Aan dennentakken groen en fijn,
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
Bibliotheek
Leeftijdsgroep
Soort lied
Toonreeks
Begeleiding
Taal
Jaarfeest
Seizoen
Thema
Bezetting
Liederen klas 3
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
1.
Het mineraal dat om zich straalt,
verhaalt van_'t Kind dat nederdaalt.
verhaalt van_'t Kind dat nederdaalt.
Aan dennentakken groen en fijn,
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
2.
Het plantenrijk groeit naar de zon,
vertelt ons van het Kind dat komt.
vertelt ons van het Kind dat komt.
Aan dennentakken groen en fijn,
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
3.
De dieren overal op aard',
zij eren het Kind dat komen gaat.
zij eren het Kind dat komen gaat.
Aan dennentakken groen en fijn,
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
4.
De mensen voelen in hun hart;
licht van Christus in de nacht.
licht van Christus in de nacht.
Aan dennentakken groen en fijn,
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
daar brandt één* kaarsje, stil en klein.
Lied • Daar rijdt door de avond (1)
1.
Daar rijdt door de avond een ridder te paard.
Zo wijd hangt zijn mantel, tot over zijn zwaard.
't Is ridder Sint Maarten op weg naar de stad.
Zo wijd hangt zijn mantel, tot over zijn zwaard.
't Is ridder Sint Maarten op weg naar de stad.
Soldaat van de koning met God in zijn hart. 2x
2.
Een bedelaar ziet hem, luid roept hij hem aan:
"O, Maarten, heb medelij en blijf bij mij staan!"
Wat doet nu Sint Maarten op weg naar de stad?
"O, Maarten, heb medelij en blijf bij mij staan!"
Wat doet nu Sint Maarten op weg naar de stad?
Soldaat van de koning met God in zijn hart. 2x
3.
Hij heeft niets te geven, geen geld en geen brood.
Hij heeft slechts zijn mantel, die wijd is en groot.
Wat doet nu Sint Maarten op weg naar de stad?
Hij heeft slechts zijn mantel, die wijd is en groot.
Wat doet nu Sint Maarten op weg naar de stad?
Soldaat van de koning met God in zijn hart. 2x
4.
Hij snijdt nu zijn mantel in tweeën uiteen.
De helft krijgt de bedelaar, heel warm om zich heen.
En voort rijdt Sint Maarten op weg naar de stad.
De helft krijgt de bedelaar, heel warm om zich heen.
En voort rijdt Sint Maarten op weg naar de stad.
Soldaat van de koning met God in zijn hart. 2x
5.
En ’s nachts heeft Sint Maarten een groots droomgezicht.
Hij ziet daar de bedelaar in ’t hemelse licht.
En dan weet Sint Maarten wie kruiste zijn pad:
zijn God en zijn koning, die leeft in zijn hart.
Soldaat van de koning met God in zijn hart.
Hij ziet daar de bedelaar in ’t hemelse licht.
En dan weet Sint Maarten wie kruiste zijn pad:
zijn God en zijn koning, die leeft in zijn hart.
Soldaat van de koning met God in zijn hart.
Je vois dans la lune un petit garçon.
Le soir il allume son grand flambeau rond.
Il n’y a pas de doute, dans les bois, les champs;
il montre la route aux bêtes et aux gens.
Le soir il allume son grand flambeau rond.
Il n’y a pas de doute, dans les bois, les champs;
il montre la route aux bêtes et aux gens.
Lied • De bomen zijn kaal
De bomen zijn kaal en donker de dagen, november is het nu.
De stormwinden jagen met striemende vlagen, november is het nu.
Maar hoe donker de dagen ook zijn, hoe de stormwind ook jaagt door de bomen:
het stille licht van Advent zal in december komen.
De stormwinden jagen met striemende vlagen, november is het nu.
Maar hoe donker de dagen ook zijn, hoe de stormwind ook jaagt door de bomen:
het stille licht van Advent zal in december komen.
Lied • De nacht is nu gekomen
De nacht is nu gekomen, de wereld wordt zo mooi en stil. De maan staat aan de hemel, alsof hij mij iets zeggen wil. De sterren kijken van heel hoog en stralen aan de hemelboog. Ze zeggen mij nu goedenacht, en houden over mij de wacht. Een machtig gezicht, de avond vol licht.
Lied • De pietenboot
1.
Er zitten 1, 2, 3, 4 Pieten op de boot, op de pietenboot, op de pietenboot.
Er zitten 1, 2, 3, 4 Pieten op de boot, op de pietenboot, op de pietenboot.
Er zitten 1, 2, 3, 4 Pieten op de boot, op de pietenboot, op de pietenboot.
2.
Er zitten 1, 2, 3, 4 schimmels op de boot, op de pietenboot, op de pietenboot.
Er zitten 1, 2, 3, 4 schimmels op de boot, op de pietenboot, op de pietenboot.
Er zitten 1, 2, 3, 4 schimmels op de boot, op de pietenboot, op de pietenboot.
3.
Er zitten 1, 2, 3, 4 wortels in de schoen, op de pietenboot, op de pietenboot.
Er zitten 1, 2, 3, 4 wortels in de schoen, op de pietenboot, op de pietenboot.
Er zitten 1, 2, 3, 4 wortels in de schoen, op de pietenboot, op de pietenboot.
4.
Er zitten 1, 2, 3, 4 pakjes in de zak, op de pietenboot, op de pietenboot.
Er zitten 1, 2, 3, 4 pakjes in de zak, op de pietenboot, op de pietenboot.
Er zitten 1, 2, 3, 4 pakjes in de zak, op de pietenboot, op de pietenboot.
De schimmel is verkouden, hij hi-ha-hoest. hi ha hoest
Hoe lang zal hij dit houden; hij snottert en hij proest.
Hoe moet de Sint nu rijden, moet hij op z'n sleetje glijden
of gaat hij met de fiets? Nee, dat is toch helemaal niets!
Hoe lang zal hij dit houden; hij snottert en hij proest.
Hoe moet de Sint nu rijden, moet hij op z'n sleetje glijden
of gaat hij met de fiets? Nee, dat is toch helemaal niets!
Lied • Doe je mee?
Doe je mee, ga je mee, langs de deuren voor Sint Maarten door de donk're straat met je lichtje ook al is het laat. En we gaan langs alle mensen bellen er dan vrolijk aan zingen er ons mooiste liedje tot we dan weer verder gaan.
Lied • Er is een kindeke geboren (1)
1.
Er is een Kindeke geboren op aard'. 2x
't Kwam op de aarde voor ons allemaal. 2x
't Kwam op de aarde voor ons allemaal. 2x
2.
't Kwam op de aarde en 't had er geen huis. 2x
't Kwam op de aarde en 't droeg al zijn kruis. 2x
't Kwam op de aarde en 't droeg al zijn kruis. 2x
3.
Er is een Kindeke geboren in 't strooi. 2x
't Lag in een kribbe gedekt met wat hooi. 2x
't Lag in een kribbe gedekt met wat hooi. 2x
4.
't Had twee schoon oogjes zo zwart als laget, 2x
twee bleuzende kaakjes, dat stond hem zo net. 2x
twee bleuzende kaakjes, dat stond hem zo net. 2x
5.
't At pap uit een pannetje en 't maakte hem niet vuil. 2x
't Viel op de aarde en 't had er geen buil. 2x
't Viel op de aarde en 't had er geen buil. 2x
6.
't Kwam op de aarde voor ons allegaar, 2x
en 't wenst ons een zalig Nieuwjaar. 2x
en 't wenst ons een zalig Nieuwjaar. 2x
Lied • Het was een maged uitverkoren (1)
1.
Het was een maged uitverkoren, daar Jezus af wou zijn geboren.
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
2.
Te Nazareth al in die stede, daar was een maged rein van zeden.
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
3.
Om haar Gods wil te gaan verkonden, werd de engel Gabriël gezonden.
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
4.
"Weest niet bevreesd, gij maagd vol ere, de moeder zult gij zijn des Heren!"
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
5.
"De Heil'ge Geest zal tot u komen, gelijk de dauw valt op de bloemen."
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
6.
Maria viel op hare knieën: "Dat 's_Heren wil aan mij geschiede."
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
Dies ben ik vro, o, benedicamus Domino!
Lied • In een huis
1.
In een huis, daar woonde niemand in,
maar vogeltjes vlogen daar uit en in.
Daar wilde Heer Jezus geboren zijn, Rex gloria!
maar vogeltjes vlogen daar uit en in.
Daar wilde Heer Jezus geboren zijn, Rex gloria!
Hij is van ene maged geboren, Rex gloria!
2.
Alzo ik in de schriften las;
Maria zonder pijn genas,
Daar Jezus Kerst geboren was, Rex gloria!
Maria zonder pijn genas,
Daar Jezus Kerst geboren was, Rex gloria!
Hij is van ene maged geboren, Rex gloria!
3.
De engelen zongen pais en vrede,
de herders kwamen daar ter stede,
De os en de ezel verwarmden de leden, pre frigore!
de herders kwamen daar ter stede,
De os en de ezel verwarmden de leden, pre frigore!
Hij is van ene maged geboren, Rex gloria!
4.
Hier toonde hij grote ootmoedigheid,
dat God aannam onze menselijkheid,
die eeuwig is onze sterflijkheid, hoc tempore!
dat God aannam onze menselijkheid,
die eeuwig is onze sterflijkheid, hoc tempore!
Hij is van ene maged geboren, Rex gloria!
Lied • Kling, klokje, klingelingeling!
Kling klokje klingelingeling, kling klokje kling!
Doe de boodschap horen: 't Kerstkind is geboren!
Voor die blijde klanken willen wij u danken.
Kling klokje klingelingeling, kling klokje kling!
Doe de boodschap horen: 't Kerstkind is geboren!
Voor die blijde klanken willen wij u danken.
Kling klokje klingelingeling, kling klokje kling!
Lied • Lantaren, lantaren (1)
Lantaren, lantaren, zon en de maan en de sterren.
Straal op mijn licht, straal op mijn licht,
straal op mijn lieve lantaren!
Straal op mijn licht, straal op mijn licht,
straal op mijn lieve lantaren!
Lied • Midden in de winternacht (1)
1.
Midden in de winternacht, ging de hemel open.
Die ons 't heil der wereld bracht, antwoord op ons hopen.
Die ons 't heil der wereld bracht, antwoord op ons hopen.
Elke vogel zingt zijn lied, herders waarom zingt gij niet?
Laat de citers slaan, blaast de fluiten aan, laat de bel,
laat de trom, laat de beltrom horen: "Christus is geboren!"
Laat de citers slaan, blaast de fluiten aan, laat de bel,
laat de trom, laat de beltrom horen: "Christus is geboren!"
2.
Vrede was er overal, wilde dieren kwamen
bij de schapen in de stal, en zij speelden samen.
bij de schapen in de stal, en zij speelden samen.
Elke vogel zingt zijn lied, herders waarom zingt gij niet?
Laat de citers slaan, blaast de fluiten aan, laat de bel,
laat de trom, laat de beltrom horen: "Christus is geboren!"
Laat de citers slaan, blaast de fluiten aan, laat de bel,
laat de trom, laat de beltrom horen: "Christus is geboren!"
3.
Ondanks winter sneeuw en ijs bloeien de bomen,
want het aardse paradijs is vannacht gekomen.
want het aardse paradijs is vannacht gekomen.
Elke vogel zingt zijn lied, herders waarom zingt gij niet?
Laat de citers slaan, blaast de fluiten aan, laat de bel,
laat de trom, laat de beltrom horen: "Christus is geboren!"
Laat de citers slaan, blaast de fluiten aan, laat de bel,
laat de trom, laat de beltrom horen: "Christus is geboren!"
4.
Zie daar staat de morgenster, stralend in het duister,
want de dag is niet meer ver, bode van de luister,
want de dag is niet meer ver, bode van de luister,
5.
die ons weldra op zal gaan, herders blaast uw fluiten aan!
Laat de bel, bim-bam, laat de trom, rom-bom, kere om,
kere om, laat de beltrom horen: "Christus is geboren!"
Laat de bel, bim-bam, laat de trom, rom-bom, kere om,
kere om, laat de beltrom horen: "Christus is geboren!"
Lied • Sinte Maarten, 't is weer koud!
1.
Sinte Maarten, 't is weer koud,
geef een turfje, geef wat hout!
Geef een centje of een peer,
't volgend jaar dan kom ik weer!
geef een turfje, geef wat hout!
Geef een centje of een peer,
't volgend jaar dan kom ik weer!
2.
Geef een appel of een brok,
voor m'n lichtje aan mijn stok.
Geef een koek of wat kandij,
dan is ieder kind weer blij!
voor m'n lichtje aan mijn stok.
Geef een koek of wat kandij,
dan is ieder kind weer blij!
Lied • Sinte-Maartensavond (1)
1.
Sinte-Maartensavond, de torre gaat mee naar gent. En als min moeder koeken bakt, 'k zit er zoo geere omtrent. 'k Zitte al in een hoekske, 'k krigge 'en brokke koekse. 'k Zitte al bi den heerd, 'k krigge 'en brokke pannesteert.
2.
Sinte-Maartensavond, mijn toren gaat mee naar Gent. En als mijn moeder koeken bakt, zit ik er lekker omtrent. 'k Zit dan al in een hoekje, 'k krijg dan een stukkend koekje. 'k Zit dan al bij de haard, 'k krijg dan een stukje pannestaart.
Lied • Slimme Pieten gymen elke dag
Slimme Pieten gymen elke dag, Slimme Pieten gymen als het mag.
Op één been, de handen in de zij, op één been, de handen in de zij.
Van je ene, tweeje, drieje, viere, sta even stil.
Op één been, de handen in de zij, op één been, de handen in de zij.
Van je ene, tweeje, drieje, viere, sta even stil.
Lied • Toen Martinus jongen was
1.
Martinus jongen was, streed hij voor de koning.
Jarenlang was hij soldaat, veel geld was zijn beloning.
Jarenlang was hij soldaat, veel geld was zijn beloning.
2.
Martinus tot de koning sprak: "Niet langer wil ik strijden,
de wapens geef ik u terug, een ander zal mij leiden."
de wapens geef ik u terug, een ander zal mij leiden."
3.
"Wie mag dan wel die ander zijn, die mijn wil kan trotseren?"
"Christus, die het voorbeeld gaf, die kan ons vrede leren."
"Christus, die het voorbeeld gaf, die kan ons vrede leren."
Lied • Tongo (2)
Tongo, jimnee bye, bye, oh!
Tongo, oomba de kim by, oh!
Ooha lay, mahlekaahlo way.
Canoe song kanolied kano lied
Tongo, oomba de kim by, oh!
Ooha lay, mahlekaahlo way.
Canoe song kanolied kano lied
Lied • Welkom, welkom, Sinterklaas!
1.
Welkom, welkom, Sinterklaas, wat fijn dat u weer bent gekomen!
Welkom, welkom, Sinterklaas, wat heeft u voor ons meegenomen?
We zagen u aankomen op de tv;
u bracht ook een boel Zwarte Pieten weer mee.u bracht een boel van uw Pieten weer mee
Welkom, welkom, Sinterklaas, wat fijn om weer bij u te zijn!
Welkom, welkom, Sinterklaas, wat heeft u voor ons meegenomen?
We zagen u aankomen op de tv;
u bracht ook een boel Zwarte Pieten weer mee.u bracht een boel van uw Pieten weer mee
Welkom, welkom, Sinterklaas, wat fijn om weer bij u te zijn!
2.
Welkom, welkom, Sinterklaas, u reist niet met snelle raketten!
Welkom, welkom, Sinterklaas, u kwam met een boot vol pakketten!
Er is vast en zeker voor ons ook wat bij;
dat wordt een verrassing, we zijn nu al blij.
Welkom, welkom, Sinterklaas, wat fijn om weer bij u te zijn!
Welkom, welkom, Sinterklaas, u kwam met een boot vol pakketten!
Er is vast en zeker voor ons ook wat bij;
dat wordt een verrassing, we zijn nu al blij.
Welkom, welkom, Sinterklaas, wat fijn om weer bij u te zijn!
3.
Welkom, welkom, Sinterklaas, de maan schijnt alweer door de bomen!
Welkom, welkom, Sinterklaas, hebt u_'t grote boek meegenomen?
We zijn dit jaar stout en gehoorzaam geweest;
een enk'le keer stout, maar gehoorzaam het meest.
Welkom, welkom, Sinterklaas, wat fijn om weer bij u te zijn!
Welkom, welkom, Sinterklaas, hebt u_'t grote boek meegenomen?
We zijn dit jaar stout en gehoorzaam geweest;
een enk'le keer stout, maar gehoorzaam het meest.
Welkom, welkom, Sinterklaas, wat fijn om weer bij u te zijn!
4.
Welkom, welkom, Sinterklaas, we willen nu graag voor u zingen!
Welkom, welkom, Sinterklaas, van allerlei vrolijke dingen!
Wij hebben uw stoel nog eens extra versierd;
het is uw verjaardag en dat moet gevierd!
Welkom, welkom, Sinterklaas, wat fijn om weer bij u te zijn!
Welkom, welkom, Sinterklaas, van allerlei vrolijke dingen!
Wij hebben uw stoel nog eens extra versierd;
het is uw verjaardag en dat moet gevierd!
Welkom, welkom, Sinterklaas, wat fijn om weer bij u te zijn!
Lied • Wind in the olive trees
1.
Wind in the olive trees,
softly did blow
round little Bethlehem
softly did blow
round little Bethlehem
long, long ago.
2.
Sheep on the hillside lay,
whiter than snow,
shepherds were watching them
whiter than snow,
shepherds were watching them
long, long ago.
3.
Then from a happy sky
angels bent low,
singing their songs of joy
angels bent low,
singing their songs of joy
long, long ago.
4.
For in a manger bed,
cradled, we know
Christ came to Bethlehem
cradled, we know
Christ came to Bethlehem
long, long ago.
Lied • Zie, gie-ga-goe-ginds!
1.
Zie, gie-ga-goe-ginds komt de stie-sta-stoe-stoomboot
uit spie-spa-spoe-Span-je weer ie-aa-oe-aan!
Hij brie-bra-broe-brengt ons Sint nie-na-noe-Nicolaas,
ik zie-za-zoe-zie hem al stie-sta-stoe-staan.
Hoe hie-ha-hoe-huppelt zijn pie-pa-poe-paardje
het die-da-doe-dek op en nie-na-noe-neer.
Hoe wie-wa-woe-waaien de wie-wa-woe-wimpels
al hie-ha-hoe-heen en al wie-wa-woe-weer.
uit spie-spa-spoe-Span-je weer ie-aa-oe-aan!
Hij brie-bra-broe-brengt ons Sint nie-na-noe-Nicolaas,
ik zie-za-zoe-zie hem al stie-sta-stoe-staan.
Hoe hie-ha-hoe-huppelt zijn pie-pa-poe-paardje
het die-da-doe-dek op en nie-na-noe-neer.
Hoe wie-wa-woe-waaien de wie-wa-woe-wimpels
al hie-ha-hoe-heen en al wie-wa-woe-weer.
2.
Zijn knie-kna-knoe-knecht staat te lie-la-loe-lachen
en rie-ra-roe-roept ons reeds tie-ta-toe-toe:
"Wie zie-za-zoe-zoet is krijgt lie-la-loe-lekkers,
wie stie-sta-stoe-stout is de rie-ra-roe-roe!"
O, lie-la-loe-lieve Sint nie-na-noe-Nicolaas,
kom ie-aa-oe-ook eens bij mie-ma-moe-mij,
en rie-ra-roe-rijdt dan niet stie-sta-stoe-stilletjes
ons hie-ha-hoe-huisje voor-bie-ba-boe-bij!
en rie-ra-roe-roept ons reeds tie-ta-toe-toe:
"Wie zie-za-zoe-zoet is krijgt lie-la-loe-lekkers,
wie stie-sta-stoe-stout is de rie-ra-roe-roe!"
O, lie-la-loe-lieve Sint nie-na-noe-Nicolaas,
kom ie-aa-oe-ook eens bij mie-ma-moe-mij,
en rie-ra-roe-rijdt dan niet stie-sta-stoe-stilletjes
ons hie-ha-hoe-huisje voor-bie-ba-boe-bij!