Abraham, Abraham,
verlaat je land, verlaat je stam! 2x
Abraham, je moet gaan wonen
in het land dat ik zal tonen.
Tel de sterren in de nacht,
zo wordt groot jouw nageslacht.
Abraham, Abraham,
verlaat je land, verlaat je stam!
Bibliotheek
Leeftijdsgroep
Soort lied
Toonreeks
Begeleiding
Taal
Jaarfeest
Seizoen
Thema
Bezetting
Auteurs
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
1.
2.
Abraham, Abraham,
verlaat je land, verlaat je stam! 2x
Ik zal jou mijn zegen geven,
je geleiden allerwegen,
en de volkeren tezaâm
vinden zegen in jouw naam.
Abraham, Abraham,
verlaat je land, verlaat je stam!
verlaat je land, verlaat je stam! 2x
Ik zal jou mijn zegen geven,
je geleiden allerwegen,
en de volkeren tezaâm
vinden zegen in jouw naam.
Abraham, Abraham,
verlaat je land, verlaat je stam!
3.
Abraham, Abraham,
verlaat zijn land, verlaat zijn stam! 2x
Met een woord gaat hij het wagen.
Zonder verder iets te vragen
staat hij op en gaat op reis,
langs de weg die God hem wijst.
Abraham, Abraham,
verlaat zijn land, verlaat zijn stam!
verlaat zijn land, verlaat zijn stam! 2x
Met een woord gaat hij het wagen.
Zonder verder iets te vragen
staat hij op en gaat op reis,
langs de weg die God hem wijst.
Abraham, Abraham,
verlaat zijn land, verlaat zijn stam!
1.
De bloemen in de lente, zij tonen hun pracht.
De bloemen in de lente, zij spreken van uw kracht.
Zij stijgen de hemel een eind tegemoet
en brengen met hun kleuren de Schepper een groet.
De bloemen in de lente, zij spreken van uw kracht.
Zij stijgen de hemel een eind tegemoet
en brengen met hun kleuren de Schepper een groet.
2.
De bomen in de aarde, zij staan daar zo schoon.
De bomen in de aarde, zij spannen de kroon.
Zij stijgen de hemel een eind tegemoet
en brengen met hun lover de Schepper een groet.
De bomen in de aarde, zij spannen de kroon.
Zij stijgen de hemel een eind tegemoet
en brengen met hun lover de Schepper een groet.
3.
De vogels in de bomen, zij zingen hun lied.
De vogels in de bomen verzwijgen U niet.
Zij stijgen de hemel een eind tegemoet
en brengen in beurtzang hun Schepper een groet.
De vogels in de bomen verzwijgen U niet.
Zij stijgen de hemel een eind tegemoet
en brengen in beurtzang hun Schepper een groet.
4.
De engelen daarboven, zij zingen steeds door.
De engelen daarboven, zij zingen ons voor.
Zij loven de Heer en wij zingen hen na;
het ere zij God in de gloria.
De engelen daarboven, zij zingen ons voor.
Zij loven de Heer en wij zingen hen na;
het ere zij God in de gloria.
5.
De mensen op de aarde, zij krijgen pas stem,
wanneer zij weer gaan zingen ter ere van Hem,
die steeds met zijn liefde het leven bekroont
en die op het lied van zijn kinderen woont.
wanneer zij weer gaan zingen ter ere van Hem,
die steeds met zijn liefde het leven bekroont
en die op het lied van zijn kinderen woont.
Lied • De dromen
1.
Jozef zoekt zijn grote broers,
alle tien zijn ze jaloers,
op zijn jas en op zijn dromen,
als ze Jozef aan zien komen,
wordt zijn mantel afgerukt.
Diep zit Jozef in de put.
alle tien zijn ze jaloers,
op zijn jas en op zijn dromen,
als ze Jozef aan zien komen,
wordt zijn mantel afgerukt.
Diep zit Jozef in de put.
2.
Met een slavenkaravaan
moet hij naar Egypte gaan.
Alle dromen zijn vergeten,
heel veel kwaad wordt hem verweten.
Jozef die onschuldig is
komt in de gevangenis.
moet hij naar Egypte gaan.
Alle dromen zijn vergeten,
heel veel kwaad wordt hem verweten.
Jozef die onschuldig is
komt in de gevangenis.
3.
Lange jaren gaan voorbij,
maar de Heer is hem nabij.
Nieuwe dromen worden wakker
door de schenker en de bakker.
Maar de schenker, hij vergeet
al wat Jozef voor hem deed.
maar de Heer is hem nabij.
Nieuwe dromen worden wakker
door de schenker en de bakker.
Maar de schenker, hij vergeet
al wat Jozef voor hem deed.
4.
Farao, hoog op zijn troon,
droomt een wonderlijke droom.
Daarom laat hij Jozef komen
en dan worden alle dromen
van de koe en korenaar
en de maan en sterren waar.
droomt een wonderlijke droom.
Daarom laat hij Jozef komen
en dan worden alle dromen
van de koe en korenaar
en de maan en sterren waar.
5.
God heeft alles omgekeerd,
Jozef wordt als vorst vereerd
en het kwade valt in duigen
en de broers ze moeten buigen.
Zo houdt God door Jozefs hand
't volk van Israël in stand.
Jozef wordt als vorst vereerd
en het kwade valt in duigen
en de broers ze moeten buigen.
Zo houdt God door Jozefs hand
't volk van Israël in stand.
Lied • De Heer is opgetogen
1.
De Heer is opgetogen,
hij steeg boven ons uit.
Wij staan met onze ogen
voor een beslagen ruit,
daarop heeft hij geschreven:
"Ik laat je niet alleen!'
Een glimlach van zijn vrede
valt door die woorden heen.
hij steeg boven ons uit.
Wij staan met onze ogen
voor een beslagen ruit,
daarop heeft hij geschreven:
"Ik laat je niet alleen!'
Een glimlach van zijn vrede
valt door die woorden heen.
2.
De Heer is in de wolken,
onttrokken aan ons oog,
maar hij heeft alle volken
zijn Koninkrijk beloofd.
Al blijft hij nu verborgen
in teken en in taal,
straks, op de nieuwe morgen,
zien wij hem allemaal.
onttrokken aan ons oog,
maar hij heeft alle volken
zijn Koninkrijk beloofd.
Al blijft hij nu verborgen
in teken en in taal,
straks, op de nieuwe morgen,
zien wij hem allemaal.
Lied • De wijzen
1.
De wijzen, de wijzen, die gingen samen reizen,
vertrouwend op een koningsster, zij wisten niet hoe ver.
vertrouwend op een koningsster, zij wisten niet hoe ver.
2.
Zij volgden het teken, de dagen werden weken,
dan klopt een rijke karavaan bij de paleispoort aan.
dan klopt een rijke karavaan bij de paleispoort aan.
3.
"O, koning, wil ons horen: er is een prins geboren,
in_'t Oosten is zijn ster gezien, staat hier zijn wieg misschien?"
in_'t Oosten is zijn ster gezien, staat hier zijn wieg misschien?"
4.
Herodes, hij hoorde, verschrikt naar deze woorden.
"Een koningszoon bij mij in huis? U bent beslist abuis."
"Een koningszoon bij mij in huis? U bent beslist abuis."
5.
De wijzen, de wijzen, die moesten verder reizen.
De ster ging als een lichtend spoor, naar Bethlehem hen voor.
De ster ging als een lichtend spoor, naar Bethlehem hen voor.
6.
Zij hebben gevonden, het kind door God gezonden,
dat koning en dat knecht wil zijn voor ieder groot en klein.
dat koning en dat knecht wil zijn voor ieder groot en klein.
7.
De wijzen, die weten van sterren en planeten,
die baden nu in zonnelicht en doen hun ogen dicht.
die baden nu in zonnelicht en doen hun ogen dicht.
Lied • Het lied van het begin
1.
In het begin lag de aarde verloren,
in het begin in de duisternis;
God sprak zijn woord en het licht werd geboren,
't licht dat vandaag onze dag nog is.
in het begin in de duisternis;
God sprak zijn woord en het licht werd geboren,
't licht dat vandaag onze dag nog is.
2.
In het begin zijn de wolken en luchten,
in het begin is de hemel ontstaan.
God sprak zijn woord en de wateren vluchtten:
zo bracht hij scheiding en ruimte aan.
in het begin is de hemel ontstaan.
God sprak zijn woord en de wateren vluchtten:
zo bracht hij scheiding en ruimte aan.
3.
In het begin is de aarde geboren,
in het begin uit de diepte der zee.
In het begin kwam het gras en de bomen,
bloeiden de bloemen en graasde het vee.
in het begin uit de diepte der zee.
In het begin kwam het gras en de bomen,
bloeiden de bloemen en graasde het vee.
4.
In het begin zijn de sterren gaan branden,
in het begin kwam de zon en de maan.
Boven het land en de zee en de stranden
wijzen zij wegen en tijden aan.
in het begin kwam de zon en de maan.
Boven het land en de zee en de stranden
wijzen zij wegen en tijden aan.
5.
In het begin kwamen vogels gevlogen,
in het begin werd hun lied al gehoord.
Vissen in 't water, wat leeft op het droge:
God schiep de dieren, elk naar hun soort.
in het begin werd hun lied al gehoord.
Vissen in 't water, wat leeft op het droge:
God schiep de dieren, elk naar hun soort.
6.
In het begin riep God mensen tot leven,
in het begin was het woord in hun mond.
Wat was het goed om op aarde te leven,
wat was God blij dat de wereld bestond.
in het begin was het woord in hun mond.
Wat was het goed om op aarde te leven,
wat was God blij dat de wereld bestond.
Lied • 't Is feest vandaag
1.
't Is feest vandaag, 't is Pinksterfeest, wij staan in vuur en vlam,
want Hij, die bij ons is geweest, werkt verder aan zijn plan.
want Hij, die bij ons is geweest, werkt verder aan zijn plan.
2.
Wij weten het nu zonneklaar: al ging Hij van ons heen,
wat Hij beloofd heeft, maakt Hij waar; wij zijn niet meer alleen.
wat Hij beloofd heeft, maakt Hij waar; wij zijn niet meer alleen.
3.
Wij gaan op weg, de wereld rond, er is geen houden aan.
De woorden gaan van mond tot mond, voor ieder te verstaan.
De woorden gaan van mond tot mond, voor ieder te verstaan.
4.
De wonderen zijn om ons heen, ze waaien op de wind.
't Is feest vandaag, voor iedereen: een nieuwe tijd begint!
't Is feest vandaag, voor iedereen: een nieuwe tijd begint!
Lied • Jericho
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo! 2x
1.
Als wij Jericho niet winnen, komen wij het land niet binnen
en ons volk zal blijven staan aan de poort van Kanaän.
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo! 2x
en ons volk zal blijven staan aan de poort van Kanaän.
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo! 2x
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo! 2x
2.
God geeft Jozua een teken: trek de stad om zonder spreken,
doe dat zeven dagen lang, Ik strijd voor u, wees niet bang!
doe dat zeven dagen lang, Ik strijd voor u, wees niet bang!
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo! 2x
3.
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo! 2x
Maar als de bazuinen schallen gaan wij juichen met zijn allen
en de muren, dubbeldik, vallen in elkaar van schrik.
Maar als de bazuinen schallen gaan wij juichen met zijn allen
en de muren, dubbeldik, vallen in elkaar van schrik.
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo! 2x
Lied • Klim in de hoogste bomen!
1.
Klim in de hoogste bomen,
pluk alle takken kaal;
de Koning onzer dromen
zal naar het Paasfeest komen!
Begroet hem allemaal! 2x
pluk alle takken kaal;
de Koning onzer dromen
zal naar het Paasfeest komen!
Begroet hem allemaal! 2x
2.
Vertel op alle wegen,
dat hij in aantocht is.
Hij brengt ons heil en zegen,
geen vijand houdt hem tegen,
geen macht die sterker is. 2x
dat hij in aantocht is.
Hij brengt ons heil en zegen,
geen vijand houdt hem tegen,
geen macht die sterker is. 2x
3.
Vlag met de groene twijgen
en maak voor hem ruim baan!
Wij, die naar vrede hijgen,
wij kunnen nu niet zwijgen:
zijn koninkrijk breekt aan. 2x
en maak voor hem ruim baan!
Wij, die naar vrede hijgen,
wij kunnen nu niet zwijgen:
zijn koninkrijk breekt aan. 2x
4.
Gooi nu maar opgetogen
de mantels op de grond:
"Hosanna, in de hoge!"
Wij maken erebogen,
gezegend hij die komt! 2x
de mantels op de grond:
"Hosanna, in de hoge!"
Wij maken erebogen,
gezegend hij die komt! 2x
Lied • Mozes' moeder zingt
1.
Klein, klein kindje,
je leven loopt gevaar.
Ik maak een biezen mandje,
en morgen is het klaar.
je leven loopt gevaar.
Ik maak een biezen mandje,
en morgen is het klaar.
2.
Klein, klein kindje,
dit mandje wordt een boot.
Daarmee moet jij gaan varen,
op leven of op dood.
dit mandje wordt een boot.
Daarmee moet jij gaan varen,
op leven of op dood.
3.
Klein, klein kindje,
ik zet je tussen het riet.
Wie weet gebeurt het wonder,
dat de prinses je ziet.
ik zet je tussen het riet.
Wie weet gebeurt het wonder,
dat de prinses je ziet.
4.
Klein, klein kindje,
als de prinses jou vindt,
dan gaat je boot niet onder;
je bent een koningskind.
als de prinses jou vindt,
dan gaat je boot niet onder;
je bent een koningskind.
Lied • Noach
1.
Het water steeg wel hoog maar wonder boven wonder
ging Noach niet ten onder; de ark alleen bleef droog.
De ark alleen bleef droog.
ging Noach niet ten onder; de ark alleen bleef droog.
De ark alleen bleef droog.
2.
De dieren gingen mee, de groten en de kleinen
met Noach en de zijnen. De dieren twee aan twee.
De dieren twee aan twee.
met Noach en de zijnen. De dieren twee aan twee.
De dieren twee aan twee.
3.
Zij dreven maanden rond. Toen ging het water zakken,
de duif vond groene takken, de ark liep aan de grond.
De ark liep aan de grond.
de duif vond groene takken, de ark liep aan de grond.
De ark liep aan de grond.
4.
De aarde was er weer. En mens en dier mocht wonen
onder de groene bomen, in vrede met de Heer.
In vrede met de Heer.
onder de groene bomen, in vrede met de Heer.
In vrede met de Heer.
5.
De regenboog staat hoog, als teken voor de volken,
Gods woorden te vertolken: het land, het land blijft droog,
het land, het land blijft droog.
Gods woorden te vertolken: het land, het land blijft droog,
het land, het land blijft droog.
Lied • Scheppingslied
1.
De aarde lag verloren in leegte en donkerheid.
Toen is het licht geboren, licht van de eeuwigheid.
Het duister werd doorbroken, de dag kwam en de nacht.
God heeft zijn woord gesproken en alles voortgebracht.
Toen is het licht geboren, licht van de eeuwigheid.
Het duister werd doorbroken, de dag kwam en de nacht.
God heeft zijn woord gesproken en alles voortgebracht.
2.
De wolken en de luchten, de aarde en de zee,
de bomen en de vruchten, de bloemen en het vee.
De lichten aan de hemel, de vogels in het gras,
het water vol gewemel; God zag hoe goed het was.
de bomen en de vruchten, de bloemen en het vee.
De lichten aan de hemel, de vogels in het gras,
het water vol gewemel; God zag hoe goed het was.
3.
Toen kwam de mens tot leven, een mens aan God gelijk.
De Macht werd hem gegeven over het dierenrijk.
De taal werd hem tot teken, de aarde werd zijn land,
aan niets zou 't hem ontbreken, want God was op zijn hand.
De Macht werd hem gegeven over het dierenrijk.
De taal werd hem tot teken, de aarde werd zijn land,
aan niets zou 't hem ontbreken, want God was op zijn hand.
4.
De aarde lag verloren in leegte en donkerheid.
Toen is muziek gekomen, muziek voor de eeuwigheid.
De stilte werd doorbroken; door zang en fluitenspel.
Hoe God de klanken wilde, klonken ze wonderwel.
Toen is muziek gekomen, muziek voor de eeuwigheid.
De stilte werd doorbroken; door zang en fluitenspel.
Hoe God de klanken wilde, klonken ze wonderwel.