!
Zie, 't_Ros Beiaard zeer charmant!
2.
't_Ros Beiaards ogen fonk'len,
zijne brede manen kronk'len.
En hij wendt hem fraai en vlug
met vier broers op zijne rug.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
Hun harnas, schild en lansen
blinken bij de zonneglanzen.
En den Beiaard 't_vooisken geeft,
daar het Ros zijn eer in heeft.
zijne brede manen kronk'len.
En hij wendt hem fraai en vlug
met vier broers op zijne rug.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
Hun harnas, schild en lansen
blinken bij de zonneglanzen.
En den Beiaard 't_vooisken geeft,
daar het Ros zijn eer in heeft.
3.
O, Dendermondenaren
blijf altijd de roem bewaren
van het paard zo wijd vermaard,
als de grootste man op aard.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
't_Ros Beiaard is ons glorie
en benijdt g'ons de victorie,
Aalst, gij hebt nog min verstand
als ons ridderros vaillant.
blijf altijd de roem bewaren
van het paard zo wijd vermaard,
als de grootste man op aard.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
't_Ros Beiaard is ons glorie
en benijdt g'ons de victorie,
Aalst, gij hebt nog min verstand
als ons ridderros vaillant.
4.
't_Ros Beiaard hoog verheven,
hij heeft hem in_'t vuur begeven.
En het werk, op_'t oorlogsveld,
alles voor zijn groot geweld.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
't_Ros Beiaard doet zijn rond
in de stad Dendermonde.
Die van Aalst die zijn zo kwaad,
omdat hier 't_Ros Beiaard gaat.
hij heeft hem in_'t vuur begeven.
En het werk, op_'t oorlogsveld,
alles voor zijn groot geweld.
De vier Aymonskinderen jent
met blanke zwaard in d'hand.
Zie ze rijden: 't_zijn de
schoonsten van ons land.
't_Ros Beiaard doet zijn rond
in de stad Dendermonde.
Die van Aalst die zijn zo kwaad,
omdat hier 't_Ros Beiaard gaat.
Lied • Peronnik de Onnozele (2)
1.
Wie durft de wegen wand'len die Peronnik ons toont?
Wie durft de knaap te volgen, hij wordt ervoor beloond!
(De reus, de dwerg), de draken, zij wijken voor de moed
die elke mens steeds opbrengt in voor- en tegenspoed.
Wie durft de knaap te volgen, hij wordt ervoor beloond!
(De reus, de dwerg), de draken, zij wijken voor de moed
die elke mens steeds opbrengt in voor- en tegenspoed.
2.
De kleine knaap aanhoorde de ridder zijn verhaal,
hij zal de wegen vinden, al is de vlakte kaal:
(geen vuur, geen wind), geen rotsen weerhouden hem ervan
de schaal en lans te zoeken, geen draak doorkruist zijn plan.
hij zal de wegen vinden, al is de vlakte kaal:
(geen vuur, geen wind), geen rotsen weerhouden hem ervan
de schaal en lans te zoeken, geen draak doorkruist zijn plan.
3.
In 't duister doemt de stroom op, de zwarte dame wacht.
Zij helpt de dapp're jongen: Rogéar verliest zijn macht.
(De leeuw, de bloem), het veulen, de dwerg, de reuzeman,
zij wachten op de strijder die 't slot betreden kan.
Zij helpt de dapp're jongen: Rogéar verliest zijn macht.
(De leeuw, de bloem), het veulen, de dwerg, de reuzeman,
zij wachten op de strijder die 't slot betreden kan.
Lied • Sint-Jorislied (1)
1.
Sint Joris, hij is een moedig man.
Waar gaat zijn rit wel heen? Naar de prinses alleen!
Waar gaat zijn rit wel heen? Naar de prinses alleen!
2.
Sint Joris, hij is een moedig man.
Hij steekt de draak terneer, bevrijdt het prinsesje teer.
Hij steekt de draak terneer, bevrijdt het prinsesje teer.
Lied • Duister nog is het rijk van Kalevala (2)
1.
Duister nog is het rijk van Kalevala,
akker en boom schept Väinämöinens zang.
akker en boom schept Väinämöinens zang.
Helden ontwaakt! Helden uit Kalevala,
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
2.
Ilmarin' smeedt de wonderbare Sampo,
in Noordlands duisternis uit 't_al ontstaan.
in Noordlands duisternis uit 't_al ontstaan.
Helden ontwaakt! Helden uit Kalevala,
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
3.
In Tuonela daalde Lemmikainen,
werd daar verscheurd, doch weder opgewekt.
werd daar verscheurd, doch weder opgewekt.
Helden ontwaakt! Helden uit Kalevala,
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
4.
O, gij drie helden onzer mensheid,
geeft ons uw licht, vormt onze jonge kracht.
geeft ons uw licht, vormt onze jonge kracht.
Helden ontwaakt! Helden uit Kalevala,
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
Lied • Hoort, Roeland!
Hoort, Roeland die zijn horen blaast: hoe schalt het overal!
Wie komt hem te hulp? Zie, Roeland alleen houdt stand bij Ronceval!
Wie komt hem te hulp? Zie, Roeland alleen houdt stand bij Ronceval!
Lied • Don Quichote (2)
1.
Ik ben Don Quichote de La Mancha,
ik bestrijd het kwade hier op aard',
ik ben Don Quichote de La Mancha,
ik trek rond als ridder op mijn paard.
ik bestrijd het kwade hier op aard',
ik ben Don Quichote de La Mancha,
ik trek rond als ridder op mijn paard.
Tra-la-la, tra-la-la-la-la, ...
2.
En mijn trouwe domme Sancho Panzo,
hij verafschuwt gruwelijke strijd,
daarom helpt hij steeds met grote ijver,
zodat hij mij van de smaad bevrijdt.
hij verafschuwt gruwelijke strijd,
daarom helpt hij steeds met grote ijver,
zodat hij mij van de smaad bevrijdt.
Tra-la-la, tra-la-la-la-la, ...
3.
Ach, mijn Dulcinea van Toboosa,
'k_droom van u als schone gemalin,
Ach, mijn lieve ware Mona Rosa,
'k_zal u maken tot mijn koningin.
'k_droom van u als schone gemalin,
Ach, mijn lieve ware Mona Rosa,
'k_zal u maken tot mijn koningin.
Tra-la-la, tra-la-la-la-la, ...
Lied • Sint Joris was een dapp're held
Sint Joris was een dapp’re held, Sint Michaël.
De boze draak heeft hij geveld.
Help ons te strijden, van ’t kwaad ons bevrijden, Sint Michaël.
De boze draak heeft hij geveld.
Help ons te strijden, van ’t kwaad ons bevrijden, Sint Michaël.
Lied • Het visioen der Wala
1.
Stilte gebied ik al d'heilige geslachten,
grote en kleine kinderen van Heimdal!
Gij wilt, Alvader, dat 'k wel ga vertellen,
d'oudste feiten, die als eerst' ik ken.
grote en kleine kinderen van Heimdal!
Gij wilt, Alvader, dat 'k wel ga vertellen,
d'oudste feiten, die als eerst' ik ken.
2.
Mij heugen reuzen in oertijd geboren,
die in den aanvang 't mensenhoofd mij voedden.
Negen hemelen, negen ruimten weet ik,
d'oude maatboom onder in de grond.
die in den aanvang 't mensenhoofd mij voedden.
Negen hemelen, negen ruimten weet ik,
d'oude maatboom onder in de grond.
3.
Oertijd! Toen was het dat Ymer leefde;
zand noch ook zee noch wilde golven.
Geen aarde was er en geen hemel boven,
gapend' afgrond, nergens was er gras.
zand noch ook zee noch wilde golven.
Geen aarde was er en geen hemel boven,
gapend' afgrond, nergens was er gras.
4.
Azen bewoonden heel het grote daadveld.
's Hemels tempel zij te samen bouwden.
's Hemels werkplaats om 't ware goud te smeden,
scheppers tongen, hemels werkgerei.
's Hemels tempel zij te samen bouwden.
's Hemels werkplaats om 't ware goud te smeden,
scheppers tongen, hemels werkgerei.
5.
Blij zij daar speelden van 't heilig lot het kansspel,
want zij bezaten 't goede overvloedig.
Tot daar kwamen de drie reuzen dochters,
Vretersheem verstoorde alle vreê.
want zij bezaten 't goede overvloedig.
Tot daar kwamen de drie reuzen dochters,
Vretersheem verstoorde alle vreê.
6.
Alle heersers gingen toen ten rechtstoel,
hoog-heilige goden samen het bespraken:
Wie nu zou scheppen al die soorten dwergen,
uit Brandings bloed in de schoot van Hemelblauw.
hoog-heilige goden samen het bespraken:
Wie nu zou scheppen al die soorten dwergen,
uit Brandings bloed in de schoot van Hemelblauw.
Lied • Sint Joris en Michaël
1.
't Is herfst in het land van de koning, de oogst wordt al binnen gehaald.
Het is de tijd voor een offer, een offer voor een draak.
Het is de tijd voor een offer, een offer voor een draak.
2.
Een offer wordt er gevonden, een offer voor de draak.
De koningsdochter is moedig, 't is zij, die haar lot aanvaardt.
De koningsdochter is moedig, 't is zij, die haar lot aanvaardt.
3.
De mensen lopen gebogen, zwaarmoedig door dit bericht.
De koningsdochter geofferd, dat is een te zwaar bericht.
De koningsdochter geofferd, dat is een te zwaar bericht.
4.
Sint Joris slaapt in de herberg, een droom valt over hem heen.
Hij zal de draak bedwingen in heftige strijd, heel alleen.
Hij zal de draak bedwingen in heftige strijd, heel alleen.
5.
't Is Michaël, die hem de kracht geeft, de kracht van een sterrenzwaard.
Het goede is sterker dan 't kwade, dat is ons allen wat waard.
Het goede is sterker dan 't kwade, dat is ons allen wat waard.
Lied • Don Quichote (1)
1.
Ik ben Don Quichote de La Mancha,
ik bestrijd het kwade hier op aard',
ik ben Don Quichote de La Mancha,
ik trek rond als ridder op mijn paard.
ik bestrijd het kwade hier op aard',
ik ben Don Quichote de La Mancha,
ik trek rond als ridder op mijn paard.
Tra-la-la, tra-la-la-la-la, ...
2.
En mijn trouwe domme Sancho Panzo,
hij verafschuwt gruwelijke strijd,
daarom helpt hij steeds met grote ijver,
zodat hij mij van de smaad bevrijdt.
hij verafschuwt gruwelijke strijd,
daarom helpt hij steeds met grote ijver,
zodat hij mij van de smaad bevrijdt.
Tra-la-la, tra-la-la-la-la, ...
3.
Ach, mijn Dulcinea van Toboosa,
'k droom van u als schone gemalin,
Ach, mijn lieve ware Mona Rosa,
'k zal u maken tot mijn koningin.
'k droom van u als schone gemalin,
Ach, mijn lieve ware Mona Rosa,
'k zal u maken tot mijn koningin.
Tra-la-la, tra-la-la-la-la, ...
Lied • Ridder Joris komt eraan
1.
Ridder Joris komt eraan, kan de boze draak verslaan.
Met zijn ijzersterke zwaard, stoot hij nu de draak ter aard’.
Met zijn ijzersterke zwaard, stoot hij nu de draak ter aard’.
2.
Ridder Joris rijdt te paard, komt eraan met reuze vaart.
Hij komt helpen in de nood, hij is machtig, sterk en groot.
Hij komt helpen in de nood, hij is machtig, sterk en groot.
Lied • Zie hier ridder Joris rijden
1.
Zie hier ridder Joris rijden door de bossen, over weiden,
hij wil helpen en moedig strijden, mensen van ’t kwaad bevrijden.
hij wil helpen en moedig strijden, mensen van ’t kwaad bevrijden.
2.
’s Konings dochter ziet hem komen in de verte bij de bomen,
roept: "Gij moet snel henen gaan, de draak zal spoedig komen!"
roept: "Gij moet snel henen gaan, de draak zal spoedig komen!"
3.
Joris echter komt naar voren, hij wil van geen wijken horen.
Als de draak uit het water komt, geeft hij zijn paard de sporen.
Als de draak uit het water komt, geeft hij zijn paard de sporen.
4.
Strijdend met zijn sterke speer, tegen ’t monster uit het meer,
met Gods hulp kan hij overwinnen, slaat hij de draak nu neer.
met Gods hulp kan hij overwinnen, slaat hij de draak nu neer.
Lied • Høyrt eg hev frå gamal tid
1.
Høyrt eg hev frå gamal tid,
ørnen flyg um verd.
No skal eg kveda om Sigurd unge
og om hans fyrste ferd.
ørnen flyg um verd.
No skal eg kveda om Sigurd unge
og om hans fyrste ferd.
Grane bar gullet av heie,
grane bar gull' av heie.
Sigurd svinga sverdet i vreie,
siger han på ormen vann.
Grane bar gullet av heie.
grane bar gull' av heie.
Sigurd svinga sverdet i vreie,
siger han på ormen vann.
Grane bar gullet av heie.
2.
Det var Sigurd Sigmundson,
han reid fram gjennom skog.
Dar mutte han ein gamal mann
et auge hadde han.
han reid fram gjennom skog.
Dar mutte han ein gamal mann
et auge hadde han.
Grane bar gullet av heie,
grane bar gull' av heie.
Sigurd svinga sverdet i vreie,
siger han på ormen vann.
Grane bar gullet av heie.
grane bar gull' av heie.
Sigurd svinga sverdet i vreie,
siger han på ormen vann.
Grane bar gullet av heie.
3.
"Høyr du Sigurd Sigmundson,
kan du seia meg
kva er det for ein liten mann
som fylger etter deg?"
kan du seia meg
kva er det for ein liten mann
som fylger etter deg?"
Grane bar gullet av heie,
grane bar gull' av heie.
Sigurd svinga sverdet i vreie,
siger han på ormen vann.
Grane bar gullet av heie.
grane bar gull' av heie.
Sigurd svinga sverdet i vreie,
siger han på ormen vann.
Grane bar gullet av heie.
4.
Regin Smed so kallas han,
ormens bror han er,
og han skal visa meg Fåvnes hus
på Gnitaheia der.
ormens bror han er,
og han skal visa meg Fåvnes hus
på Gnitaheia der.
Grane bar gullet av heie,
grane bar gull' av heie.
Sigurd svinga sverdet i vreie,
siger han på ormen vann.
Grane bar gullet av heie.
grane bar gull' av heie.
Sigurd svinga sverdet i vreie,
siger han på ormen vann.
Grane bar gullet av heie.
1.
Duister nog is het rijk van Kalevala,
akker en boom schept Väinämöinens zang.
akker en boom schept Väinämöinens zang.
Helden ontwaakt! Helden uit Kalevala,
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
2.
Ilmarin' smeedt de wonderbare Sampo,
in Noordlands duisternis uit 't_al ontstaan.
in Noordlands duisternis uit 't_al ontstaan.
Helden ontwaakt! Helden uit Kalevala,
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
3.
In Tuonela daalde Lemmikainen,
werd daar verscheurd, doch weder opgewekt.
werd daar verscheurd, doch weder opgewekt.
Helden ontwaakt! Helden uit Kalevala,
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
4.
O, gij drie helden onzer mensheid,
geeft ons uw licht, vormt onze jonge kracht.
geeft ons uw licht, vormt onze jonge kracht.
Helden ontwaakt! Helden uit Kalevala,
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
wijst ons de weg, gij Lemminkainen!
Kantele speel! Zing met ons, Väinämöinen,
smeedt ons de toekomst, gij Ilmarin'!
Lied • Franciscus en de wolf
1.
O, Broeder Franciscus, help ons hier
tegen de wolf, dat wrede dier!
Hij vreet mensen, hond en kat,
niemand durft meer uit de stad!
tegen de wolf, dat wrede dier!
Hij vreet mensen, hond en kat,
niemand durft meer uit de stad!
2.
En Broeder Franciscus, in Gods naam,
gaat naar de wolf en spreekt hem aan:
"'k_Maak dit kruis dat jou gebied:
staak je roofzucht en moord niet!"
gaat naar de wolf en spreekt hem aan:
"'k_Maak dit kruis dat jou gebied:
staak je roofzucht en moord niet!"
3.
"Kom, Broeder Wolf, arm dier kom bij mij,
geef mij je poot en ik zeg erbij:
dat je mens en dier belooft,
dat je nooit meer vreet en rooft!"
geef mij je poot en ik zeg erbij:
dat je mens en dier belooft,
dat je nooit meer vreet en rooft!"
4.
En Broeder Wolf, hij werd heel tam,
toen Franciscus hem naar de stad meenam.
Eten gaf men hem voortaan,
men kon in vrede gaan en staan.
toen Franciscus hem naar de stad meenam.
Eten gaf men hem voortaan,
men kon in vrede gaan en staan.