Ademhalingsoefeningen (1)

Zingen gebeurt op een uitademing, en daarmee is de adem de drager van de zang, vergelijkbaar met de strijkstok bij het vioolspel. Een lage en goed gesteunde ademhaling die de rest van het lichaam niet verkrampt is een belangrijke voorwaarde voor het zingen. Het gaat daarbij over het ruim en ontspannen inademen, het ontdekken van het diepe ademreservoir, het geleidelijk afgeven van de adem door het middenrif, en het loslaten (afspannen) van het middenrif voor een nieuwe inademing. Door ademhalingsoefeningen kan dit ademgebruik geautomatiseerd worden, belangrijk omdat het bij het zingen een onbewust proces moet zijn.

1 - Stoomtrein

Begin met een langzaam t-t-tsj, t-t-tsj, dat steeds sneller wordt. Zet niet teveel druk op de keel, de energie komt vanuit het middenrif. De (vlakke) handen kunnen als zuigers van een motor op en neer bewegen, of als wielen aan weerszijden ronddraaien. Haal tijdig adem, zodat de leerlingen niet achter hun adem raken. Versnellen is niet zo moeilijk, maar dan moet er vertraagd worden. Stuur dat als leerkracht met overtuiging.

Lees verder

2 - Zzzzoef!

Schiet met een denkbeeldige pijl en boog pijlen af op voorwerpen in de zaal met een krachtige zzzzoef! De deur, het gordijn, het lichtknopje, de tl-balk, alles kan doel zijn. Tijdens de zzzz wordt de boog gespannen, bij de zoef! vliegt de pijl weg. Ook een goede oefening voor het focussen, het gezamenlijk richten van klank en energie.

Lees verder

3 - Lekke band oppompen

Zes keer krachtig pompen fff - fff - fff, met een fietspompbeweging met de handen, dan aandachtig luisteren. Er klinkt een hele zachte dunne sssssss, het gaatje in de band..... Weer pompen, nu acht keer, dan weer dat gaatje. Nog vaker pompen, totdat uiteindelijk met een harde BAM! de band ontploft.

Lees verder

4 - Opblaaspop

De leerlingen zitten ingezakt op hun stoelen. Ze blazen zichzelf met pompbewegingen op met een aantal krachtige ademstoten ff-ff-ff-ff-ff, totdat ze als iets te strak opgeblazen poppen op hun tenen staan met de armen wijd. Trek een denkbeeldige stop los, en de poppen zakken met een lange psjsjsjsjsj--- weer in elkaar en terug op hun stoelen. Trek aan een denkbeeldig touwtje, en met een HOP! zitten de leerlingen weer recht.

Lees verder

5 - Fluister doorgeven

De leerlingen zitten in meerdere groepjes, omgedraaid met de rug naar voren, de ogen eventueel dicht. De leerkracht fluistert bij groep 1 een ritme, dat eerst door groep 1, en daarna één voor één door de andere groepjes wordt herhaald. Bijvoorbeeld takke-takke-tak, psjt-psjt, cha-cha-cha, krak-krak-krak, ppp-ppp-ppp (flapperende lippen, briesend paard), ff-ff-sj. Fluister het voor, en zet geen druk op de keel, fluisteren is zachtjes. De oren worden bij deze oefening ook gespitst, er wordt intensief geluisterd.

Lees verder

6 - Skippybal

De leerlingen zitten op een denkbeeldige skippybal, de voeten iets uit elkaar, iets door de knieën gebogen. Met de handen wordt een denkbeeldig handvat aan de bal vastgehouden. Als de leerkracht roept Hop! dan springen de leerlingen op, en landen vervolgens op de bal, met een sj-sj-sj-sj-sj, eerst luid, dan zachter wordend, wat nastuiterend of -wiegend op de bal. Totdat iedereen weer stil zit, en er een nieuw startschot Hop! gegeven wordt.

Lees verder

7 - Sisklanken-echo

De leerkracht doet een ritme met sis- en blaasklanken voor, dat door de leerlingen herhaald wordt. Zorg dat je in een mooie heen-en-weer cadans komt, met ritmes van gelijke lengte. Wees inventief, je kunt variëren in hoog en laag, zacht en hard, mond meer open of meer gesloten, kortere en langere klanken. Gebruik ook gerust de korte medeklinkers als K, P, T, of flapperende lippen met p-p-p-p of b-b-b-b (rillen van de kou). Of maak een crescendo tijdens een ritme, een steeds krachtig wordende fffffffFFFFF. Maak de geluiden spannend en onverwacht. Laat ook leerlingen geluiden verzinnen en voordoen.

Lees verder

8 - Leegwringen

Uitblazen op een lange sjsjsjsjsj-----, dan het laatste restje lucht er uitwringen, pers het er met de buik uit. Maak ook een wringbeweging met de handen. Houd deze ademhonger enkele tellen vast, laat de buik in één keer los, zodat hij naar buiten beweegt en de longen vanzelf volstromen. Je kunt daarbij de handen op de buik houden om te voelen wat er gebeurt.

Lees verder

9 - Bal leegduwen

Houd voor de buik en denkbeeldige strandbal vast, en druk hem leeg met een lange ssssss. Duw de handen geleidelijk naar binnen en zorg dat daarbij de schouders ontspannen blijven. Houd de bal enkele tellen in die ingedrukte toestand, laat dan los, de handen bewegen plotseling naar buiten en de bal (en de buik) stroomt in één keer vol. Het naar binnen stromen van de lucht gaat met open mond, en het plotselinge ervan (alsof je schrikt) maakt dat het vanzelf gaat, niet gestuurd.

Lees verder

10 - Venster openschuiven

Met een stevige zzzzzzzzt een denkbeeldig raam naar boven openschuiven en vasthouden, dan met een diepe ademteug de buitenlucht inademen (met de neus), lekker uitzuchten, en het venster weer laten zakken. Beschrijf de situatie in een beeld: je bent op wintersportvakantie in een hotel, en je schuift 's morgens het raam open: wat heb je geroken?

Lees verder

11 - Beslagen raam

Blaas tegen een denkbeeldig raam, zodat het overal beslagen is. Zorg dat je overal bent geweest en al het glas door je adem is aangeblazen. Schrijf dan met je vinger denkbeeldige noten op het glas (en zingen natuurlijk): A-B-C-D..... Dan alles uitvegen en opnieuw beginnen. Of zing op een toon andere letters van het alfabet.

Lees verder

12 - Vuurtje aansteken

Flink in de handen wrijven tot ze warm worden, gaan gloeien. Ontsteek een denkbeeldig vuurtje en blaas het vuur flink aan fff-fff-fff, zodat het opflakkert: sjsjsjsj..... Maak met de handen flakkerbewegingen van het vuur. Probeer het dan met flinke ademteugen uit te blazen (handen aan de mond): ff-fff-fff...

Lees verder
X

Gebruik je mobiel in horizontale positie voor een optimale weergave.