Alle mensen kijken naar boven.
Wat doet die ooievaar daar met die basgitaar?
‘t Is wel een beetje raar, niet te geloven!
Bibliotheek
Leeftijdsgroep
Soort lied
Toonreeks
Begeleiding
Taal
Jaarfeest
Seizoen
Thema
Bezetting
Liederen klas 4
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
Lied • Boven op de daken
Boven op de daken lopen Sint en Piet.
’t Is een beetje donker dus je ziet ze niet.
Alle kind’ren denken: zal Piet het wel weer doen en
gooit ie weer wat in mijn schoen?
’t Is een beetje donker dus je ziet ze niet.
Alle kind’ren denken: zal Piet het wel weer doen en
gooit ie weer wat in mijn schoen?
1.
M'n ouders hebben geld bij hopen, ze werken uur na uur.
'k Zou zo graag een broertje kopen, maar dat is helaas te duur.
Ik heb berenknuffels, treinen; ik heb vast genoeg voor twee,
maar hoe meer ik nog ga dreinen, hoe beslister is het: "Nee".
'k Zou zo graag een broertje kopen, maar dat is helaas te duur.
Ik heb berenknuffels, treinen; ik heb vast genoeg voor twee,
maar hoe meer ik nog ga dreinen, hoe beslister is het: "Nee".
Waar moet ik heen voor nieuwe avonturen?
Ik ren al naar de buren, want zij zijn ook alleen.
Ik ren al naar de buren, want zij zijn ook alleen.
2.
M'n ouders hebben geld bij bergen, ze werken dag na dag.
't Zal hen vast wel moeite vergen, als ik ook een broertje mag.
Ook al zit ik hier te treuren en ben ik niet tevreê,
maar hoe meer ik nog ga zeuren, hoe beslister is het: "Nee".
't Zal hen vast wel moeite vergen, als ik ook een broertje mag.
Ook al zit ik hier te treuren en ben ik niet tevreê,
maar hoe meer ik nog ga zeuren, hoe beslister is het: "Nee".
Waar moet ik heen voor nieuwe avonturen?
Ik ren al naar de buren, want zij zijn ook alleen.
Ik ren al naar de buren, want zij zijn ook alleen.
3.
M'n ouders hebben kapitalen, ze werken jaar na jaar.
Ik zal broertje wel betalen, als ik nog een poosje spaar.
Ik heb niets meer te verliezen dan een avondje tee-vee.
Laat me lekker nog wat kniezen, ook al is het antwoord: "Nee".
Ik zal broertje wel betalen, als ik nog een poosje spaar.
Ik heb niets meer te verliezen dan een avondje tee-vee.
Laat me lekker nog wat kniezen, ook al is het antwoord: "Nee".
Waar moet ik heen voor nieuwe avonturen?
Ik ren al naar de buren, want zij zijn ook alleen.
Ik ren al naar de buren, want zij zijn ook alleen.
Lied • Een muis van drop
1.
Alle Pieten zijn geschrokken en ze bibberen voor tien,
want zij hebben in de kelder net een zwarte muis gezien.
want zij hebben in de kelder net een zwarte muis gezien.
2.
"Help ons!" roepen alle Pieten, "in de kelder zit een muis."
Maar de Sint kan ze niet helpen, want de Sint is nog niet thuis.
Maar de Sint kan ze niet helpen, want de Sint is nog niet thuis.
3.
Dus de Pieten pakken stokken en ze slaan er bovenop.
Maar gelukkig, tjonge jonge, was de muis gewoon van drop.
Maar gelukkig, tjonge jonge, was de muis gewoon van drop.
Piet heeft geschoten met een pepernootkanon en weet je wat hij kon?
Door de schoorsteen, recht in ’n schoen! Pietje, probeer dat nog eens te doen!
Door de schoorsteen, recht in ’n schoen! Pietje, probeer dat nog eens te doen!
Lied • Er staat een boom daarbuiten (1)
1.
Er staat een boom daarbuiten, hij wenkt nabij de wind,
en laat zijn vruchten vallen voor een goedaardig kind.
en laat zijn vruchten vallen voor een goedaardig kind.
Lantaren, ach, lantaren, breng mij door deze nacht,
de herfst is mij zo dierbaar, die heeft mij veel gebracht.
de herfst is mij zo dierbaar, die heeft mij veel gebracht.
2.
Er staat een man daarbuiten, swingt met zijn hoge hoed,
laat daaruit brezel springen, die smaken mij zo goed.
laat daaruit brezel springen, die smaken mij zo goed.
Lantaren, ach, lantaren, breng mij door deze nacht,
de herfst is mij zo dierbaar, die heeft mij veel gebracht.
de herfst is mij zo dierbaar, die heeft mij veel gebracht.
3.
Er staat een huis daarbuiten, ik zie het licht ervan.
Het zal nog even duren, tot ik naar binnen kan.
Het zal nog even duren, tot ik naar binnen kan.
Lantaren, ach, lantaren, breng mij door deze nacht,
de herfst is mij zo dierbaar, die heeft mij veel gebracht.
de herfst is mij zo dierbaar, die heeft mij veel gebracht.
Lied • God rest you merry, gentlemen (1)
1.
God rest you merry, gentlemen, let nothing you dismay,
for Jesus Christ, our Saviour, was born upon this day,
to save us all from satan’s pow'r, when we were gone astray.
for Jesus Christ, our Saviour, was born upon this day,
to save us all from satan’s pow'r, when we were gone astray.
Oh, tidings of comfort and joy, comfort and joy.
Oh, tidings of comfort and joy.
Oh, tidings of comfort and joy.
2.
From God our heavenly Father, a blessed angel came
and unto certain shepherds brought tidings of the same,
how that in Bethlehem was born the Son of God by name.
Refrein: Oh, tidings ...
and unto certain shepherds brought tidings of the same,
how that in Bethlehem was born the Son of God by name.
Refrein: Oh, tidings ...
3.
The shepherds at those tidings rejoiced much in mind
and left their flocks a-feeding in tempest, storm and wind
and went to Bethlehem straightway, this blessed Babe to find.
Refrein: Oh, tidings ...
and left their flocks a-feeding in tempest, storm and wind
and went to Bethlehem straightway, this blessed Babe to find.
Refrein: Oh, tidings ...
4.
But when to Bethlehem they came, whereat this Infant lay,
they found him in a manger, where oxen feed on hay.
His mother Mary kneeling unto the Lord did pray.
Refrein: Oh, tidings ...
they found him in a manger, where oxen feed on hay.
His mother Mary kneeling unto the Lord did pray.
Refrein: Oh, tidings ...
5.
Now to the Lord sing praises, all you within this place
and with true love and brotherhood each other now embrace.
This holy tide of Christmas all other doth deface.
Refrein: Oh, tidings ...
and with true love and brotherhood each other now embrace.
This holy tide of Christmas all other doth deface.
Refrein: Oh, tidings ...
Lied • I saw three ships (2)
1.
I saw three ships come sailing by, on Christmas Day, on Christmas Day.
I saw three ships come sailing by, on Christmas Day in the morning.
I saw three ships come sailing by, on Christmas Day in the morning.
2.
And who were on those ships all three? On Christmas Day, on Christmas Day.
And who were on those ships all three? On Christmas Day in the morning.
And who were on those ships all three? On Christmas Day in the morning.
3.
The virgin Mary and Christ were there, on Christmas Day, on Christmas Day.
The virgin Mary and Christ were there, on Christmas Day in the morning.
The virgin Mary and Christ were there, on Christmas Day in the morning.
Lied • In een Spaanse villa
1.
In een Spaanse villa op een Spaans balkon
zitten zeven Pieten te zingen in de zon.
Nee, nee, nee, wij gaan niet met u mee,
naar dat koude landje aan de zee.
Nee, nee, nee, wij gaan niet met u mee,
u gaat maar alleen, wij blijven hier, olé!
zitten zeven Pieten te zingen in de zon.
Nee, nee, nee, wij gaan niet met u mee,
naar dat koude landje aan de zee.
Nee, nee, nee, wij gaan niet met u mee,
u gaat maar alleen, wij blijven hier, olé!
2.
Ergens aan de kade in de gure wind
staan wij hard te zingen tot de kindervrind.
Sint, Sint, Sint, wij zijn toch heel vaak stout,
en wij hebben 't hier zo vres’lijk koud.
Sint, Sint, Sint, doe ons maar in de zak,
met u mee naar Spanje naar de zon, olé!
staan wij hard te zingen tot de kindervrind.
Sint, Sint, Sint, wij zijn toch heel vaak stout,
en wij hebben 't hier zo vres’lijk koud.
Sint, Sint, Sint, doe ons maar in de zak,
met u mee naar Spanje naar de zon, olé!
Lied • Jingle bells (1)
1.
Dashing through the snow, jo, in a one horse open sleigh,
o'er the fields we go, laughing all the way.
Bells on bobtail ring, making spirits bright.
What fun it is to ride (laugh) and sing a sleighing song tonight.
o'er the fields we go, laughing all the way.
Bells on bobtail ring, making spirits bright.
What fun it is to ride (laugh) and sing a sleighing song tonight.
Oh, jingle bells, jingle bells, jingle all the way!
Oh, what fun (joy) it is to ride in a one horse open sleigh! 2x
Oh, what fun (joy) it is to ride in a one horse open sleigh! 2x
2.
A day or two ago, I thought I'd take a ride
and soon Miss Fanny Bright was seated by my side.
The horse was lean and lank, misfortune seemed his lot.
He got into a drifted bank and we, we got upsot.
and soon Miss Fanny Bright was seated by my side.
The horse was lean and lank, misfortune seemed his lot.
He got into a drifted bank and we, we got upsot.
Oh, jingle bells, jingle bells, jingle all the way!
Oh, what fun (joy) it is to ride in a one horse open sleigh! 2x
Oh, what fun (joy) it is to ride in a one horse open sleigh! 2x
3.
A day or two ago, the story I must tell;
I went out on the snow and on my back I fell.
A gent was riding by in a one horse open sleigh,
He laughed as there I sprawling lie, but quickly drove away.
I went out on the snow and on my back I fell.
A gent was riding by in a one horse open sleigh,
He laughed as there I sprawling lie, but quickly drove away.
Oh, jingle bells, jingle bells, jingle all the way!
Oh, what fun (joy) it is to ride in a one horse open sleigh! 2x
Oh, what fun (joy) it is to ride in a one horse open sleigh! 2x
4.
Now the ground is white, go it while you're young.
Take the girls tonight and sing this sleighing song.
Just get a bobtailed bay, two-forty as his speed.
Hitch him to an open sleigh and "crack!" you'll take the lead.
Take the girls tonight and sing this sleighing song.
Just get a bobtailed bay, two-forty as his speed.
Hitch him to an open sleigh and "crack!" you'll take the lead.
Oh, jingle bells, jingle bells, jingle all the way!
Oh, what fun (joy) it is to ride in a one horse open sleigh! 2x
Oh, what fun (joy) it is to ride in a one horse open sleigh! 2x
Lied • Jongens, heb je 't al vernomen?
1.
Jongens, heb je 't al vernomen, tra-la-la-li, ti-ra-la-la-la?
Sinterklaas is aangekomen, tra-la-la-li, ti-ra-la-la-la!
Laat ons zingen hand in hand: "Sinterklaas is weer in_'t land!"
Tra-la-la-li, ti-ra-la-la-la, ti-ra-la-la-li, ti-ra-la-la-la!
Sinterklaas is aangekomen, tra-la-la-li, ti-ra-la-la-la!
Laat ons zingen hand in hand: "Sinterklaas is weer in_'t land!"
Tra-la-la-li, ti-ra-la-la-la, ti-ra-la-la-li, ti-ra-la-la-la!
2.
Mooie winkels allerwegen, tra-la-la-li, ti-ra-la-la-la!
Prachtig speelgoed lacht ons tegen, tra-la-la-li, ti-ra-la-la-la!
Pieterbaas, die goede man, koopt al wat hij kopen kan.
Tra-la-la-li, ti-ra-la-la-la, ti-ra-la-la-li, ti-ra-la-la-la!
Prachtig speelgoed lacht ons tegen, tra-la-la-li, ti-ra-la-la-la!
Pieterbaas, die goede man, koopt al wat hij kopen kan.
Tra-la-la-li, ti-ra-la-la-la, ti-ra-la-la-li, ti-ra-la-la-la!
3.
Alle kind'ren hupp'len, springen, tra-la-la-li, ti-ra-la-la-la!
Hoor ze vrolijk juichen, zingen, tra-la-la-li, ti-ra-la-la-la!
Ik zing ook plezierig mee: "Heerlijk, heerlijk is 't, hoezee!"
Tra-la-la-li, ti-ra-la-la-la, ti-ra-la-la-li, ti-ra-la-la-la!
Hoor ze vrolijk juichen, zingen, tra-la-la-li, ti-ra-la-la-la!
Ik zing ook plezierig mee: "Heerlijk, heerlijk is 't, hoezee!"
Tra-la-la-li, ti-ra-la-la-la, ti-ra-la-la-li, ti-ra-la-la-la!
Lied • Juyght nu, juyght!
1.
Juyght nu, juyhght soo arm als ryck, ons is op deusen dach,
een Kind gheboren, heuchelyc, dwelc aller dinc vermagh,
oock heyligh is daer by, 't is Jesus Christus,
hy die quam om 's mensen sond voorwaer, uyt synen hemel claer!
een Kind gheboren, heuchelyc, dwelc aller dinc vermagh,
oock heyligh is daer by, 't is Jesus Christus,
hy die quam om 's mensen sond voorwaer, uyt synen hemel claer!
2.
Bedenckt hoe hy is afgedaelt, in noot en nederheyt,
in Bethlehem, so de scrift verhaelt, al in een schure leyt.
Een krib syn woninck is, die toch een coninck is,
den hoogsten coninck wyd ende zyd, op d'aert in eeuwichheyt.
in Bethlehem, so de scrift verhaelt, al in een schure leyt.
Een krib syn woninck is, die toch een coninck is,
den hoogsten coninck wyd ende zyd, op d'aert in eeuwichheyt.
Lied • Kijk, mijn lichtje!
Lied • Kom op, we gaan naar Bethlehem!
1.
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
Bethlehem, Bethlehem!
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen!
Bethlehem, Bethlehem!
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen!
2.
Wie vinden we daar in Bethlehem,
Bethlehem, Bethlehem?
Wie vinden we daar in Bethlehem,
op een ijzig koude morgen?
Bethlehem, Bethlehem?
Wie vinden we daar in Bethlehem,
op een ijzig koude morgen?
3.
De herders gingen naar Bethlehem,
Bethlehem, Bethlehem.
De herders gingen naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen.
Bethlehem, Bethlehem.
De herders gingen naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen.
4.
De engelen vlogen daar ook naar toe,
ook naar toe, ook naar toe.
De engelen vlogen daar ook naar toe,
op een ijzig koude morgen.
ook naar toe, ook naar toe.
De engelen vlogen daar ook naar toe,
op een ijzig koude morgen.
5.
De wijzen reisden van heel ver,
van heel ver, van heel ver.
De wijzen reisden van heel ver,
op een ijzig koude morgen.
van heel ver, van heel ver.
De wijzen reisden van heel ver,
op een ijzig koude morgen.
6.
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
Bethlehem, Bethlehem!
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen
Bethlehem, Bethlehem!
Kom op, we gaan naar Bethlehem,
op een ijzig koude morgen
Lied • Le coq est mort
Le coq est mort, le coq est mort, le coq est mort, le coq est mort.
Il ne dira plus: cocodi, cocoda, 2x, coco cocodi, cocodi, cocoda.
Il ne dira plus: cocodi, cocoda, 2x, coco cocodi, cocodi, cocoda.
Lied • Little Jack Horner
Little Jack Horner sat in a corner, eating his Christmas pie;
he put in his thumb and pulled out a plum and said: "Yum, yum yum,
what a good boy, am I."
he put in his thumb and pulled out a plum and said: "Yum, yum yum,
what a good boy, am I."
Lied • My Bonnie is over the ocean (1)
1.
My Bonnie is over the ocean, my Bonnie is over the sea.
My Bonnie is over the ocean, oh, bring back my Bonnie to me!
My Bonnie is over the ocean, oh, bring back my Bonnie to me!
Bring back, bring back, bring back my Bonnie to me, to me!
Bring back, bring back, oh, bring back my Bonnie to me!
Bring back, bring back, oh, bring back my Bonnie to me!
2.
Oh, blow ye the winds over the ocean and blow ye the winds over the sea.
Oh, blow ye the winds over the ocean and bring back my Bonnie to me!
Oh, blow ye the winds over the ocean and bring back my Bonnie to me!
Bring back, bring back, bring back my Bonnie to me, to me!
Bring back, bring back, oh, bring back my Bonnie to me!
Bring back, bring back, oh, bring back my Bonnie to me!
3.
Last night as I lay on my pillow, last night as I lay on my bed.
Last night as I lay on my pillow, I dreamed that my Bonnie was dead.
Last night as I lay on my pillow, I dreamed that my Bonnie was dead.
Bring back, bring back, bring back my Bonnie to me, to me!
Bring back, bring back, oh, bring back my Bonnie to me!
Bring back, bring back, oh, bring back my Bonnie to me!
4.
The winds have blown over the ocean, the winds have blown over the sea.
The winds have blown over the ocean and brought back my Bonnie to me.
The winds have blown over the ocean and brought back my Bonnie to me.
Bring back, bring back, bring back my Bonnie to me, to me!
Bring back, bring back, oh, bring back my Bonnie to me!
Bring back, bring back, oh, bring back my Bonnie to me!
Lied • Negen echo's in een koor
Negen echo's in een koor is geen gehoor,
hoewel de tiende nog doorslaapt op één oor.
hoewel de tiende nog doorslaapt op één oor.
Lied • Rommel-de-bommel (2)
1.
Rommeldebommel, wat een gestommel
hoor ik me daar op de zolder!
Rinkel-de-kinkel, wat een gerinkel,
wat een geholder-de-bolder!
hoor ik me daar op de zolder!
Rinkel-de-kinkel, wat een gerinkel,
wat een geholder-de-bolder!
2.
Dat is Sinterklaas met zijn knecht Pieterbaas,
die zijn weer uit Spanje gekomen.
Zij hebben weer zakken en manden en pakken
vol lekkers en moois meegenomen.
die zijn weer uit Spanje gekomen.
Zij hebben weer zakken en manden en pakken
vol lekkers en moois meegenomen.
3.
Ze gaan met gemak met hun paard over 't_dak,
geen regen of wind kan hen hin'dren.
Ze vragen meteen door de schoorsteen heen:
"Zijn hier ook stoute kind'ren?"
geen regen of wind kan hen hin'dren.
Ze vragen meteen door de schoorsteen heen:
"Zijn hier ook stoute kind'ren?"
4.
"Welnee Sinterklaas, och, welnee, Pieterbaas,
we zijn immers allemaal zoetjes;
we doen heus geen kwaad, niet in huis, niet op straat,
vraag 't aan onze paatjes en moetjes!"
we zijn immers allemaal zoetjes;
we doen heus geen kwaad, niet in huis, niet op straat,
vraag 't aan onze paatjes en moetjes!"
5.
"U ziet, Sinterklaas, dus u ziet, Pieterbaas,
dat u ons geen roe moet geven,
maar liever een boek of een prent of een koek,
en dan roepen wij: Lang zull’ ze leven!"
dat u ons geen roe moet geven,
maar liever een boek of een prent of een koek,
en dan roepen wij: Lang zull’ ze leven!"
Lied • Santa Lucia
1.
Sul mare luccica, l'astro d'argento,
placida è l'onda, prospero il vento.
Venite all'agile barchetta mia,
Santa Lucia, Santa Lucia! 2x
placida è l'onda, prospero il vento.
Venite all'agile barchetta mia,
Santa Lucia, Santa Lucia! 2x
2.
Con questo zeffiro così soave,
o, come è bello star sulla nave,
su passeggeri, venite via,
Santa Lucia, Santa Lucia! 2x
o, come è bello star sulla nave,
su passeggeri, venite via,
Santa Lucia, Santa Lucia! 2x
3.
In' fra le tende bandir la cena,
in una sera così serena,
chi non dimanda,chi non desia,
Santa Lucia, Santa Lucia! 2x
in una sera così serena,
chi non dimanda,chi non desia,
Santa Lucia, Santa Lucia! 2x
4.
Mare sì placido, vento sì caro,
scordar fa i triboli al marinaio,
e va gridando con allegria,
Santa Lucia, Santa Lucia! 2x
scordar fa i triboli al marinaio,
e va gridando con allegria,
Santa Lucia, Santa Lucia! 2x
5.
O, dolce Napoli, o, suol beato,
ove sorridere volle il creato.
tu sei l'impero dell'armonia,
Santa Lucia, Santa Lucia! 2x
ove sorridere volle il creato.
tu sei l'impero dell'armonia,
Santa Lucia, Santa Lucia! 2x
6.
Or che tardate? Bella è la sera;
spira un'auretta fresca e leggiera.
Venite all'agile barchetta mia,
Santa Lucia! Santa Lucia! 2x
spira un'auretta fresca e leggiera.
Venite all'agile barchetta mia,
Santa Lucia! Santa Lucia! 2x
Lied • Sim shalom
Lied • Sint uit Myra
Uit Myra komt de Sint vandaan,
en van Bari uit verspreidt zich zijn faam;
als milde gever, wonderdoener, redder in de nood.
Patroon van vele ambachten, symbool van mildheid groot.
en van Bari uit verspreidt zich zijn faam;
als milde gever, wonderdoener, redder in de nood.
Patroon van vele ambachten, symbool van mildheid groot.
Lied • Sinte Maarten had een koe
1.
Sinte Maarten had een koe,
die ging naar het weiland toe.
Lekker eten van het gras,
en gaan rollen in een plas.
die ging naar het weiland toe.
Lekker eten van het gras,
en gaan rollen in een plas.
2.
Sinte Maarten had een geit,
die had hij een lange tijd.
Was hij daar of was hij hier,
hij ging trouwen met een stier.
die had hij een lange tijd.
Was hij daar of was hij hier,
hij ging trouwen met een stier.
3.
Sinte Maarten had een specht,
die had net een ei gelegd.
Daar kwam plots een jonkie uit,
en die piepte heel erg luid.
die had net een ei gelegd.
Daar kwam plots een jonkie uit,
en die piepte heel erg luid.
4.
Sinte Maarten had een vis,
die wist nooit hoe laat het is.
Hij had geen horloge om,
die mocht niet in de vissenkom!
die wist nooit hoe laat het is.
Hij had geen horloge om,
die mocht niet in de vissenkom!