Eén, twee, drie, kom duifjes, kom gauw hier!
Zoek voor mij de linzen uit in dit kleine kopje,
zoek de slechte er maar uit, die zijn voor jullie kropje.
Bibliotheek
Leeftijdsgroep
Soort lied
Toonreeks
Begeleiding
Taal
Jaarfeest
Seizoen
Thema
Bezetting
Liederen klas 1
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
Lied • Assepoester
1.
2.
Eén, twee, drie, kom duifjes, kom gauw hier!
Wil graag naar de bruiloft gaan en de jonge koning zien,
als jullie me helpen saâm, word ik zelfs de bruid misschien
Wil graag naar de bruiloft gaan en de jonge koning zien,
als jullie me helpen saâm, word ik zelfs de bruid misschien
Lied • Daar waren twaalf kaboutertjes
1.
Daar waren twaalf kaboutertjes, hier zijn ze, kijk maar zelf,
en één liep hard van d'anderen weg, toen waren er nog maar elf.
en één liep hard van d'anderen weg, toen waren er nog maar elf.
2.
Daar waren elf kaboutertjes, ik heb ze zelf gezien,
en één die wilde slapen gaan, toen waren er nog maar tien.
en één die wilde slapen gaan, toen waren er nog maar tien.
3.
Daar waren tien kaboutertjes, die liepen in de regen,
en één viel in een diepe plas, toen waren er nog maar negen.
en één viel in een diepe plas, toen waren er nog maar negen.
4.
Daar waren negen kaboutertjes, die zaten aan de gracht,
en één voer in een bootje weg, toen waren er nog maar acht.
en één voer in een bootje weg, toen waren er nog maar acht.
5.
Daar waren acht kaboutertjes, die hebben een feest gegeven,
en één kroop in een holle boom, toen waren er nog maar zeven.
en één kroop in een holle boom, toen waren er nog maar zeven.
6.
Daar waren zeven kaboutertjes, die aten een groene bes,
en één die kreeg er buikpijn van, toen waren er nog maar zes.
en één die kreeg er buikpijn van, toen waren er nog maar zes.
7.
Eén van de zes zei heel tevreê: " 'k G'loof dat ik hier maar blijf",
en zette zich op het zachte mos, toen waren er nog maar vijf.
en zette zich op het zachte mos, toen waren er nog maar vijf.
8.
Daar waren vijf kaboutertjes, die zagen een griezelig dier,
en één ervan sloeg op de vlucht, toen waren er nog maar vier.
en één ervan sloeg op de vlucht, toen waren er nog maar vier.
9.
Daar waren vier kaboutertjes, die reden naar Overschie,
en één ging met het windje mee, toen waren er nog maar drie.
en één ging met het windje mee, toen waren er nog maar drie.
10.
Daar waren drie kaboutertjes, die gingen saâm naar zee,
één ging wat spelen op het strand, toen waren er nog maar twee.
één ging wat spelen op het strand, toen waren er nog maar twee.
11.
Daar waren twee kaboutertjes, die dansten op één been,
maar één die werd zo vrees'lijk moe, toen was er nog maar één.
maar één die werd zo vrees'lijk moe, toen was er nog maar één.
12.
Die riep bedroefd: "Kaboutertjes, kom hier, ach, kom toch hier!"
Toen kwamen al z'n vriendjes weer en dansten van plezier!
Toen kwamen al z'n vriendjes weer en dansten van plezier!
Lied • Dag, sneeuwklokje!
Dag, sneeuwklokje, wit rokje, ik zie je daar wel staan!
De winter, die is nu heengegaan. Nu jij weer staat te bloeien,
gaan krokusbolletjes groeien; de groene sprietjes kun je al zien;
worden ze geel of paars misschien?
De winter, die is nu heengegaan. Nu jij weer staat te bloeien,
gaan krokusbolletjes groeien; de groene sprietjes kun je al zien;
worden ze geel of paars misschien?
Lied • De kop van de kat
En de kop van de kat was jarig en de pootjes vierden feest.
Het staartje kon niet meedoen, want het was pas ziek geweest.
Hij kwam pas uit het ziekenhuis en had zo’n pijn in zijn keel...
en al dat dansen en dat springen was hem veel te veel.
Het staartje kon niet meedoen, want het was pas ziek geweest.
Hij kwam pas uit het ziekenhuis en had zo’n pijn in zijn keel...
en al dat dansen en dat springen was hem veel te veel.
Lied • De wortelkindertjes
Tussen wortels van de bomen, liggen kind’ren stil te dromen.
Moeder Aarde houdt de wacht in de donk’re winternacht.
Ontwaakt! Aan ’t werk nu lieve kind’ren klein, want spoedig zal het lente zijn!
Moeder Aarde houdt de wacht in de donk’re winternacht.
Ontwaakt! Aan ’t werk nu lieve kind’ren klein, want spoedig zal het lente zijn!
Pink, pink, pink! Pinke, pinke, pink! Vrolijk roepen mus en vink:
"Ga je wassen in de plassen, schudden met je veren, en maar kwinkeleren!"
Pink, pink, pink! Pinke, pinke, pink! Vrolijk roepen mus en vink.
"Ga je wassen in de plassen, schudden met je veren, en maar kwinkeleren!"
Pink, pink, pink! Pinke, pinke, pink! Vrolijk roepen mus en vink.
Lied • Hakke, hakke, bom!
1.
Hakke, hakke bom,
Jantje ligt weer om!
Schaatsenrijden wil hij leren;
valt hij daarbij honderd keren.
Daar geeft Jan niet om. 2x
Jantje ligt weer om!
Schaatsenrijden wil hij leren;
valt hij daarbij honderd keren.
Daar geeft Jan niet om. 2x
2.
Hei, daar schuift hij uit,
bons, daar ligt de guit!
Slager's Hein vraagt: "Jan, wat zoek je?"
Jantje voelt eens naar zijn broekje,
en klauwt weer vooruit. 2x
bons, daar ligt de guit!
Slager's Hein vraagt: "Jan, wat zoek je?"
Jantje voelt eens naar zijn broekje,
en klauwt weer vooruit. 2x
3.
Neen, ons Jantje klein
maalt niet om wat pijn,
want al vallend leert men rijden.
Wie een blauwe plek wil mijden
moet op_'t ijs niet zijn. 2x
maalt niet om wat pijn,
want al vallend leert men rijden.
Wie een blauwe plek wil mijden
moet op_'t ijs niet zijn. 2x
4.
Hou maar dapper aan,
kleine, 't_zal wel gaan!
Liever toch dan uit te drogen
achter 't_vuur met slaap in d'ogen
zie_'k u op de baan. 2x
kleine, 't_zal wel gaan!
Liever toch dan uit te drogen
achter 't_vuur met slaap in d'ogen
zie_'k u op de baan. 2x
5.
Hakke, hakke hak,
't_gaat al met gemak.
Langzaam rijden, langzaam draaien,
strakjes zal je zwierig zwaaien
over_'t effen vlak. 2x
't_gaat al met gemak.
Langzaam rijden, langzaam draaien,
strakjes zal je zwierig zwaaien
over_'t effen vlak. 2x
6.
Kijk, daar houd ik van,
van zo'n kleuterman!
Die, in plaats van stil te dromen,
wakker aan vooruit wil komen
en wat lijden kan. 2x
van zo'n kleuterman!
Die, in plaats van stil te dromen,
wakker aan vooruit wil komen
en wat lijden kan. 2x
Lied • Hei-ho, de winter moet nu gaan!
1.
Hei-ho, de winter moet nu gaan!
Hei-ho, met de sneeuw is het gedaan!
Wij jagen hem nu uit het land
en zingen samen hand in hand.
Hei-ho, de winter moet nu gaan!
Hei-ho, met de sneeuw is het gedaan!
Wij jagen hem nu uit het land
en zingen samen hand in hand.
Hei-ho, de winter moet nu gaan!
2.
Hei-ho, de winter jaag ik weg!
Luister nu goed wat ik je zeg:*
"De aarde gaat ontwaken,
de vorst zal niet meer kraken."
Hei-ho, de winter moet nu gaan!
Luister nu goed wat ik je zeg:*
"De aarde gaat ontwaken,
de vorst zal niet meer kraken."
Hei-ho, de winter moet nu gaan!
3.
Hei-ho, de winter maak ik bang!
Lente, ontwaak nu met gezang!
Laat alle planten groeien,
laat alle bloemen bloeien.
Hei-ho, de winter moet nu gaan!
Lente, ontwaak nu met gezang!
Laat alle planten groeien,
laat alle bloemen bloeien.
Hei-ho, de winter moet nu gaan!
Het is zo stil het is zo koud, het sneeuwt in ’t grote woud
en alles wordt zo wit, wie weet nog wat daaronder zit?
De sneeuw heeft alles toegedekt!
Straks komt de lente die ’t woud weer wekt!
en alles wordt zo wit, wie weet nog wat daaronder zit?
De sneeuw heeft alles toegedekt!
Straks komt de lente die ’t woud weer wekt!
Lied • IJskoud
IJskoud, bloemen op de ruiten, pegels aan 't kozijn.
Wit en stil is alles buiten, wachtend op de zonneschijn.
IJskoud, bloemen op de ruiten, pegels aan 't kozijn.
Wit en stil is alles buiten, wachtend op de zonneschijn.
IJskoud, bloemen op de ruiten, pegels aan 't kozijn.
Lied • Ik tuur door de ruiten
Ik tuur door de ruiten naar de wereld daarbuiten;
droom ik nog of zie ik het goed:
de wereld draagt een witte hoed,
Koning Winter heeft zonet de kerk een puntmuts opgezet.
droom ik nog of zie ik het goed:
de wereld draagt een witte hoed,
Koning Winter heeft zonet de kerk een puntmuts opgezet.
Klopklop hamertje
Zeg, is er iemand thuis?
Er is nog een oud vadertje, dat is alleen in huis.
Wat zal dat vadertje eten? Kaas en brood.
Wat zal dat vadertje drinken?
Water uit de sloot.
Klop-klop hamertje!
Ik ga er gauw naar toe en geef dat oude vadertje een kopje koffie toe!
Zeg, is er iemand thuis?
Er is nog een oud vadertje, dat is alleen in huis.
Wat zal dat vadertje eten? Kaas en brood.
Wat zal dat vadertje drinken?
Water uit de sloot.
Klop-klop hamertje!
Ik ga er gauw naar toe en geef dat oude vadertje een kopje koffie toe!
1.
Kom neem je lichtjes in de hand,
kom naar buiten met je licht!
Nu de zon weer rijst en de dag weer lengt,
krijgt natuur een nieuw gezicht.
In de herfst stak je je kaarsjes aan
in het donker van de knol.
Van harte door de Kerst gesterkt,
schijnt het nu zo liefdevol.
kom naar buiten met je licht!
Nu de zon weer rijst en de dag weer lengt,
krijgt natuur een nieuw gezicht.
In de herfst stak je je kaarsjes aan
in het donker van de knol.
Van harte door de Kerst gesterkt,
schijnt het nu zo liefdevol.
2.
Kom, water, neem ons licht nu op,
laat schijnen in je stroom,
laat het stralen, saâm met sterrenglans,
in de groei van elke knop.
Draag ons kleine licht als spiegelbeeld
naar het grote licht omhoog,
dat zon en maan en hemelboog
het beamen met hun schijn.
laat schijnen in je stroom,
laat het stralen, saâm met sterrenglans,
in de groei van elke knop.
Draag ons kleine licht als spiegelbeeld
naar het grote licht omhoog,
dat zon en maan en hemelboog
het beamen met hun schijn.
Lied • Kwart voor enen
1.
Kwart voor enen liep ik op mijn tenen.
Humme, humme, humme, humme hummetje
2.
Kwart voor tweeën viel ik op de stenen.
Humme, humme, humme, humme hummetje
3.
Kwart voor drieën zat ik op mijn knieën.
Humme, humme, humme, humme hummetje
4.
Kwart voor vieren stonden we te zwieren.
Humme, humme, humme, humme hummetje
5.
Kwart voor vijven liepen w’als oude wijven.
Humme, humme, humme, humme hummetje
6.
Kwart voor zessen zaten we te klessen.
Humme, humme, humme, humme hummetje
7.
Kwart voor zeven stonden we te beven.
Humme, humme, humme, humme hummetje
8.
Kwart voor achten stonden we te wachten.
Humme, humme, humme, humme hummetje
9.
Kwart voor negen stonden w’in de regen.
Humme, humme, humme, humme hummetje
10.
Kwart voor tienen liepen we te grienen.
Humme, humme, humme, humme hummetje
11.
Kwart voor elven dacht ik bij me zelven.
Humme, humme, humme, humme hummetje
12.
Kwart voor twalef lig ik in mijn bed.
Humme, humme, humme, humme hummetje
Lied • Luku fa den
Luku fa den ala e lon fu na pikin su alen di e kon,
lon go kibri ondo balkon.
lon go kibri ondo balkon.
Mein Hut, der hat drei Ecken, drei Ecken hat mein Hut.
Und hätt’ er nicht drei Ecken, so wär es nicht mein Hut!
Und hätt’ er nicht drei Ecken, so wär es nicht mein Hut!
Lied • Met donzige vachtjes
1.
Met donzige vachtjes, heel zoetjes en zachtjes, zo zonder gerucht; daar komen de vlokjes van hoog uit de lucht.
2.
Ze dansen zo olijk, ze zweven zo vrolijk, als vogeltjes klein; en maken de aarde zo wit en zo rein.
Overal sneeuw in de lucht, overal sneeuw op de grond,
op m'n jas en op m'n haar en op al die mensen daar.
op m'n jas en op m'n haar en op al die mensen daar.
Lied • Pompimpeldora
Pompimpeldora klingklangklora, pompideranza, kling klang klanza. Annemannemie, lingelangelie, Pompimpeldora van één, twee, drie!
Lied • Robinson
Robinson, voer al in een luchtballon.
Overzee, met het meisje Salomé.
Eén, twee, drie, vier, we dansen met z’n allen en we hebben veel plezier.
Vijf, zes, zeven, acht, moeder blaast de lampen uit en wenst ons goedenacht.
Overzee, met het meisje Salomé.
Eén, twee, drie, vier, we dansen met z’n allen en we hebben veel plezier.
Vijf, zes, zeven, acht, moeder blaast de lampen uit en wenst ons goedenacht.
Lied • Sneeuwklokjes
Uit witte sneeuw op donk're grond daar kijken klokjes stil in 't rond en kling'len zacht met blanke mond.
Bloempjes, komt aan alle kant, kinderen, geeft elkaar de hand. Lente lente komt weer in 't land.
Bloempjes, komt aan alle kant, kinderen, geeft elkaar de hand. Lente lente komt weer in 't land.
Lied • Snoepjesfee
In het bos woont de snoepjesfee,
zij tovert alles wat ik lekker vind:
veterdrop, suikerspin, appeltaart
zij tovert alles wat ik lekker vind:
veterdrop, suikerspin, appeltaart
Lied • Sterrenvlokjes dalen (2)
Sterrenvlokjes dalen tot de aarde zacht,
dat aan 't sluim’rend zaadje dekking werd gebracht.
Zal het eenmaal machtig groeien,
zullen bonte bloemen bloeien.
Harten waakt, o, waakt!
dat aan 't sluim’rend zaadje dekking werd gebracht.
Zal het eenmaal machtig groeien,
zullen bonte bloemen bloeien.
Harten waakt, o, waakt!
Lied • Stratenmaker
Klop-klop-klop-klop, zand nu opzij. Leg nu de stenen, hamer de stenen, rij na rij, de straat is weer vrij. Klop klop klop klop