Oefen met de leerlingen het gecontroleerd stuiteren van de stokjes op de drumplankjes, waardoor er na enige oefening een doorgaande roffel kan ontstaan. De beide stokjes moeten losjes in de handen gehouden worden, speel rechts-links, rechts-links, eerst enkele noten, dan dubbele noten, dan weer enkele noten, et cetera, zie het notenvoorbeeld. Versnel dan geleidelijk, en blijf regelmatig in de tikken van de stokjes.
Daarna kunnen de triolen geprobeerd worden, alleen de eerste tik is actief, de tweede en derde zijn de na-stuiteringen. Wissel ook hierbij af met kwarten, achtsten en triolen, en versnel geleidelijk. Als het stuiteren van de triolen gecontroleerd en ontspannen gaat, kan je met enkel triolen een doorgaande roffel maken. Ook hier start je met een langzaam tempo, en wordt er geleidelijk aan versneld.
Variatie 1: speel de opeenvolging van kwarten, achtsten en triolen met twee groepen in canon.
Variatie 2: bedenk ritme-oefeningen waarin de roffel een plek heeft, zoals in onderstaand voorbeeld. De triolen worden als roffel op het drumplankje gespeeld, de noten in de tweede maat worden met de stokjes tegen elkaar gespeeld. Het klankverschil en de combinatie met de roffels maken het interessant. De roffel kan elke keer weer opnieuw worden opgezet. Het blijft lastig om een roffel voor langere tijd (op een regelmatige wijze) aan te houden.
Lukt dat eenmaal, probeer dan ook eens te variëren in dynamiek: een zachte roffel, een luide, een crescendo, een in klank uitstervende roffel.
Terug