Aan tafel, aan tafel. Tafeltje dek.
Heb jij ook zo'n trek? In een bammetje,
boterhammetje, boterham met pindakaas / hagelslag / appelstroop.
Hap hap hap, alles is weg. Wip in je mond en het bammetje is weg.
Bibliotheek
Leeftijdsgroep
Soort lied
Toonreeks
Begeleiding
Taal
Jaarfeest
Seizoen
Thema
Bezetting
Auteurs
Ademhaling
Articulatie
Brommers
Concentratie
Houding
Luisteren
Resonans
Stem losmaken
Kinderen met zangproblemen
Lied • Barend de bezembinder
Ik ben Barend. Barend, wat doe je voor de kost?
Ik ben Barend de bezembinder, dat, dat doe ik voor de kost.
Zeg, waar maak je die bezems van?
Van takken en van twijgen, die kan ik makk’lijk krijgen.
In het bos, op het mos, raap ik tak voor tak,
want ik ben Barend de bezembinder; bezembinder is mijn vak.
Dat is Barend de bezembinder; bezembinder is zijn vak!
Ik ben Barend de bezembinder, dat, dat doe ik voor de kost.
Zeg, waar maak je die bezems van?
Van takken en van twijgen, die kan ik makk’lijk krijgen.
In het bos, op het mos, raap ik tak voor tak,
want ik ben Barend de bezembinder; bezembinder is mijn vak.
Dat is Barend de bezembinder; bezembinder is zijn vak!
Lied • Clowntje heeft een rooie neus
Clowntje heeft een rooie neus. Ha ha ha.
En als hij dan gaat dansen.
Hop sa fal dera.
Dan doen we 't allemaal na.
En als hij dan gaat dansen.
Hop sa fal dera.
Dan doen we 't allemaal na.
Lied • Daar ben ik dan
Dag, Sinterklaas, daar ben ik dan! Dag, Sinterklaas, dag, Pieterman!
Wilt u wel eens weten wat ik zingen kan?
Wilt u wel eens weten wat ik zingen kan?
Er liggen bolletjes in de grond te slapen.
Er liggen bolletjes in de grond, overal in 't rond.
Wakker worden, alle vogeltjes zingen,
alle vogeltjes fluiten: zet de bloemetjes buiten!
Er liggen bolletjes in de grond, overal in 't rond.
Wakker worden, alle vogeltjes zingen,
alle vogeltjes fluiten: zet de bloemetjes buiten!
Lied • De knipperbol
Wat zegt de knipperbol? Kom maar hier, ik help je met plezier. Dat zegt de knipperbol. Stap, stap, hand in hand, rustig naar de overkant.
Lied • De speeltuin
1.
Wie gaat er mee naar de speeltuin,
de speeltuin van Jan Hompelman,
waar je fijn op de schommel schommelen kan
en wie houdt daar niet van?
Dag, baas Jan Hompelman,
wilt u eens zien hoe ik schommelen kan?
de speeltuin van Jan Hompelman,
waar je fijn op de schommel schommelen kan
en wie houdt daar niet van?
Dag, baas Jan Hompelman,
wilt u eens zien hoe ik schommelen kan?
2.
Wie gaat er mee naar de speeltuin,
de speeltuin van Jan Hompelman,
waar je fijn op de wip wippen kan
en wie houdt daar niet van?
Dag, baas Jan Hompelman,
wilt u eens zien hoe ik wippen kan?
de speeltuin van Jan Hompelman,
waar je fijn op de wip wippen kan
en wie houdt daar niet van?
Dag, baas Jan Hompelman,
wilt u eens zien hoe ik wippen kan?
3.
Wie gaat er mee naar de speeltuin,
de speeltuin van Jan Hompelman,
waar je fijn op het klimrek klimmen kan en wie houdt daar niet van?
Dag, baas Jan Hompelman,
wilt u eens zien hoe ik klimmen kan?
de speeltuin van Jan Hompelman,
waar je fijn op het klimrek klimmen kan en wie houdt daar niet van?
Dag, baas Jan Hompelman,
wilt u eens zien hoe ik klimmen kan?
Tjoep zegt de vlieger en hij vliegt de lucht in.
Tjoep zegt de vlieger en hij vliegt omhoog.
Tjoep zegt de vlieger en hij vliegt omhoog.
Lied • De wind
Hoor de wind eens waaien, oei-oei-oei!
Zie de bomen zwaaien, oei-oei-oei!
Ga niet zo tekeer, jij, lastige meneer!
Ik blijf lekker binnen, wat een lelijk weer!
Zie de bomen zwaaien, oei-oei-oei!
Ga niet zo tekeer, jij, lastige meneer!
Ik blijf lekker binnen, wat een lelijk weer!
Lied • Drie klompjes
Eén klompje, twee klompjes, drie kleine klompjes op een rijtje bij de haard.
Eén klompje, twee klompjes, drie kleine klompjes en water voor het paard.
Eén klompje, twee klompjes, drie kleine klompjes en water voor het paard.
1.
Sint Sint, wat zal je me geven?
Sint Sint, wat krijg ik dit jaar?
Sint, Sint, ik wil zo graag een popje. Sint, Sint, toe geef het me maar!
Sint Sint, wat krijg ik dit jaar?
Sint, Sint, ik wil zo graag een popje. Sint, Sint, toe geef het me maar!
Eén klompje, twee klompjes, drie kleine klompjes op een rijtje bij de haard.
Eén klompje, twee klompjes, drie kleine klompjes en water voor het paard.
Eén klompje, twee klompjes, drie kleine klompjes en water voor het paard.
2.
Sint Sint, wat zal je me geven?
Sint Sint, wat krijg ik dit jaar?
Sint Sint, ik wil zo graag een hondje. Sint Sint, toe geef het mij maar!
Sint Sint, wat krijg ik dit jaar?
Sint Sint, ik wil zo graag een hondje. Sint Sint, toe geef het mij maar!
Eén klompje, twee klompjes, drie kleine klompjes op een rijtje bij de haard.
Eén klompje, twee klompjes, drie kleine klompjes en water voor het paard.
Eén klompje, twee klompjes, drie kleine klompjes en water voor het paard.
3.
Sint Sint, wat zal je me geven?
Sint Sint, wat krijg ik dit jaar?
Sint Sint, ik wil zo graag een …..
Sint Sint, toe geef het mij maar!
Sint Sint, wat krijg ik dit jaar?
Sint Sint, ik wil zo graag een …..
Sint Sint, toe geef het mij maar!
Eén klompje, twee klompjes, drie kleine klompjes op een rijtje bij de haard.
Eén klompje, twee klompjes, drie kleine klompjes en water voor het paard.
Eén klompje, twee klompjes, drie kleine klompjes en water voor het paard.
Lied • Een treintje ging uit rijden
Een treintje ging uit rijden van Amsterdam naar Rotterdam
en achter al die raampjes daar zaten zoveel kinderen
en die deden allemaal zo
en achter al die raampjes daar zaten zoveel kinderen
en die deden allemaal zo
Lied • Elsje Fiderelsje
Elsje Fiederelsje zet je klompjes bij 't vuur
Moeder bakt pannenkoeken maar het meel is zo duur.
Pingelingelinge, pannenkoek, stroop met rozijnen.
Tingelingelinge, pannenkoek, kom j’op bezoek?
Moeder bakt pannenkoeken maar het meel is zo duur.
Pingelingelinge, pannenkoek, stroop met rozijnen.
Tingelingelinge, pannenkoek, kom j’op bezoek?
Lied • Engeltje
Engeltje in de kerstboom, vlieg eens omlaag!
hoor je wat ik vraag? Twee glazen vleugeltjes zijn om te vliegen;
hoog uit de kerstboom naar omlaag.
hoor je wat ik vraag? Twee glazen vleugeltjes zijn om te vliegen;
hoog uit de kerstboom naar omlaag.
Lied • Herfst (1)
1.
Herfst, herfst, wat heb je te koop?
Duizend kilo blaadjes op een hoop.
Zakken vol met wind, ja, mijn kind,
'k_weet niet of jij dat aardig vindt.
Duizend kilo blaadjes op een hoop.
Zakken vol met wind, ja, mijn kind,
'k_weet niet of jij dat aardig vindt.
2.
Herfst, herfst, wat heb je te koop?
Paddenstoelen, honderd op een hoop.
'k_Zet ze voor je neer, heus meneer,
dat doe ik alle jaren weer.
Paddenstoelen, honderd op een hoop.
'k_Zet ze voor je neer, heus meneer,
dat doe ik alle jaren weer.
3.
Herfst, herfst, wat heb je te koop?
Dikke zwarte wolken op een hoop.
Alles in de stad gooi ik nat.
Koop je van mij zo'n regenbad?
Dikke zwarte wolken op een hoop.
Alles in de stad gooi ik nat.
Koop je van mij zo'n regenbad?
Lied • Het bruidspaar Do-re-mi
Oom Nol Mi-fa-sol gaat trouwen met tante Do-re-mi. 't Is dwaas en dol, de krant staat vol van het bruidspaar Do-re-mi-fa-sol. Dag tante Daatje en dag oom Nol.
Lied • Kaarsjes
Kaarsjes hier kaarsjes daar, overal staan de kaarsjes klaar.
Vlammetjes dansen vrolijk, kaarsjes in de kandelaar,
kaarsjes op de tafel, kaarsjes in de takken.
Kaarsjes hier kaarsjes daar, overal staan de kaarsjes klaar.
Vlammetjes dansen vrolijk, kaarsjes in de kandelaar,
kaarsjes op de tafel, kaarsjes in de takken.
Kaarsjes hier kaarsjes daar, overal staan de kaarsjes klaar.
Lied • Kaboutertjes drinken kabouterthee
Kaboutertjes drinken kabouterthee van dideldee kabouterthee van dideldi dideldi doekjes met kleine kabouterkoekjes.
Lied • Koetjes in t stalletje
1.
Koetjes in het stalletje, wees toch wat stil,
hier is een klein kindje dat slapen wil!
"Boe", zeggen de koeien, "dan zullen we niet meer loeien."
hier is een klein kindje dat slapen wil!
"Boe", zeggen de koeien, "dan zullen we niet meer loeien."
2.
"Bè", zeggen de schapen, "dan zullen we niet meer blaten."
3.
"Woef", zeggen de hondjes, "houd jullie dan ook je mondjes!"
Lammetje, lammetje, lammetje, kom er eens over mijn dammetje!
Lammetje zoet, lammetje klein, wil je wel mijn vriendje zijn?
Lammetje zoet, lammetje klein, wil je wel mijn vriendje zijn?
Lied • Lentegeheim
Ik weet dat de lente komt,
ik weet het nu heel zeker.
Ik weet dat de lente komt.
Waarom, waarom, waarom,
wie heeft je dat verteld?
Het lammetje in het veld.
ik weet het nu heel zeker.
Ik weet dat de lente komt.
Waarom, waarom, waarom,
wie heeft je dat verteld?
Het lammetje in het veld.
Lied • Lied van Piet
1.
Piet heeft gesnoept van de pepernoten,
Piet heeft gesnoept van het suikergoed.
Piet heeft gesnoept van de boterletter,
Piet, Piet, Piet, dat is dom wat je doet!
Sinterklaas weet alles toch,
Pietertje Roet, och, och, och!
Piet heeft gesnoept van het suikergoed.
Piet heeft gesnoept van de boterletter,
Piet, Piet, Piet, dat is dom wat je doet!
Sinterklaas weet alles toch,
Pietertje Roet, och, och, och!
2.
Piet heeft gefietst op de kinderfietsen,
Piet heeft gespeeld met de speelgoedtrein.
Pietertje Roet wou zo dolgraag spelen,
Piet wou net als de kinderen zijn.
Sint zegt: "Nou voor deze keer,
Pietertje Zoet, dan nooit meer!"
Piet heeft gespeeld met de speelgoedtrein.
Pietertje Roet wou zo dolgraag spelen,
Piet wou net als de kinderen zijn.
Sint zegt: "Nou voor deze keer,
Pietertje Zoet, dan nooit meer!"
Lied • Maanliedje
1.
Wij gaan naar de maan
We gaan naar de maan, trek je ruimtepak maar aan.
We gaan naar de maan, trek je ruimtepak maar aan.
2.
Wat zullen we daar gaan eten? Maanchocola!
3.
Wat zullen we daar gaan drinken? Maankarnemelk!
4.
Wat zullen we daar gaan zingen? Maanmannenlied!
5.
Laten we met z'n allen gaan, dan wordt het volle maan. Zet een racket op het dak van de flat. Zet m'n bed dan maar in de racket. Rrrr-rrr. Mannetje in de maan, wil je op me wachten, want ik kom eraan!
Lied • Mik-mak-mannetje
Mik-mak-mannetje, kereweer, kereweer,
Mik-mak-mannetje, koekepeer.
Mik-mak-mannetje, koekepeer.
1.
Wat heeft hij op zijn bolletje?
Een hoedje, een hoedje!
Wat heeft hij op zijn bolletje?
Een hoedje, meneer, hoedje op zijn bolletje.
Een hoedje, een hoedje!
Wat heeft hij op zijn bolletje?
Een hoedje, meneer, hoedje op zijn bolletje.
Mik-mak-mannetje, kereweer, kereweer,
Mik-mak-mannetje, koekepeer.
Mik-mak-mannetje, koekepeer.
2.
Wat heeft hij om zijn halsje? Een dasje, een dasje.
Wat heeft hij om zijn halsje? Een dasje, meneer,
hoedje op zijn bolletje,
dasje om zijn halsje.
Wat heeft hij om zijn halsje? Een dasje, meneer,
hoedje op zijn bolletje,
dasje om zijn halsje.
Mik-mak-mannetje, kereweer, kereweer,
Mik-mak-mannetje, koekepeer.
Mik-mak-mannetje, koekepeer.
3.
Wat heeft hij om zijn schoudertjes? Een jasje, een jasje.
Wat heeft hij om zijn schoudertjes? Een jasje, meneer,
hoedje op zijn bolletje,
dasje om zijn halsje,
jasje om zijn schoudertjes.
Wat heeft hij om zijn schoudertjes? Een jasje, meneer,
hoedje op zijn bolletje,
dasje om zijn halsje,
jasje om zijn schoudertjes.
Mik-mak-mannetje, kereweer, kereweer,
Mik-mak-mannetje, koekepeer.
Mik-mak-mannetje, koekepeer.
4.
Wat heeft hij om zijn beentjes? Een broekje, een broekje.
Wat heeft hij om zijn beentjes? Een broekje, meneer,
hoedje op zijn bolletje,
dasje om zijn halsje,
jasje om zijn schoudertjes,
een broekje om zijn beentjes.
Wat heeft hij om zijn beentjes? Een broekje, meneer,
hoedje op zijn bolletje,
dasje om zijn halsje,
jasje om zijn schoudertjes,
een broekje om zijn beentjes.
Mik-mak-mannetje, kereweer, kereweer,
Mik-mak-mannetje, koekepeer.
Mik-mak-mannetje, koekepeer.
5.
Wat heeft hij om zijn voetjes?
Twee schoentjes, twee schoentjes
Wat heeft hij om zijn voetjes?
Twee schoentjes, meneer
hoedje op zijn bolletje,
dasie om zijn halsje,
jasje om zijn schoudertjes,
een broekje om zijn beentjes,
twee schoentjes om zijn voetjes.
Twee schoentjes, twee schoentjes
Wat heeft hij om zijn voetjes?
Twee schoentjes, meneer
hoedje op zijn bolletje,
dasie om zijn halsje,
jasje om zijn schoudertjes,
een broekje om zijn beentjes,
twee schoentjes om zijn voetjes.
Mik-mak-mannetje, kereweer, kereweer,
Mik-mak-mannetje, koekepeer.
Mik-mak-mannetje, koekepeer.
Lied • Op het dak
1.
Krik-krak krikkrak, Pietje op het dak!
Kunstjes maken op de daken.
Kunstjes maken op de daken.
2.
Noten strooien, pakjes gooien.
3.
Dakenpietje, niemand ziet je.