Deze oefening is geschikt voor de hogere klasen. Op het bord wordt een willekeurige reeks getallen geschreven van 2 tot 6, bijvoorbeeld 4-2-2-5-4-3. Dit zijn van zes maten het aantal tellen per maat. De leerlingen stampen elke 1e tel van de maat, en klappen de overige tellen. Er zijn dus voortdurend maatwisselingen. Je kunt een van de leerlingen vragen om op elke eerste tel een trommelslag te geven, of met een bal te stuiteren. De leerlingen moeten opletten dat ze zich niet vertellen. Ook versnellen moet worden vermeden. De uitdaging is dat bij iedereen de laatste klap de laatste is, een strak slot dus.
Variatie 1: vraag de leerlingen om nu de reeks van achteren naar voren te doen, bij het bovenstaande voorbeeld wordt dat dan: 3-4-5-2-2-4. Nu kan je kiezen: je doet de maten echt van achteren naar voren, zodat elke eerste tel ook steeds aan het eind van de maat komt, óf de maten verschuiven van volgorde, en de de maten lopen gewoon vanaf de eerste tel tot de laatste.
Variatie 2: doe beide vormen tegelijk. De ene helft van de klas loopt de reeks door van voor naar achteren, de andere helft heeft de omgekeerde reeks. Retorische vraag vooraf: welke groep is het eerste klaar...?
Variatie 3: als de leerlingen dit goed kunnen, kan je er voor kiezen om alleen de stampen hoorbaar te doen, en de overige maatdelen stil te houden of onhoorbaar met een vinger tegen het been te doen. Hierdoor vallen er steeds gaten, en is het moeilijker om niet in de war te raken. Het vraagt van de leerlingen een grote concentratie en innerlijk meeluisteren.
Variatie 4: doe de bovenstaande vormen in canon, waarbij de tweede groep na vier tellen start. Hierbij eindigen de groepen uiteraard wel na elkaar, maar lukt het de leerlingen om niet de tel kwijt te raken? Nog een slag moeilijker is het wanneer de beide canongroepen gemixt zijn, zodat de leerlingen iemand uit de andere groep naast zich hebben.
Terug