De leerlingen houden met hun vingers alle gaatjes van de fluit dicht. Nu gaan de vingers met beide handen tegelijk op de fluit klappen, te beginnen met de pinken. Vier keer klappen en dan vast, tel met de leerlingen mee: klap-klap-klap-klap-vast. Daarna volgen de vierde vingers (ringvingers), die zijn wat minder sterk: klap-klap-klap-klap-vast. Daarna de derde vingers en de tweede vingers. Let erop dat de vingers die niet aan de beurt zijn rustig op de gaten blijven staan, we oefenen de onafhankelijkheid van de vingers.
Variatie: klap met twee vingers tegelijk, bijvoorbeeld met de derde en de vijfde vinger. Omdat het met twee handen tegelijk gaat, bewegen er dus vier vingers! Weet een van de leerlingen nog een mogelijkheid?
Terug