Met deze oefening train je de leerlingen om te wennen aan het in positie brengen van de fluit: de juiste hand boven, de vingers op de gaten, het mondstuk boven bij de mond. Geef de leerlingen commando's: 'houd je fluit met je rechterhand hoog in de lucht.' 'Zet je fluit in vijf tellen klaar aan je mond.' 'Houd de fluit met het mondstuk in je hand achter je rug.' 'Zet de fluit in zes tellen met je ogen dicht aan je mond.' Ḿaak een lange neus met de fluit, met de onderkant tegen je neus.' 'Zet de fluit ondersteboven met alle gaatjes dicht aan je mond.' et cetera.
Door deze soms wat gekke opdrachten worden de kinderen uitgedaagd om goed te luisteren en snel te reageren, en wennen eraan hoe je de fluit goed aan je mond zet. Ook horen ze steeds de begrippen die bij de fluit horen: mondstuk, gaatjes, rechterhand/linkerhand.
Terug