De leerlingen moeten leren in welke mate de vingers gestrekt of gekromd moeten zijn bij het fluitspelen. Vaak staan de vingers te gebogen, en wordt geprobeerd met alleen de vingertoppen de gaatjes te sluiten. Maar de vingers mogen gerust wat platter gehouden worden, en iets uitsteken over de gaten. Dan is het eenvoudiger om de gaten te sluiten, en de handhouding is meer ontspannen. Oefening: de leerkracht speelt enkele melodieën voor, de leerlingen spelen na. Bij sommige melodieën worden de vingers overdreven gekromd, bij andere overdreven gestrekt. En bij sommige worden de vingers al spelende steeds krommer of platter. De kinderen proberen dit exact zo na te doen.
Variatie 1: spiegelen; speelt de leerkracht gestrekt voor, dan spelen de leerlingen krom na.
Variatie 2: de linkerhand speelt met gestrekte vingers, de andere met kromme vingers. Wissel af, en eventueel: spiegel.
Variatie 3: houd de fluit vast met alle gaatjes aan de voorzijde open. Krom de vingers, en dan, met het geluid van een zoemend motortje, schuiven de vingers langzaam naar een volledig gestrekte stand, en daarna weer terug naar de gekromde stand. Schuif vervolgens, als een machientje, de vingers precies zo ver als optimaal is. Op tijd het motortje uitzetten, ander moet er opnieuw begonnen worden!
Door hier zo al oefenend mee bezig te zijn, ontstaat bij de leerlingen bewustzijn voor de juiste kromming van de vingers bij het fluitspel.
Terug