Zet verschillende dynamische tekens op het bord: pp, p, mp, mf, f, ff. De leerlingen spelen een ostinaat ritme met de stokjes (eventueel op het drumplankje). Een van de leerlingen wijst op het bord een van de dynamische tekens aan, de klas speelt het ritme met de aangewezen klanksterkte. Hierbij gaan de leerlingen de subtiele verschillen ervaren tussen de verschillende klanksterktes. Het tempo blijft steeds hetzelfde, ook als er harder getikt wordt.
Variatie 1: je kunt met een duidelijke regelmaat steeds een niveau opschuiven, en bij elke klanksterkte het ritme bijvoorbeeld vier keer spelen. Dan is het duidelijk wat er verwacht wordt. Maar je kunt ook sneller en onverwachter wisselen van niveau.
Variatie 2: voeg ook tekens voor crescendo en decrescendo toe. Wanneer een dergelijk teken wordt aangewezen groeit de klanksterkte geleidelijk, of hij neemt geleidelijk af. Ook aanduidingen voor versnellen (accelerando) en vertragen (ritardando) kunnen gebruikt worden, waarbij het de uitdaging is om als klas bij elkaar te blijven bij het verhogen of verlagen van het tempo.
Variatie 3: er kunnen door twee leerlingen twee begrippen tegelijk aangewezen worden, één voor de dynamiek, en één voor het tempo. Er moet dan misschien ook een teken op het bord dat betekent dat het tempo gelijk blijft. Zo kan er tegelijkertijd vertraagd worden en zachter gespeeld worden, of versneld worden en sterker gespeeld worden.
Variatie 4: maak eens een ritmepartituur (zie voorbeelden op deze pagina) met daarin verschillende klanken (op het drumplankje) en een dynamisch verloop, eventueel zelfs tempowisselingen, fermates, vertragingen, alles met de juiste symbolen en termen. Voer het zo exact mogelijk uit. Vooral zesde klassen vinden dit een heerlijke oefening: precies doen wat er staat. En natuurlijk willen ze zelf ook wel eens zo'n ritmepartituur maken....
Terug