16 - Orkestspel

De leerlingen zitten in een kring, de eerste leerling begint met een zelfbedacht melodisch motiefje, een ritmisch geluid of een reeks klanken (bijvoorbeeld een trompet imiterend). De tweede leerling valt in met een eigen motiefje, een ander geluid, maar wel passend in de puls van de eerste. Het tweede orkestinstrument speelt mee. Vervolgens bouwt het op naar zesstemmig, en alle klanken en melodieën passen ritmisch bij elkaar. Je kunt eventueel een trommel mee laten spelen voor een doorgaande puls.

Wanneer nummer 7 invalt mag nummer 1 stoppen. Zo verandert geleidelijk de totaalklank. Ieder nieuw instrument dat gaat meespelen moet een balans vinden tussen een eigen en originele inbreng, maar tegelijk niet de reeds bestaande samenklank veronachtzamen. Belangrijke regel: de klanken moeten dóórgaan, er mag niet gestopt worden, en de luisterende leerlingen mogen geen commentaar geven. Het is best spannend voor de leerlingen om zich zo met een eigen klank te manifesteren, zeker als het wat gek en ongewoon mag zijn. Wie durft...?

Terug
X

Gebruik je mobiel in horizontale positie voor een optimale weergave.