Oefeningen voor brommers
Kinderen en volwassenen die geen wijs kunnen houden en daardoor vaak lager meezingen worden brommers genoemd. In dit artikel van Astrid Schoots wordt duidelijk uiteengezet op welke manieren we hier naar kunnen kijken, en wat mogelijke remedies zijn. Doorgaans gaan kinderen die weinig gezongen hebben na verloop van tijd vanzelf zuiver meezingen in een klas die veel zingt. Maar soms is het probleem hardnekkiger, zeker wanneer er rond het tiende levensjaar meer zelfbewustzijn komt, en de kinderen gaan merken dat er iets niet klopt met hun zingen. Er is helaas geen eenduidig recept voor brommers. Onderstaande oefeningen kunnen behulpzaam zijn.
1 - Stem of oren?
Wat is de oorzaak van het niet kunnen vasthouden van een toonhoogte of een melodie, waarom komt de stem niet mee? De stem kan haperen bij hogere tonen, maar het is ook goed mogelijk dat er iets in het gehoor afwijkt, waardoor de juiste toon niet gehoord kan worden. Om daarover meer duidelijkheid te krijgen kan een gehoorstest gedaan worden. Aan de piano worden door de leerkracht eenvoudige melodietjes van twee of drie tonen voorgespeeld, de leerling speelt ze (enkele octaven hoger) na. Het zijn fragmentjes met herhalende, stijgende en dalende tonen, zonder sprongen. Wordt door de leerling gehoord hoe de melodie zich beweegt, worden toonsherhalingen gehoord?
Lees verder2 - Bromvlieg in de achtbaan
Op een lage toon wordt een monotone vvvv-- gezongen, als een stationair draaiende motor, en tegelijk wordt een hand naar voren gehouden: de bromvlieg die klaar is om op te stijgen! Vervolgens gaat de bromvlieg vliegoefeningen doen, met een bewegende hand die de baan van de vlieg beschrijft: gelijkmatig zwevend, iets stijgend, dalend, vallend, een looping makend, golvend, haperend, en de hand doet alles mee. Leerling en leerkracht doen het samen, de leerkracht leidt en stuurt, goed luisterend naar de toonhoogte die mét de bewegingen van de bromvlieg meedaalt of -stijgt.
Lees verder3 - Op afstand getallen nazeggen
Deze oefening kan gedaan worden met enkele leerlingen, waarvan er één bromt. In elke hoek van de zaal staat een leerling, de leerkracht zegt een getal, de anderen zeggen één voor één het getal na, maar dan steeds eentje hoger. Dus 16 - 17 - 18 - 19, waarbij elke leerling met overtuiging zijn getal zegt. Alsof het de anderen wil overtuigen van zijn gelijk. Ze moeten met lef van afstand hun stem durven te laten klinken. Leg op verschillende manieren expressie en energie in de stem: zacht-hard, streng-verlegen, klagend-blij, kortaf-vragend.
Lees verder4 - Smakelijk eten
Het ene gerecht smaakt nog lekkerder dan het andere..... Noem een smakelijk gerecht, en de leerling mag met mmmm-- aangeven hoe lekker hij het vindt: héél lekker = een groot glissando naar boven, redelijk lekker = een kleiner glissando, matig lekker = monotoon, vies = een afkeurend dalend geluid. En tegelijk natuurlijk de handen naast de wangen bewegen!
Lees verder5 - Spin aan een draad
Twee handen op de knieën, met kriebelende vingers: twee spinnen die staan te popelen om hun draad in te klimmen. Met een stijgende roetsj... klimmen ze elk in hun eigen draad, en maken daar allerlei avonturen mee: ze glijden weer naar beneden (met een dalende zzzzz), ze springen over naar elkaars draad (hop!), ze schommelen heen en weer in hun draad (hoei-hoei), of ze vallen pardoes op de grond (boink!). Alles wordt met de handen gedaan, met spinnende vingers, en alles wat het verhaal kan illustreren.
Lees verder6 - Traplopen
Ga onderaan een trap staan, dat is de plek van de grondtoon. De leerkracht zingt een drietoonsmelodietje voor op ja-ja-ja dat begint en eindigt met de grondtoon. Tegelijk worden de juiste treden van de trap gebruikt. Je kunt dat samen met de leerling doen of afwisselend. Zing de melodie op een hoogte die voor de leerling goed haalbaar is. Zo ontstaat er bewustzijn in toonhoogteverschillen. Je kunt ook toonherhalingen of kleine sprongetjes (tree overslaan) toepassen.
Lees verder7 - Zingen met de armen
Zing een lied voor en beweeg je armen mee, volg de toonhoogte en de beweging van de melodie. Vraag ook de leerling dat te doen, maar zonder te zingen. Laat hem de bewegingen zo precies mogelijk op die van jou afstemmen. Vervolgens herhaal je het lied terwijl de leerling de bewegingen precies zo doet als de vorige keer. Hij zingt dan innerlijk mee met de melodie, de armbewegingen zijn daarvan de expressie. Wissel af met ingetogen en uitbundige liedjes.
Lees verder