Agentje, agentje, help me alsjeblieft! Agentje, agentje, kom toch alsjeblieft! 't Is hier veel te druk voor mij,
want er rijdt zoveel voorbij!
En u bent een aardige agent.
Bibliotheek
Canons
Liederen kleuters
Liederen klas 1
Liederen klas 2
Liederen klas 3
Liederen klas 4
Liederen klas 5
Liederen klas 6
Liederen klas 7
Liederen - jaarfeesten
Liederen - thema's
Meerstemmig
Helioskampen
Auteurs
De 25 favorieten van ...
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
Lied • Agentje
1.
2.
Agentje, agentje, help me alsjeblieft! Agentje, agentje, kom toch alsjeblieft! Brengt u mij dan aan uw hand
netjes naar de overkant?
Want u bent een aardige agent.
netjes naar de overkant?
Want u bent een aardige agent.
Lied • Chauffeurtje
1.
Chauffeurtje, mag ik mee? Mag ik mee met jou? Ja, juffrouw. Ja juffrouw.
Chauffeurtje, mag ik mee? Mag ik mee met jou? Ja, juffrouw.
Chauffeurtje, mag ik mee? Mag ik mee met jou? Ja, juffrouw.
2.
We gaan naar Amsterdam en naar Rotterdam.
Ja, juffrouw. Ja juffrouw.
We gaan naar Amsterdam en naar Rotterdam.
Ja, juffrouw. Ja juffrouw.
Ja, juffrouw. Ja juffrouw.
We gaan naar Amsterdam en naar Rotterdam.
Ja, juffrouw. Ja juffrouw.
Lied • Conducteurtje, knip mijn kaartje
Conducteurtje, knip mijn kaartje,
'k neem mijn hondje mee.
Tjoeke, tjoeketoek, stap maar in met z'n twee.
Doe de deur dicht, kijk uit 't raampje,
want de chef staat klaar, met z'n hand in de hoogte,
fuut, rijden maar!
'k neem mijn hondje mee.
Tjoeke, tjoeketoek, stap maar in met z'n twee.
Doe de deur dicht, kijk uit 't raampje,
want de chef staat klaar, met z'n hand in de hoogte,
fuut, rijden maar!
Lied • De knipperbol
Wat zegt de knipperbol? Kom maar hier, ik help je met plezier. Dat zegt de knipperbol. Stap, stap, hand in hand, rustig naar de overkant.
Lied • De overweg
1.
Ring! Ring! Ring!
Wat is dat voor een ding?
Dit is de bel van de overweg.
Wie waai weg, de overweg.
't Rode lichtje lacht, als je netjes wacht.
Wat is dat voor een ding?
Dit is de bel van de overweg.
Wie waai weg, de overweg.
't Rode lichtje lacht, als je netjes wacht.
2.
Bel! Bel! Bel!
Nu weet je ’t zeker wel.
Dit is de bel van de overweg.
Wie waai weg, de overweg. 't Lichtje is nog aan,
dus dan blijf je staan!
Nu weet je ’t zeker wel.
Dit is de bel van de overweg.
Wie waai weg, de overweg. 't Lichtje is nog aan,
dus dan blijf je staan!
3.
Ei! Ei! Ei!
De trein is al voorbij.
Dit is de bel van de overweg.
Wie waai weg, de overweg. 't Licht is uit en jij
mag weer vrij voorbij.
De trein is al voorbij.
Dit is de bel van de overweg.
Wie waai weg, de overweg. 't Licht is uit en jij
mag weer vrij voorbij.
Lied • Hup, agent!
Hup, agent, steek je hand eens op. Nu staat alles stop. Tuf, tuf, tuf, daar komen wij in een lange rij. Nu mogen wij zeker niet voorbij.
Lied • Ieder zijn eigen weg
Weet je 't goed? Waar de auto / fietser / ons klasje rijden moet?
Ja! Allemaal een eigen paadje, allemaal een eigen weg.
Auto's hier en fietsers daar, en dit is de weg van de wandelaar.
Ja! Allemaal een eigen paadje, allemaal een eigen weg.
Auto's hier en fietsers daar, en dit is de weg van de wandelaar.
Lied • Marionneke
Marionneke, waar gaan we spelen?
Spelen met de bal. Ik weet het al.
Mamma zegt: als je ballen gaat,
doe het dan maar niet op straat.
Doe het in de tuin, dan kan 't geen kwaad.
Spelen met de bal. Ik weet het al.
Mamma zegt: als je ballen gaat,
doe het dan maar niet op straat.
Doe het in de tuin, dan kan 't geen kwaad.
Lied • Op de fiets
1.
Impe dimpe dijen,
op een fietsje rijen,
op een fietsje met een bel,
dat kan ik wel!
Fideldi, fideldi, fiets, fiets, fiets, kijk goed uit, dan gebeurt er niets.
op een fietsje rijen,
op een fietsje met een bel,
dat kan ik wel!
Fideldi, fideldi, fiets, fiets, fiets, kijk goed uit, dan gebeurt er niets.
2.
Impe dimpe doekje,
ga je om een hoekje,
wees dan niet zo domme dom
en kijk eerst om!
Fideldi, fideldi, fiets, fiets, fiets, kijk goed uit, dan gebeurt er niets.
ga je om een hoekje,
wees dan niet zo domme dom
en kijk eerst om!
Fideldi, fideldi, fiets, fiets, fiets, kijk goed uit, dan gebeurt er niets.
3.
Impe dimpe dantje,
wijs maar met je handje,
wijs maar met je handje
naar de linkerkant!
Fideldi, fideldi, fiets, fiets, fiets, kijk goed uit, dan gebeurt er niets.
wijs maar met je handje,
wijs maar met je handje
naar de linkerkant!
Fideldi, fideldi, fiets, fiets, fiets, kijk goed uit, dan gebeurt er niets.
Lied • Oversteken
Lineke, Tineke, Carolineke, willen met z'n allen naar de overkant. Staan eerst stil voor de stoeprand. Stop! Kijk goed uit. Let goed op. Dan gaan ze vlug naar de overkant. Daar staan ze hand in hand.
Lied • Pinda liep langs spoorwegbaan
1.
Pinda liep langs spoorwegbaan,
daar kwam toen een treintje aan.
Pinda keek niet uit helaas,
tuut, tuut, tuut, pindakaas.
daar kwam toen een treintje aan.
Pinda keek niet uit helaas,
tuut, tuut, tuut, pindakaas.
2.
Besje liep langs spoorwegbaan,
daar kwam toen een treintje aan.
Besje kreeg een reuze klap,
tuut, tuut, tuut, bessensap.
daar kwam toen een treintje aan.
Besje kreeg een reuze klap,
tuut, tuut, tuut, bessensap.
3.
Eitje liep langs spoorwegbaan,
daar kwam toen een treintje aan.
Eitje had niet opgelet,
tuut, tuut, tuut, omelet.
daar kwam toen een treintje aan.
Eitje had niet opgelet,
tuut, tuut, tuut, omelet.
4.
Uitje liep langs spoorwegbaan,
daar kwam toen een treintje aan.
Uitje keek niet uit, o wee,
tuut, tuut, tuut, ui-hachee.
daar kwam toen een treintje aan.
Uitje keek niet uit, o wee,
tuut, tuut, tuut, ui-hachee.
5.
Nootje liep langs spoorwegbaan,
daar kwam toen een treintje aan.
Nootje zag de trein te laat,
tuut, tuut, tuut, nootmuskaat.
daar kwam toen een treintje aan.
Nootje zag de trein te laat,
tuut, tuut, tuut, nootmuskaat.
6.
Appeltje liep langs spoorwegbaan,
daar kwam toen een treintje aan.
Appeltje keek niet uit, die snoes,
tuut, tuut tuut, appelmoes.
daar kwam toen een treintje aan.
Appeltje keek niet uit, die snoes,
tuut, tuut tuut, appelmoes.
7.
Erwtje liep langs spoorwegbaan,
daar kwam toen een treintje aan.
Erwtje kon niet op de stoep,
tuut, tuut, tuut, erwtensoep.
daar kwam toen een treintje aan.
Erwtje kon niet op de stoep,
tuut, tuut, tuut, erwtensoep.
8.
Haver liep langs spoorwegbaan,
daar kwam toen een treintje aan.
Dat heeft haver zeer berouwd,
tuut, tuut, tuut, havermout.
daar kwam toen een treintje aan.
Dat heeft haver zeer berouwd,
tuut, tuut, tuut, havermout.
Lied • Rood of groen
1.
Rood zijn de kersen,
rood zijn je wangen,
rood is het lichtje in de straat.
Zie je de mensen netjes wachten?
Zie je dat niemand verder gaat?
Zo is het goed. Zo is het goed.
Rood wil zeggen dat je wachten moet.
rood zijn je wangen,
rood is het lichtje in de straat.
Zie je de mensen netjes wachten?
Zie je dat niemand verder gaat?
Zo is het goed. Zo is het goed.
Rood wil zeggen dat je wachten moet.
2.
Groen zijn de bomen,
groen zijn de kikkers,
groen is het lichtje in de straat.
Zie je dat alle mensen lopen?
Zie je dat ieder verder gaat?
Zo is het goed. Zo is het goed.
Groen wil zeggen dat je verder moet.
groen zijn de kikkers,
groen is het lichtje in de straat.
Zie je dat alle mensen lopen?
Zie je dat ieder verder gaat?
Zo is het goed. Zo is het goed.
Groen wil zeggen dat je verder moet.
Lied • Straatrumoer
1.
Door de straat, door de straat rijdt een autobus.
Van je Pè pè pè doet die autobus.
Sjonge jonge jonge, hoor eens even wat een leven, wat een leven. Pè pè pè wat een leven maakt die bus.
Van je Pè pè pè doet die autobus.
Sjonge jonge jonge, hoor eens even wat een leven, wat een leven. Pè pè pè wat een leven maakt die bus.
2.
Door de straat, door de straat
rijdt een motorfiets, van je
br-rr-rr doet die motorfiets.
Sjonge jonge jonge, hoor eens even wat een leven, wat een leven. Br-rr-rr-rr, rr-rr-rr-rr,
wat een leven maakt die fiets!
rijdt een motorfiets, van je
br-rr-rr doet die motorfiets.
Sjonge jonge jonge, hoor eens even wat een leven, wat een leven. Br-rr-rr-rr, rr-rr-rr-rr,
wat een leven maakt die fiets!
3.
Door de straat, door de straat
loopt een zwarte kat, van je mauw- mauw-maiw-mauw doet die zwarte kat. Sjonge jonge jonge, hoor eens even
wat een leven, wat een leven. Mauw-mauw-mauw-mauw, mauw- mauw-mauw, wat een leven maakt die kat!
loopt een zwarte kat, van je mauw- mauw-maiw-mauw doet die zwarte kat. Sjonge jonge jonge, hoor eens even
wat een leven, wat een leven. Mauw-mauw-mauw-mauw, mauw- mauw-mauw, wat een leven maakt die kat!
Lied • Zebra
1.
Zebra, mag ik over je lopen,
mag ik over je ruggetje lopen?
Ja, zegt de zebra,
als je maar heel voorzichtig doet,
dan vind ik het best, dan vind ik het goed.
Dat zegt de zebra.
mag ik over je ruggetje lopen?
Ja, zegt de zebra,
als je maar heel voorzichtig doet,
dan vind ik het best, dan vind ik het goed.
Dat zegt de zebra.
2.
Zebra, mag ik over je lopen,
mag ik over je ruggetje lopen?
Ja, zegt de zebra,
Maar als het rode lichtje brandt,
dan blijven we netjes staan aan de kant.
Dat zegt de zebra.
mag ik over je ruggetje lopen?
Ja, zegt de zebra,
Maar als het rode lichtje brandt,
dan blijven we netjes staan aan de kant.
Dat zegt de zebra.
3.
Zebra, mag ik over je lopen,
mag ik over je ruggetje lopen?
Ja, zegt de zebra,
Doe ik het groene lichtje aan,
dan kan je weer veilig wandelen gaan.
Dat zegt de zebra.
mag ik over je ruggetje lopen?
Ja, zegt de zebra,
Doe ik het groene lichtje aan,
dan kan je weer veilig wandelen gaan.
Dat zegt de zebra.
Lied • Zo gaat dat!
1.
Er liep een jongetje in een straatje
en dat jochie was zo dom.
Hij stak over en hij keek niet
en een fietser reed hem om.
en dat jochie was zo dom.
Hij stak over en hij keek niet
en een fietser reed hem om.
2.
Er liep een meisje in een straatje
en dat meisje was zo stout.
Want ze reed haar poppenwagen
op de rijweg, dat was fout!
en dat meisje was zo stout.
Want ze reed haar poppenwagen
op de rijweg, dat was fout!
3.
Er liep een heertje in een straatje
en dat zei: "Ik schrik hiervan,
als je niet wat beter oppast,
komen er ongelukken van."
en dat zei: "Ik schrik hiervan,
als je niet wat beter oppast,
komen er ongelukken van."