Als duizenden sterren verschijnen
en het maantje zo vriendelijk lacht,
dan komen de goede eng'len
en houden zo trouwe de wacht.
Bibliotheek
Leeftijdsgroep
Soort lied
Toonreeks
Begeleiding
Taal
Jaarfeest
Seizoen
Thema
Bezetting
Liederen kleuters
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
1.
2.
En dan gaan de kinderen slapen,
Sint Nicolaas komt op zijn paard.
Hij heeft voor de mensenkind'ren
de schatten des hemels bewaard.
Sint Nicolaas komt op zijn paard.
Hij heeft voor de mensenkind'ren
de schatten des hemels bewaard.
Lied • Bim-bam, klokken luiden (2)
Bimbam, binbam klokken luiden: bimbam!
Heilig en stil daalt de avond neer,
klokgelui brengt ons het Kerstfeest weer.
Bim bam, bimbam, Kerstmis komt nu,
bimbam, bim-bam, bom!
Heilig en stil daalt de avond neer,
klokgelui brengt ons het Kerstfeest weer.
Bim bam, bimbam, Kerstmis komt nu,
bimbam, bim-bam, bom!
Lied • Bitterkoud was deze nacht
Bitterkoud was deze nacht.
Engeltjes hadden het Kindje gebracht.
Os en ezeltje hielden het warm.
’t Kindje, dat lag op Maria’s arm.
Engeltjes hadden het Kindje gebracht.
Os en ezeltje hielden het warm.
’t Kindje, dat lag op Maria’s arm.
Lied • Daar komt een schip geladen (1)
1.
Daar komt een schip geladen,
tot aan het hoogste boord.
Maria houdt het roeder,
die engel stuurt het voort.
tot aan het hoogste boord.
Maria houdt het roeder,
die engel stuurt het voort.
2.
In een zo stille wagen, komt ons dat schip aan land.
Het brengt ons rijke gaven, een Zoon is ons gezand.
Het brengt ons rijke gaven, een Zoon is ons gezand.
3.
Het ligt in ene kribbe, dat lieve kleine Kind,
In ener beesten kribbe, in arme doekelkijn.
In ener beesten kribbe, in arme doekelkijn.
4.
Het ligt in ene wiege, dat lieve Kindelijn.
Het lichtet als een spiegel, geloved moet het zijn.
Het lichtet als een spiegel, geloved moet het zijn.
De eng'len staken alle sterren aan, toen zag ik plots een wolkje opengaan,
en langs de stralen van de zilv'ren maan kwam Sinterklaas gegaan.
Gloria, trouw is zijn knecht en zijn ezel zegt: "I-a, i-a".
zowaar als ik hier sta. trouw is zijn Piet
de zilveren maan
de engelen staken
en langs de stralen van de zilv'ren maan kwam Sinterklaas gegaan.
Gloria, trouw is zijn knecht en zijn ezel zegt: "I-a, i-a".
zowaar als ik hier sta. trouw is zijn Piet
de zilveren maan
de engelen staken
Lied • De sinterklaasboot
Bootje op de baren, komt van verre aangevaren.
Scheepje schommelt over de zee, brengt voor ons allen wat lekkers mee.
Scheepje schommelt over de zee, brengt voor ons allen wat lekkers mee.
Lied • Drie pepernootmannetjes
Drie pepernootmannetjes, koekeliekoe, die wonen in koekekoekland.
Drie pepernootmannetjes, koekeliekoe die dansen daar hand in hand.
En als ze niet dansen dan zitten ze stil,
zo stil als geen pepernootmannetje wil, koekelieka, koekeliekoe
want nooit is zo'n pepernootmannetje moe.
Drie pepernootmannetjes, koekeliekoe die dansen daar hand in hand.
En als ze niet dansen dan zitten ze stil,
zo stil als geen pepernootmannetje wil, koekelieka, koekeliekoe
want nooit is zo'n pepernootmannetje moe.
Lied • Elf november
1.
Elf november is de dag, dat mijn lichtje branden mag.
2.
Twaalf november is de dag, dat ik mag snoepen de hele dag.
Lied • Herdersspelletje
De herders zij waken tesaâm op het veld.
Zij hebben hun schapen en lammetjes geteld.
Zij gaan nu allemaal slapen en weten dat engelen waken.
Zij hebben hun schapen en lammetjes geteld.
Zij gaan nu allemaal slapen en weten dat engelen waken.
Lied • Het staldeurtje kraakte
1.
Het staldeurtje kraakte, de os loeide zacht.
Toen Jozef ontwaakte was 't kindje gebracht.
Toen Jozef ontwaakte was 't kindje gebracht.
2.
't Had haartjes als zijde, een mondje zo klein.
Er straald' om Zijn hoofdje een heldere schijn.
Er straald' om Zijn hoofdje een heldere schijn.
3.
"Wij noemen Hem Jezus", heeft Jozef gezegd.
Maria, die heeft Hem in 't kribje gelegd.
Maria, die heeft Hem in 't kribje gelegd.
4.
Wie loopt op het paadje en wie klopt daar aan?
't Zijn herders, die zwijgend voor_'t staldeurtje staan.
't Zijn herders, die zwijgend voor_'t staldeurtje staan.
5.
Dan klinken hun stemmen: "De Heer zij geloofd!"
Zij nemen eerbiedig de muts van het hoofd.
Zij nemen eerbiedig de muts van het hoofd.
Lied • Ik loop hier met mijn lantaren
Ik loop hier met mijn lantaren en mijn lantaren met mij.
Daarboven stralen de sterren, beneden stralen wij.
Mijn lichtje schijnt, ik zing bij uw deur, uw gave maakt mij blij.
En als mijn lichtje uit is gegaan, dan gaan wij weer samen naar huis.
Daarboven stralen de sterren, beneden stralen wij.
Mijn lichtje schijnt, ik zing bij uw deur, uw gave maakt mij blij.
En als mijn lichtje uit is gegaan, dan gaan wij weer samen naar huis.
Lied • Kaarsje
Kaarsje, kaarsje, kaarsje,
o mooi lichtje, staat te stralen in de donkere nacht.
Dank je, dank je, dank je, lieve bijen, die mij bijenwas voor 't kaarsje gaf.
Kaarsje, kaarsje, kaarsje, lichtje in mijn hart, dat het kerstkind mijn hart zo vinden mag.
o mooi lichtje, staat te stralen in de donkere nacht.
Dank je, dank je, dank je, lieve bijen, die mij bijenwas voor 't kaarsje gaf.
Kaarsje, kaarsje, kaarsje, lichtje in mijn hart, dat het kerstkind mijn hart zo vinden mag.
Lied • Klein, klein Jezuken
Klein, klein Jezuken, heb je zulke kou?
Komt in mijn harteke wonen
en maakt u daar een schouw.
We zullen een vuurtje stoken,
we zullen een pappeke koken.
En brengt er uw liefste moederke mee,
dan zijn we al tevreê.
Komt in mijn harteke wonen
en maakt u daar een schouw.
We zullen een vuurtje stoken,
we zullen een pappeke koken.
En brengt er uw liefste moederke mee,
dan zijn we al tevreê.
Lied • Koetjes in t stalletje
1.
Koetjes in het stalletje, wees toch wat stil,
hier is een klein kindje dat slapen wil!
"Boe", zeggen de koeien, "dan zullen we niet meer loeien."
hier is een klein kindje dat slapen wil!
"Boe", zeggen de koeien, "dan zullen we niet meer loeien."
2.
"Bè", zeggen de schapen, "dan zullen we niet meer blaten."
3.
"Woef", zeggen de hondjes, "houd jullie dan ook je mondjes!"
Lied • Lampionnerij
Lampionnerij, lampionnerij,
geef mij een lekkertje dan ga 'k voorbij.
’k Heb geen geld om een lekkertje te kopen,
daarom moet ik met mijn lampje lopen.
geef mij een lekkertje dan ga 'k voorbij.
’k Heb geen geld om een lekkertje te kopen,
daarom moet ik met mijn lampje lopen.
Lied • Lampionnetje (2)
Lampionnetje, schijn maar in de donk’re nacht! donkere nacht
Als een zonnetje; licht heeft steeds geluk gebracht!
Als een zonnetje; licht heeft steeds geluk gebracht!
Lied • Lied van Piet
1.
Piet heeft gesnoept van de pepernoten,
Piet heeft gesnoept van het suikergoed.
Piet heeft gesnoept van de boterletter,
Piet, Piet, Piet, dat is dom wat je doet!
Sinterklaas weet alles toch,
Pietertje Roet, och, och, och!
Piet heeft gesnoept van het suikergoed.
Piet heeft gesnoept van de boterletter,
Piet, Piet, Piet, dat is dom wat je doet!
Sinterklaas weet alles toch,
Pietertje Roet, och, och, och!
2.
Piet heeft gefietst op de kinderfietsen,
Piet heeft gespeeld met de speelgoedtrein.
Pietertje Roet wou zo dolgraag spelen,
Piet wou net als de kinderen zijn.
Sint zegt: "Nou voor deze keer,
Pietertje Zoet, dan nooit meer!"
Piet heeft gespeeld met de speelgoedtrein.
Pietertje Roet wou zo dolgraag spelen,
Piet wou net als de kinderen zijn.
Sint zegt: "Nou voor deze keer,
Pietertje Zoet, dan nooit meer!"
Lied • Lieve Pietepiet, ben jij daar?
Lieve Pietepiet ben je daar
Zwarte Pietepiet ben jij daar?
Zwarte Pietepiet strooi dan maar!
Zakken vol suikergoed en lekk're dingen,
hoor je dan niet hoe mooi we zingen?
Zwarte Pietepiet ben jij daar?
Zwarte Pietepiet strooi dan maar!
Zakken vol suikergoed en lekk're dingen,
hoor je dan niet hoe mooi we zingen?
Lied • Martijn, Martijn
Martijn turref in de murref in de maneschijn.
Gooi in de most, gooi in de wijn! Hier woont Sint Martijn.
Martijn had een schaartje, dat wou niet knippen.
Martijn had een mesje, dat wou niet snijden.
Martijn had een touwtje, dat wou niet knopen.
Een zwaard, een zwaard, en laat me lopen!
Gooi in de most, gooi in de wijn! Hier woont Sint Martijn.
Martijn had een schaartje, dat wou niet knippen.
Martijn had een mesje, dat wou niet snijden.
Martijn had een touwtje, dat wou niet knopen.
Een zwaard, een zwaard, en laat me lopen!
Lied • Moeder, 'k heb Sinterklaas gezien
1.
Moeder, 'k heb Sinterklaas gezien tussen de bomen, tussen de bomen.
Moeder, 'k heb Sinterklaas gezien tussen de bomen, zo ver van hier.
Moeder, 'k heb Sinterklaas gezien tussen de bomen, zo ver van hier.
2.
En hij deed zijn mutsje af voor meneren, voor meneren.
En hij deed zijn mutsje af voor meneren en madam.
En hij deed zijn mutsje af voor meneren en madam.
3.
Hij had een laars al op zijn rug, vol met koeken, vol met koeken.
Hij had een laars al op zijn rug, vol met koeken zo groot als ik.
Hij had een laars al op zijn rug, vol met koeken zo groot als ik.
4.
En hij stond daar zo plezant met zijn mutsje, met zijn mutsje.
En hij stond daar zo plezant met zijn mutsje, al in zijn hand.
En hij stond daar zo plezant met zijn mutsje, al in zijn hand.
5.
En wat had hij in zijn zak? Suikerbollen, suikerbollen.
En wat had hij in zijn zak? Suikerbollen, een hele pak.
En wat had hij in zijn zak? Suikerbollen, een hele pak.
6.
En wat had hij dan nog mee? Appelsienen, appelsienen.
En wat had hij dan nog mee? Appelsienen, een hele slee.
En wat had hij dan nog mee? Appelsienen, een hele slee.
7.
En zijn knecht, die was bezig met de oven, met de oven.
En zijn Piet, die was bezig met de oven waarin hij bakt.
En zijn Piet, die was bezig met de oven waarin hij bakt.
8.
En zijn ezel ging gebukt onder die zakken, onder zakken.
En zijn ezel ging gebukt onder die zakken al op zijn rug.
En zijn ezel ging gebukt onder die zakken al op zijn rug.
9.
Moeder, komt hij nog niet af, 't wordt al donker, 't wordt al donker.
Moeder, komt hij nog niet af, 't wordt al donker overal!
Moeder, komt hij nog niet af, 't wordt al donker overal!
10.
Hoort ge buiten dat gedruis? 't Belletje rinkelt, 't belletje rinkelt.
Hoort ge buiten dat gedruis? 't Belletje rinkelt voor ons huis.
Hoort ge buiten dat gedruis? 't Belletje rinkelt voor ons huis.
11.
'k Hoor al stappen in de gang; kom maar binnen, kom maar binnen.
'k Hoor al stappen in de gang, kom maar binnen, heilige man!
'k Hoor al stappen in de gang, kom maar binnen, heilige man!
Lied • O, raapje zoet!
O raapje zoet, wat smaak je goed, na al dat zware werk!
Eet nu je buik maar dik en rond, dan word je groot en sterk!
Eet nu je buik maar dik en rond, dan word je groot en sterk!
Lied • Op het dak
1.
Krik-krak krikkrak, Pietje op het dak!
Kunstjes maken op de daken.
Kunstjes maken op de daken.
2.
Noten strooien, pakjes gooien.
3.
Dakenpietje, niemand ziet je.
Lied • Over de wijde zeeën
Over de wijde zeeën, daar vaart een boot zo wit.
Een rookpluim zie ik zweven en vlaggetjes rood en wit.
Die dansen een olijke hupse dans, de wind laat ze zwieren,
de zon geeft ze glans, wat vrolijk feest!
Wie zou daar komen? sst...zoetjes van dromen!
Een rookpluim zie ik zweven en vlaggetjes rood en wit.
Die dansen een olijke hupse dans, de wind laat ze zwieren,
de zon geeft ze glans, wat vrolijk feest!
Wie zou daar komen? sst...zoetjes van dromen!
Klik-klak, klik-klak, klik-klak, klik. 2x
1.
Pietje, Pietje, hou je vast,
aan de schouw of aan het dak!
't Is zo donker deze nacht,
't enige licht is manenpracht.
aan de schouw of aan het dak!
't Is zo donker deze nacht,
't enige licht is manenpracht.
Klik-klak, klik-klak, klik-klak, klik. 2x
2.
Zie, die schoentjes door de schouw,
't pakje glijdt door Piet z'n mouw!
Sint kijkt toe hoe Piet dat doet,
alle kind'ren zijn zo zoet.
't pakje glijdt door Piet z'n mouw!
Sint kijkt toe hoe Piet dat doet,
alle kind'ren zijn zo zoet.
Klik-klak, klik-klak, klik-klak, klik. 2x
3.
Schuift Piet uit al op het dak,
danst in 't rond en pakt zijn zak.
Nu gaan Piet en Sint weer voort,
over 't dak, zoals het hoort.
danst in 't rond en pakt zijn zak.
Nu gaan Piet en Sint weer voort,
over 't dak, zoals het hoort.
Klik-klak, klik-klak, klik-klak, klik. 2x