Dit is een hele aparte oefening, eigenlijk meer een grapje, maar wel één waar een boel van te leren valt. En echt fraai van klank is het ook niet..... Zing op duu een toon, en blaas daarbij ook wat lucht uit. Met die uitgeblazen lucht kan gefloten worden! Je kunt dus zingen en fluiten tegelijk. Dat is aanvankelijk onwennig, maar de leerlingen leren al snel hoe hard ze moeten blazen om het acceptabel te krijgen. Nu kan er naar twee dingen tegelijk geluisterd worden, de fluittoon en de zangtoon. Deze twee tonen moeten in het begin dezelfde zijn. Zo wordt er een eenvoudige melodie gefloten en op dezelfde tonen gezongen.
Maar je kunt ook een doorgaande grondtoon zingen (een zogenaamd orgelpunt) en tegelijk een gebonden melodie spelen. Dan heb je de in je eentje echte meerstemmigheid. Dat is een hele leuke ervaring voor de kinderen.
Variatie 1: nu wordt het spannend en uitdagend: speel een gewone toonladder op de fluit en zing er in canon dezelfde toonladder achteraan! Start de canon op de derde fluittoon, dan loopt de canon mooi in tertsen. Het wisselmoment bovenin de toonladder is spannend: als het goed is, is er net na het keerpunt één toon gezamenlijk.
Variatie 2: speel een stijgende toonladder, en zing tegelijk een dalende toonladder.
Terug