Van achter uit de klas speelt de leerkracht korte melodieën voor, in majeur of in mineur. Dat kan een melodie zijn van drie tonen, met daarin een grote terts (majeur) of een kleine terts (mineur). De leerlingen luisteren naar het toongeslacht en spelen het na. De leerlingen kunnen ook in twee groepen verdeeld worden, een majeurgroep en een mineurgroep. Als de leerkracht een mineurmelodie voorspeelt, dan speelt de mineurgroep na, en bij het voorspelen van een majeurmelodie de majeurgroep.
Variatie 1: de leerlingen keren het toongeslacht om: speelt de leerkracht in mineur voor, dan spelen de leerlingen in majeur na.
Variatie 2: de leerlingen passen het tempo aan: speelt de leerkracht in majeur voor, dan spelen de leerlingen de melodie in een hoger tempo na, wordt er in mineur voorgespeeld, dan wordt het naspelen in een langzamer tempo gedaan. Daarmee wordt het majeur- en mineurkarakter nog versterkt.
Terug