Leg de vingertoppen van beide handen zachtjes op de hals, onder de onderkaak, bij het strottenhoofd. Sluit de ogen en neurie een melodie, zoek de hogere tonen op, en de lagere. De leekracht kan hierbij voorzingen, de leerlingen zingen na. Tast met de vingers af waar de klank het best voelbaar is: het trillen van het strottenhoofd en de omgeving daarvan. Zoek de optimale plek en optimale toonhoogte voor de grootste trilling, en kijk of die trilling nog wat te versterken is. Misschien trillen zelfs de oren wat mee.
Visualiseer de stromende lucht door het strottenhoofd, de warmte ervan, de trilling van de stembanden en de verspreiding ervan. In plaats van de vingertoppen kan ook de hele hand het strottenhoofd zachtjes omvatten, dan wordt de trilling gevoeld aan de binnenzijde van de hand.
Terug